Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:134

Zaaknummer

R. 4522/14.107

Inhoudsindicatie

Klacht client.

Inhoudsindicatie

Op basis van de gang van zaken kan niet worden vastgesteld dat verweerder de belangen van klaagster niet naar behoren heeft behartigd. Nu tussen klaagster en verweerder evident een verschil van mening bleef bestaan over de aanpak van de zaak, kon verweerder niet anders doen dan zich terug te trekken als advocaat.

Inhoudsindicatie

Nu de Wet voor rechtsbijstand een advocaat de mogelijkheid biedt de Raad voor Rechtsbijstand te verzoeken een toevoeging te beëindigen, is de handelswijze van verweerder - in de gegeven omstandigheden - niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 19 mei 2014 met kenmerk K068 2014 bm/ksl, door de raad ontvangen op 20 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft zich tot verweerder gewend in verband met een vordering van de woningbouwvereniging.

1.2 Bij brief van 19 februari 2014 heeft verweerder klaagster laten weten dat de vordering van de woningbouwvereniging ziet op achterstallige huur. Voorts heeft verweerder klaagster laten weten dat hij van mening is dat de gestelde tegenvordering van klaagster geen kans van slagen heeft. Verweerder heeft klaagster geadviseerd een betalingsregeling met de woningbouwvereniging te treffen.

1.3 Verweerder heeft zijn bevindingen en gemotiveerde standpunt nogmaals schriftelijk aan klaagster bevestigd bij brief van 21 februari 2014. Voor zover relevant heeft verweerder klaagster nog geschreven:

“...Graag hoor ik van u of u mijn advies wilt opvolgen of dat u van mening blijft verschillen.

Mocht het laatste het geval zijn dan verzoek ik u een andere advocaat te zoeken om uw belangen te behartigen en mij daarvan binnen twee weken na heden in kennis te stellen.

Indien u niets van u laat horen of weigert hieraan gevolg te geven zal ik de Raad voor rechtsbijstand verzoeken de toevoeging in te trekken.”

1.4 Bij brief van 25 februari 2014 heeft verweerder aan klaagster bevestigd dat zij ernstig verschillen over de wijze van de behandeling van de zaak van klaagster en dat hij zich daarom terugtrekt en de Raad voor Rechtsbijstand zal verzoeken de toevoeging in te trekken of te beëindigen. Voorts heeft verweerder klaagster laten weten de deurwaarder te informeren dat klaagster haar zaken zelf wenst te behartigen, nu klaagster weigert een opvolgend advocaat in te schakelen.

1.5 Klaagster heeft bij brief van 10 maart 2014 een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

1.6 Op 19 mei 2014 heeft de griffie van de raad een brief van de deken ontvangen met als bijlage een brief van klaagster van 16 mei 2014. De inhoud van deze brief is niet in de beoordeling betrokken, nu deze na het sluiten van het onderzoek van de deken is ontvangen.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij klaagster onder druk heeft gezet om in te stemmen met zijn advies door zich terug te trekken als haar advocaat en de Raad voor Rechtsbijstand te verzoeken de toevoeging in te trekken dan wel te beëindigen. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 15 lid 1 sub c Wet op de rechtsbijstand. Verweerder dwingt klaagster tot het sluiten van een betalingsregeling, terwijl in dit artikel is bepaald dat geen toevoeging aangevraagd mag worden voor het treffen van een betalingsregeling.

  

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Wel dient de advocaat zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt dient te bevestigen.

3.2 Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening moeten houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.3 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

3.4 Op basis van de gang van zaken zoals hiervoor uiteengezet kan niet worden vastgesteld dat verweerder de belangen van klaagster niet naar behoren heeft behartigd. Nu tussen klaagster en verweerder evident een verschil van mening bleef bestaan over de aanpak van de zaak, kon verweerder niet anders doen dan zich terug te trekken als advocaat.

3.5 Uit artikel 33 lid 1 sub b van de Wet voor rechtsbijstand volgt de mogelijkheid een toevoeging in te trekken op verzoek van de advocaat indien deze meedeelt dat de cliënt zijn medewerking weigert. De Raad voor Rechtsbijstand stelt vervolgens klaagster in de gelegenheid op een dergelijk verzoek te reageren, waarna de Raad voor Rechtsbijstand een beslissing neemt. Nu de Wet voor rechtsbijstand een advocaat de mogelijkheid beidt de Raad voor Rechtsbijstand te verzoeken een toevoeging te beëindigen, is de handelswijze van verweerder - in de gegeven omstandigheden - niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.6 Gelet op het vorenstaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 23 mei 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.