Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:14

Zaaknummer

L 158 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerster kan van de wijze waarop zij klager in zijn echtscheidingsprocedure heeft bijgestaan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Niet gebleken van excessief declareren.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 27 januari 2014

     in de zaak L158-2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.

klager

 

 

tegen:

 

 

B.                                                                                                                        

verweerster

 

 

 

 

                                                                                                                                       1       Verloop van de procedure

 1.1   Bij brief aan de raad van 16 mei 2013 met kenmerk DOK 6495, door de raad ontvangen op 17 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

 1.2   Ter zitting van 25 november 2013 zijn klager, vergezeld van zijn advocaat mr. Z., en verweerster, vergezeld van haar kantoorgenoot mr.Y., verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

         - De brief van de deken d.d. 16 mei 2013 en de daarbij gevoegde stukken;

         - De nagekomen brief met bijlagen van klager d.d. 23 mei 2013;

         - De nagekomen brief met bijlagen van klager d.d. 10 november 2013.

 

2      FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerster heeft klager in de periode van februari 2008 tot en met mei 2011 bijgestaan in zijn echtscheiding van zijn voormalige echtgenote en de daarmee samenhangende procedures met betrekking tot een omgangsregeling, de vaststelling van kinder- en partneralimentatie en de verdeling van de VOF en de voormalige echtelijke woning.

 

2.2     Klager was gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Klager heeft zijn bloemenzaak, een eenmanszaak, ingebracht. Tijdens het huwelijk heeft klager de echtelijke woning, tevens bedrijfspand, aangekocht welke vervolgens is verbouwd, waarvoor partijen gezamenlijk een hypothecaire geldlening zijn aangegaan. Het pand is ingebracht in de eenmanszaak. Op enig moment is de eenmanszaak omgezet in een VOF, waarvan klager en zijn voormalige echtgenote vennoot waren. Er bestonden complexe afspraken over de winstverdeling binnen de VOF.

 

2.3     De relatie tussen klager en zijn voormalige echtgenote is eind 2007 verbroken. Klager is in de echtelijke woning blijven wonen. Omdat beide partijen de onderneming wilden voortzetten en geen overeenstemming kon worden bereikt hebben zij tot mei 2010 gezamenlijk in de onderneming gewerkt. 

 

2.4     In de gerechtelijke procedure is ter zitting van 21 maart 2011 een minnelijke regeling getroffen ter zake de ontbinding en afwikkeling van de VOF en de finale verrekening krachtens de huwelijkse voorwaarden, welke resulteerde in een door klager aan zijn ex-echtgenote te betalen bedrag van € 87.500,--. De rechtbank heeft de minnelijke regeling opgenomen in een beschikking d.d. 6 april 2011.

 

2.5     Verweerster heeft bij klager ter zake de door haar verrichte werkzaamheden een bedrag van € 55.520,50 in rekening gebracht, waarvan klager een bedrag van € 16.777,76 heeft betaald. Verweerster heeft de niet betaalde declaraties ter begroting voorgelegd aan de Raad van Toezicht, die de declaraties bij beslissing d.d. 10 december 2012 conform heeft begroot.

 

 

 

 

3      KLACHT

 

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij in de echtscheidingszaak die zij voor klager heeft behandeld:

          - de huwelijkse voorwaarden niet goed heeft afgewikkeld;

          - niet deskundig heeft gehandeld;

          - haar specialiteit niet heeft waargemaakt;

          - veel te veel tijd heeft besteed aan de zaak;

          - hoge declaraties heeft verzonden;

          - en de zaak niet voortvarend genoeg heeft afgewikkeld.

 

 

4      VERWEER

 

   4.1    De zaak is afgewikkeld op de wijze zoals klager dit voorstond. De afwikkeling van het ondernemingsvermogen en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is geschied op voor klager gunstige wijze, waarbij rekening is gehouden met latente belastingverplichtingen.

 

 4.2   Voor wat betreft de looptijd van de zaak en voor wat betreft de bestede tijd en kosten heeft een rol gespeeld dat de zaak feitelijk en juridisch complex was. Partijen hadden voorts een zeer moeizame verhouding en konden geen overeenstemming bereiken. Beide partijen wilden aanvankelijk de onderneming en het onroerend goed overnemen. De inventarisatie van de vermogenspositie van klager en van partijen gezamenlijk was bovendien niet duidelijk, noch waren de rechten en plichten voortvloeiend uit de vennootschapsovereenkomst duidelijk. Enige recente financiële administratie ontbrak en verweerster ontving de jaarstukken maar niet, terwijl klager meerdere malen drastisch zijn standpunten heeft gewijzigd. Klager kwam met de wederpartij gemaakte afspraken niet na. Uiteindelijk hebben partijen op de zitting van 21 maart 2011 een minnelijke regeling getroffen.

Verweerster kan geen verwijt worden gemaakt van het feit dat de afwikkeling veel tijd in beslag heeft genomen.

 

   4.3    De maandelijks aan klager verzonden facturen waren steeds voorzien van een specificatie zodat voor klager duidelijk was welke werkzaamheden waren verricht. Gedurende de behandeling van de zaak heeft klager niet tegen de declaraties geprotesteerd. Pas toen de zaak was afgerond en verweersters kantoor aanspraak maakte op betaling heeft klager geklaagd over de hoogte van de declaraties. Toen heeft klager betaling toegezegd. Aan klager is een aanzienlijke korting verleend op verweersters honorarium. De niet betaalde declaraties zijn ter begroting voorgelegd aan de Raad van Toezicht, die de declaraties bij beslissing d.d. 10 december 2012 conform heeft begroot.

 

 

5      BEOORDELING

 

 5.1   Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster uitgebreid verweer heeft gevoerd tegen de door klager bij de deken ingediende klacht. Verweerster heeft in haar verweer klagers klachten uitgebreid gemotiveerd weersproken.

 

 5.2   De raad stelt vast dat klager hetgeen verweerster in haar uitgebreide verweer naar voren heeft gebracht onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat naar het oordeel van de raad dan ook vast dat de minnelijke regeling die klager en zijn voormalige echtgenote op 21 maart 2011 hebben getroffen overeenstemde met hetgeen klager voorstond. Niet gebleken is dat verweerster de huwelijkse voorwaarden niet goed zou hebben afgewikkeld, noch dat de kwaliteit van verweersters dienstverlening ondermaats was.

 

 5.3 Verweerster heeft voorts de feiten en omstandigheden geschetst die er volgens haar toe hebben geleid dat de afwikkeling van klagers zaak lang heeft geduurd en dat verweerster veel tijd heeft moeten besteden aan zijn zaak. Klager heeft die feiten en omstandigheden niet dan wel onvoldoende weersproken. De raad is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat de afwikkeling van klagers zaak lang heeft geduurd. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt niet dat verweerster de zaak niet voortvarend genoeg heeft afgewikkeld.

 

 5.4 Ter zake de klacht dat verweerster hoge declaraties heeft verzonden overweegt de raad dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten, doch slechts waakt tegen excessief declareren. Bij beslissing d.d. 10 december 2012 heeft de Raad van Toezicht de niet door klager betaalde declaraties conform begroot. De raad is voorts van oordeel dat ook van de wel betaalde declaraties niet is komen vast te staan dat deze excessief waren. Van excessief declareren is derhalve niet gebleken.

 

 5.5     De raad komt tot de slotsom dat verweerster van de wijze waarop zij klager in zijn echtscheidingsprocedure heeft bijgestaan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zodat de klacht als ongegrond moet worden afgewezen.

 

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2014.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                                                                                                             

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 januari 2014     

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        klager    

-        verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.                                                                                                                                    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.                                                                                                                                 Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.                                                                                                                                    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl