Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-01-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:172
Zaaknummer
13-117
Inhoudsindicatie
Een advocaat is verplicht met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Verweerder heeft de signalen van klaagster over de slechte financiële situatie van klaagster ten onrechte genegeerd.
Uitspraak
Beslissing van 13 januari 2014
in de zaak 13-117
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw B
klaagster
tegen:
mr. V
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 16 mei 2013 met kenmerk RvT 9481/LB/sd, door de raad ontvangen op 17 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 september 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief en van de daarbij op de inventarislijst vermelde bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klaagster vanaf eind december 2009 tot 21 juni 2011 bijgestaan bij de afwikkeling van haar echtscheiding en bij diverse met de echtscheiding verband houdende aangelegenheden. De werkzaamheden zijn door verweerder op betalende basis verricht. In totaal is een bedrag van ruim € 38.000,-- door verweerder aan klaagster in rekening gebracht. Alle declaraties, met uitzondering van die van 5 juli 2011, heeft verweerster voldaan. De laatste declaratie is door verweerder ter begroting voorgelegd aan de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten van destijds het arrondissement Utrecht. De raad heeft de werkzaamheden begroot overeenkomstig de door verweerder aan klager toegestuurde declaratie. Klaagster heeft in de begrotingsprocedure aangevoerd dat verweerder haar onvoldoende heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Alhoewel de Raad van Toezicht opmerkt dat dit verwijt geen onderwerp van de begrotingsprocedure vormt heeft de Raad van Toezicht in de begrotingsbeslissing naar aanleiding van dit punt als volgt overwogen:
“Overeenkomstig de gedragsregels 1992 rust op een advocaat de plicht, tenzij deze goede gronden heeft om aan te nemen dat de cliënt niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking komt, bij het begin van de zaak en telkens als daar aanleiding toe is, te bezien of een cliënt hiervoor in aanmerking komt. Het is raadzaam, en in sommige gevallen zelfs verplicht, de afwegingen en afspraken daaromtrent ook duidelijk en schriftelijk te communiceren met de cliënt.
Uit het dossier blijkt de Raad dan het volgende. Bij e-mail van 9 december 2009 heeft mr. V mevrouw B zijn tarief meegedeeld onder verwijzing naar de kennelijk meegestuurde algemene voorwaarden (die in het dossier ontbreken). Mevrouw B heeft daar niet (ook niet afwijzend) op gereageerd. Zij heeft vervolgens 12 nota’s verspreid over ca. 12 maanden ten bedrage van in totaal € 34.000,-- betaald. Vanaf september 2010 komen de eerste signalen van mevrouw B over de nota’s van mr. V. Hoewel zij niet meteen letterlijk stelt dat zij die niet meer kan betalen (zij betaalt de nota’s d.d. september 2010 tot en met december 2010 kennelijk gewoon), maakt zij wel toespelingen daarop. In haar e-mails aan mr. V d.d. 5 september 2010 en 8 november 2010 geeft zij aan dat zij zelf juridische acties wil gaan ondernemen om kosten te besparen (als kandidaat-notaris heeft zij een juridische achtergrond). In de e-mail van 18 februari 2011 spreekt zij richting mr. V van haar erbarmelijke financiële situatie (kinderalimentatie is net afgewezen, haar praktijk rendeert nog niet, haar contract bij een notaris wordt niet verlengd). In haar e-mail aan mr. V d.d. 12 april 2011 verzoekt zij om matiging van de nota, omdat zij ontevreden is met het tot dusverre behaalde resultaat. En in de e-mails van 13 april en 13 mei 2011 geeft zij betreffende de vraag of hoger beroep moet worden ingesteld aan, dat haar de middelen daarvoor eenvoudigweg ontbreken.
Hier komt bij dat mevrouw B haar financiële positie in december 2010 in grote lijnen schetste aan mr. V. Zij meldde hem dat haar weliswaar een bedrag van € 135.000,-- betreffende haar vertrek uit een notarismaatschap was uitgekeerd, maar dat daarvan € 35.000,-- over was in verband met allerlei kosten, waaronder, deels, advocaatkosten. Ook meldde zij dat hoewel er nog geen aangifte IB over 2008 en 2009 was gedaan, zij uit dien hoofde rekening hield met minstens een bedrag van € 60.000,-- IB 2008, - het bedrag aan IB 2009 nog daargelaten, waardoor er niets zou overblijven.”
De begrotingsbeslissing van de Raad van Toezicht is door verweerder voorgelegd aan de rechtbank Utrecht. Bij verzoekschrift van 16 juli 2012 met het verzoek de begrotingsbeslissing nader vast te stellen, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag van algehele voldoening en deze van tenuitvoerlegging te voorzien.
2.3 Bij brief van 3 oktober 2012 met bijlagen heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te verzuimen (op enig moment) een toevoeging aan te vragen voor de rechtsbijstand aan klaagster in de echtscheidingskwestie, waardoor klaagster ten onrechte de declaraties van verweerder heeft voldaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat hij alleen op betalende basis zijn werkzaamheden verricht en dat hij zulks aan klaagster heeft medegedeeld in het kader van de opdracht die klaagster aan verweerder heeft verstrekt. Aanvraag van een toevoeging was niet mogelijk, omdat er geen gegevens voorhanden waren die aan de aanvraag ten grondslag zouden kunnen worden gelegd. In het bijzonder ontbrak de aangifte inkomstenbelasting 2009, op grond waarvan de Raad voor Rechtsbijstand de toevoegingsaanvraag zou toetsen. Klaagster heeft de declaraties, met uitzondering van de laatste, immer voldaan. De laatste declaratie is door de Raad van Toezicht in het kader van de begrotingsprocedure niet gematigd.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder is klaagster op betalende basis bij gaan staan. In het eerste jaar dat de rechtsbijstand is verleend heeft klaagster de declaraties van verweerder zonder enig protest voldaan en was er geen aanleiding te veronderstellen dat klaagster financiële problemen had. Vanaf oktober 2010 gaf klaagster te kennen kosten te willen besparen door zelf juridische acties te gaan ondernemen. In december 2010 maakte klaagster melding van het feit dat zij de declaratie van verweerder niet kan betalen en dat zij daarvoor geld moet lenen bij haar familie. De Raad van Toezicht maakt in de begrotingsbeslissing van 28 juni 2012 melding van een e-mail van 18 februari 2011 waarin klaagster haar noodlijdende financiële situatie aan verweerder uiteen heeft gezet. Deze omstandigheden hadden voor verweerder aanleiding moeten zijn om met klaagster te overleggen of op dezelfde voet de door hem verleende rechtsbijstand kon worden voortgezet en te onderzoeken of klaagster inmiddels voor een toevoeging in aanmerking kwam. Op grond van artikel 24 lid 1 van de Gedragsregels 1992 is een advocaat immers verplicht met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen.
5.2 Het feit dat de aangifte inkomstenbelasting 2009 door klaagster nog niet was gedaan, vormde kennelijk niet een doorslaggevend beletsel bij de beoordeling of klaagster voor toevoeging in aanmerking kwam, nu aan de opvolgend advocaat in november 2011, derhalve op basis van hetzelfde peiljaar als wanneer verweerder de toevoeging zou hebben aangevraagd, aan klaagster alsnog een toevoeging is verleend.
BESLISSING
De raad van discipline:
De klacht is gegrond voor zover hierboven overwogen.
De raad legt aan verweerder een enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. A.T Bolt, H. Dulack, H.H. Tan, P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.