Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-11-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:299
Zaaknummer
14-058A
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft de behandeling van een echtscheidingsprocedure overgenomen van mr. Z. Mr. Z stond klager bij op toevoegingsbasis. Verweerster heeft bij de overname van de zaak bedongen dat zij haar werkzaamheden niet op toevoegingsbasis zou verrichten, maar op betalende basis. Verweerster heeft de toevoeging op haar naam gemuteerd teneinde de gemaakte tolkkosten via de Raad voor Rechtsbijstand te kunnen declareren. De klacht houdt in dat verweerster klager heeft bijgestaan terwijl een toevoeging aan klager was verstrekt en de toevoeging “functioneel” heeft gebruikt teneinde de gemaakte tolkkosten vergoed te krijgen (klachtonderdelen gegrond). Tevens verwijt klager verweerster dat zij de reeds door klager betaalde declaraties wegens onverschuldigde betaling weigerde te crediteren. Het laatste klachtonderdeel is ongegrond. Volgens vaste jurisprudentie heeft de raad niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure.
Uitspraak
Beslissing van 4 november 2014
in de zaak 14-058A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
advocaat te
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 27 februari 2014 met kenmerk 4013-1318, door de raad ontvangen op 28 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 september 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerster. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in 1.1 bedoelde brief van de deken;
- de stukken genummerd 1 tot en met 7, opgenomen in de inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster heeft op 5 december 2012 de behandeling van een echtscheidingsprocedure overgenomen van mr. Z. Mr. Z, die reeds vele uren aan de zaak van klager had besteed, stond klager bij op toevoegingsbasis. Verweerster heeft bij de overname van de zaak bedongen dat zij haar werkzaamheden niet op toevoegingsbasis zou verrichten, maar op betalende basis tegen een uurtarief van € 170,- exclusief 21% BTW. Verweerster heeft een en ander op 6 december 2012 schriftelijk aan klager bevestigd.
2.3 In totaal heeft verweerster een bedrag van (afgerond) € 2.500,- aan klager in rekening gebracht waarvan een bedrag van € 1.645,- door klager is voldaan. Verweerster heeft de toevoeging bij mr. Z opgevraagd en de Raad voor Rechtsbijstand op 11 januari 2013 als opvolgend raadsvrouw verzocht de toevoeging op haar naam te muteren. Verweerster wilde hiermee de gemaakte tolkkosten onder de toevoeging kunnen declareren. Bij besluit van 25 februari 2013 is de originele toevoeging op naam van verweerster gesteld.
2.4 Op 20 september 2013 is er tussen klager en verweerster telefonisch contact geweest en heeft klager gevraagd waarom hij de factuur van 11 september 2013 nog moest betalen, nu er een nieuwe toevoeging zou zijn verkregen. Verweerster heeft klager op 24 september 2013 geschreven dat zij de toevoeging op haar naam had laten muteren, omdat daarmee de uren van mr. Z vergoed dienden te worden alsmede de tolkkosten. Verweerster heeft klager in deze brief verzocht om tot betaling van haar openstaande declaratie over te gaan.
2.5 Bij brief van 13 november 2013 heeft de gemachtigde van klager verweerster aangeschreven met het verzoek om een bedrag van € 1.645,60 naar klager terug te storten wegen onverschuldigde betaling. Aan dit verzoek heeft verweerster geen gehoor gegeven.
2.6 Bij brief met bijlagen van 17 december 2013 heeft de gemachtigde van klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) klager op betalende basis heeft bijgestaan terwijl een toevoeging aan
hem was verstrekt;
b) weigert de door klager betaalde declaraties wegens onverschuldigde
betaling te crediteren;
c) de toevoeging “functioneel” heeft gebruikt teneinde de gemaakte
tolkkosten vergoed te krijgen.
4 BEOORDELING
Ad klachtonderdelen a en c
4.1 De raad zal de klachtonderdelen a en c gezamenlijk bespreken. Bij de beoordeling van deze klachtonderdelen is van belang hetgeen is bepaald in gedragsregel 24. In regel 24 is bepaald dat het de advocaat niet is toegestaan een vergoeding voor zijn werkzaamheden te bedingen of in ontvangst te nemen voor de behandeling van een zaak waarvoor hij is toegevoegd, alsmede dat wanneer een cliënt mogelijk voor toevoeging in aanmerking komt en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken de advocaat dat schriftelijk dient vast te leggen.
4.2 Hoewel verweerster klager schriftelijk heeft bevestigd dat zij de zaak van klager slechts zou overnemen op betalende basis, heeft verweerster de aan haar voorgangster verstrekte toevoeging toch op haar naam laten muteren. Door deze mutatie zou verweerster de gemaakte tolkkosten bij de Raad voor Rechtsbijstand kunnen declareren. De raad acht deze constructie in het licht van (de strekking van) gedragsregel 24 ongeoorloofd. Verweerster had na het muteren van de toevoeging op haar naam geen betaling mogen bedingen voor haar werkzaamheden omdat zij met die mutatie heeft aangegeven dat haar cliënt in aanmerking wenst te komen voor gefinancierde rechtsbijstand Klachtonderdelen a en c zijn dan ook gegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Voor wat betreft de klacht over de onverschuldigd betaalde declaraties wijst de raad erop dat de tuchtrechter volgens vaste jurisprudentie niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Van dat laatste is hier blijkens het klachtdossier geen sprake. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
5 MAATREGEL
5.1 De raad meent dat gelet op de aard en de ernst van de verweten gedragingen oplegging van na te noemen maatregel op zijn plaats is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a en c gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. S. van Andel,
A. de Groot, R. Lonterman, E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 november 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan, voor zover de klachtonderdelen gegrond zijn verklaard hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Voor het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl