Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:308
Zaaknummer
OB 86 - 2014
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Vanwege klagers eigen gedragingen (ondertekenen deelnemersovereenkomst) en tijdsverloop zijn klachten over verweersters gedragingen niet-ontvankelijk. Verweerster heeft voorts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager vijf maanden te laten wachten op een reactie, door te weigeren het convenant aan te passen en door haar cliënte te adviseren het convenant niet te ondertekenen.
Inhoudsindicatie
Klacht deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 1 december 2014
in de zaak OB 86-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 4 april 2014 met kenmerk K48|14|018K , door de raad ontvangen op 7 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 oktober 2014. Klager en verweerster, vergezeld van haar kantoorgenoot mr. M., zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 4 april 2014 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerster was de advocaat van klagers ex-echtgenoot en heeft klagers ex-echtgenoot bijgestaan in de echtscheidingszaak tegen klager. Het betreft een echtscheidingsprocedure middels “collaborative divorce”, ook wel “overlegscheiding” genoemd. De deelnemersovereenkomst die in dit verband is gesloten, is door partijen ondertekend op 8 december 2011.
2.2 Voordat deze overeenkomst tot stand kwam had klagers ex-echtgenoot zich voor advies gewend tot verweerster. Verweerster heeft haar cliënte toen geadviseerd om een echtscheidingsprocedure op te starten middels “collaborative divorce”. Verweersters cliënte had verweerster verteld dat klager in zakelijke aangelegenheden werd bijgestaan door advocatenkantoor H. Verweerster heeft, omdat zij wist dat bij het kantoor H een advocaat werkzaam was die eveneens bevoegd was om echtscheidingszaken te behandelen middels collaborative divorce, telefonisch contact opgenomen met kantoor H. Verweerster heeft gepeild of de betreffende advocaat klager zou kunnen en willen bijstaan. Klager heeft vervolgens met de betreffende advocaat een afspraak gemaakt voor een bespreking, maar heeft daarna besloten om een andere advocaat in de arm te nemen.
2.3 Bij het proces waren twee financieel deskundigen betrokken die voor beide partijen optraden. Na minnelijk overleg heeft klagers advocaat een convenant opgesteld, dat door verweerster is aangevuld en aangepast. Verweerster heeft haar cliënte geadviseerd om het convenant niet te tekenen omdat de risico’s voor haar cliënte te groot zouden zijn. Op 13 januari 2014 heeft klager de overlegscheiding beëindigd, waarmee tevens een einde is gekomen aan de bijstand van verweerster aan klagers ex-echtgenote.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. zij contact heeft opgenomen met het advocatenkantoor (H) dat klager gewoonlijk bijstond, zonder dat ze wist dat dit ook in de echtscheidingsprocedure het geval zou zijn;
2. zij te meer verwijtbaar heeft gehandeld nu de partner van verweerster bij dat kantoor werkt, zelfs als adviseur van klager. Gevolg hiervan is geweest dat klager zich voor de echtscheiding tot een ander kantoor moest wenden;
3. zij zich in de procedure onvoldoende coöperatief heeft opgesteld, zo heeft zij klager vijf maanden laten wachten op een reactie op zijn voorstel;
4. ondanks afspraak heeft geweigerd het convenant aan te passen, zij deed dit pas na een half jaar en na dreiging met stopzetting van de medewerking door klager;
5. zij het convenant dat door de advocaat van klager was opgesteld en door haar en de wederpartij was aangepast, opnieuw ter discussie heeft gesteld hoewel haar cliënte het ermee eens was, en is haar toezegging om de deken hierover te raadplegen niet nagekomen. Zij reageerde helemaal niet meer op verzoeken, waardoor klager gedwongen was zijn medewerking te beëindigen en met een nieuwe advocaat opnieuw te beginnen nadat al hoge kosten waren gemaakt.
4 VERWEER
4.1 Klachtonderdelen 1 en 2
Bij aanvang van de overlegscheiding is reeds aan klager uitgelegd dat door het ondertekenen van de deelnemersovereenkomst de vertrouwelijkheid gold zowel richting verweersters cliënte als richting klager. Deze vertrouwelijkheid houdt in dat verweerster geen informatie uit de overlegscheiding bespreekt met andere advocaten. Voor aanvang van de overlegscheiding wordt gekeken welke advocaten in de omgeving hiertoe bevoegd en beschikbaar zijn. Enkel en alleen omdat verweerster van haar cliënte had vernomen dat klager met kantoor H gewoonlijk zaken doet, heeft verweerster met de familierechtadvocaat op dat kantoor, die ook bevoegd is op te treden in een overlegscheiding, contact opgenomen om te bespreken of zij daartoe bereid zou zijn. Vervolgens heeft klager ook een afspraak met deze advocaat gemaakt. Uiteindelijk heeft hij echter besloten om met een andere overlegscheidingsadvocaat deel te nemen aan de overlegscheiding.
4.2 Klachtonderdelen 3, 4 en 5
In de overlegscheiding was de vrouw verweersters opdrachtgever en niet klager. De overlegscheiding verliep moeizaam. Dit werd grotendeels veroorzaakt door het feit dat klager zelf tot twee keer toe de financieel deskundige buiten spel zette. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat deze overlegscheiding zonder financieel deskundige diende te worden voortgezet. Daarmee werd het voor verweerster als advocaat lastiger om haar cliënte te adviseren. De door klager voorgestelde werkwijze was niet in het belang van verweersters cliënte.
4.3 Aan het einde van het proces, in het zicht van de haven, was er een aantal essentiële punten dat verweerster namens haar cliënte opgehelderd wilde zien, alvorens zij haar cliënte kon adviseren om over te gaan tot ondertekening van het convenant. Partijen hadden een open einde overeenkomst voor ogen gehad. Het laatste door klager zelf aangepaste concept convenant was echter niet alleen een open einde overeenkomst maar ook een blinde overeenkomst. Er waren twee belangrijke openstaande punten, te weten de toedeling van alle bankrekeningen en spaarrekeningen, zonder dat duidelijkheid werd verstrekt over de daarop op de peildatum aanwezige saldi en de overdracht van de helft van de aandelen van de BV van klager aan verweersters cliënte. Verweerster heeft toen aangegeven dat zij geen verantwoordelijkheid wilde nemen voor het blinde convenant en dat zij daarvoor aansprakelijk zou kunnen worden gehouden als achteraf zou blijken dat door haar cliënte zou zijn ingestemd met een regeling welke zij nimmer zou hebben afgesproken als zij op de hoogte zou zijn geweest van de concrete bedragen. Tevens heeft verweerster aangegeven dat zij bereid was om hierover overleg te voeren met de deken als zij van mening was dat zij haar cliënte moest adviseren in strijd met haar belang.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht ziet op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klager. In dat verband heeft te gelden dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
5.2 Klachtonderdelen 1 en 2
Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1 en 2 zal de raad deze gezamenlijk beoordelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt klager op het moment dat hij de in verband met de overlegscheiding te sluiten deelnemersovereenkomst ondertekende bekend was met het feit dat verweerster contact had opgenomen met het advocatenkantoor H en dat de partner van verweerster daar als advocaat werkzaam was. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat voorts vast dat partijen deze omstandigheden voorafgaand aan het tekenen van de deelnemersovereenkomst met elkaar hebben besproken, waarbij door verweerster aan klager is medegedeeld dat de op basis van de deelnemersovereenkomst geldende vertrouwelijkheid inhoudt dat verweerster geen informatie uit de overlegscheiding bespreekt met andere advocaten. Kennelijk had klager vrede met deze situatie, want hij heeft de deelnemersovereenkomst op 8 december 2011 ondertekend. Klager heeft vervolgens eerst op 30 januari 2014 bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster, waarbij hij zich alsnog heeft beklaagd over het feit dat verweerster contact had opgenomen met het advocatenkantoor H en dat de partner van verweerster daar als advocaat werkzaam was.
5.3 De raad dient te beoordelen of klager te lang heeft gewacht met het indienen van zijn klacht. Bij het beoordelen van het tijdsverloop sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van klagers wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij rechtszekerheid. Dit houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk lang te beschouwen nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. De raad is van oordeel dat, nu klager, nadat tussen partijen reeds aan de orde was geweest dat verweerster contact had opgenomen met het advocatenkantoor H en dat de partner van verweerster daar als advocaat werkzaam was, op 8 december 2011 is overgaan tot ondertekening van de overeenkomst, verweerster niet meer hoefde te verwachten dat zij zich hierover jaren later nog bij de deken en de tuchtrechter zou moeten verantwoorden. De raad zal klager dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de klachtonderdelen 1 en 2.
5.4 Klachtonderdelen 3, 4 en 5
Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 3, 4 en 5 zal de raad deze gezamenlijk beoordelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat sprake was van een, ook in financieel opzicht, ingewikkelde echtscheidingszaak. Verweersters primaire taak was daarbij om de belangen van haar cliënte op een zo goed mogelijke manier te behartigen. Daarbij genoot zij, zoals hierboven onder 5.1 is overwogen, een ruime mate van vrijheid. Dat verweerster klager vijf maanden heeft laten wachten op een reactie op klagers voorstel en heeft geweigerd om het convenant aan te passen, is dan ook op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Kennelijk was er aan de zijde van verweerster tijd nodig om de kwestie te bestuderen en in overleg met haar cliënte beslissingen te nemen. De raad is niet gebleken dat klagers advocaat zich daartegen heeft verzet of verweerster heeft aangespoord om sneller te reageren. Evenmin is gebleken daardoor de belangen van klager nodeloos zijn geschaad.
5.5 De raad is van oordeel dat verweerster evenmin een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij haar cliënte heeft geadviseerd om het convenant niet te ondertekenen. Naar de deskundige en naar zijn aard partijdige mening van verweerster was het convenant, in elk geval potentieel, zodanig nadelig voor haar cliënte dat zij haar niet tot ondertekening kon adviseren. Het is de taak, zelfs de verplichting, van verweerster om haar cliënte naar beste vermogen bij te staan. Deze verplichting leidde verweerster kennelijk tot het advies “niet tekenen” te leiden. Niet is gebleken dat verweerster met dit advies de grenzen heeft overschreden van hetgeen haar in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij vrijstond. De raad zal de klachtonderdelen 3, 4 en 5 op grond van het bovenstaande ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
1. verklaart klager niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 1 en 2;
2. verklaart de klachtonderdelen 3, 4 en 5 ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
en per e-mail verzonden aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder/verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door
- klager/klaagster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl