Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:181

Zaaknummer

OB 161 - 2014

Inhoudsindicatie

Reeds uit het feit dat zowel de rechtbank als het College van Toezicht verweerder in zijn stelling zijn gevolgd, volgt dat verweerder deze stelling mocht innemen.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 7 juli 2014

in de zaak OB 161-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Oost-Brabant van 5 juni 2014 met kenmerk48/14/076K , door de raad ontvangen op 10 juni 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerder trad op als advocaat van de wederpartij van klager.                                  Verweerder heeft bij dagvaarding d.d. 12 september 2012 namens zijn                      cliënt gevorderd klager te veroordelen tot betaling van een bedrag ad                          € 73.457,06.

1.2         Klager is bij vonnis van 24 oktober 2012 bij verstek door de rechtbank                        veroordeeld tot betaling van € 76.457,06 aan de cliënt van verweerder.

1.3         Klager heeft op 9/12 september 2013 bij het College van Toezicht een                       klacht ingediend tegen de cliënt van verweerder. Het College van Toezicht                   heeft de klacht bij beslissing dd. 15 januari 2014 ongegrond verklaard.

1.4         Klager heeft zich bij brief d.d. 20 april 2014 bij de deken over verweerder        beklaagd.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder een op een aantal punten valse dagvaarding heeft gemaakt.

 

3.           VERWEER

3.1         Verweerder heeft zich bij het opstellen van de dagvaarding gebaseerd op               de informatie die hij van zijn cliënt heeft gekregen. Verweerder mag als                  advocaat afgaan op de informatie van zijn cliënt.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter enkel bevoegdheid toekomt om te beoordelen of een beklaagde advocaat al dan niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De raad treedt niet in onderliggende civielrechtelijke geschillen. Bovendien is in de civielrechtelijke kwestie door de rechtbank reeds onherroepelijk beslist.

4.3         De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. De advocaat mag daarbij in beginsel afgaan op de informatie die zijn cliënt hem verschaft. Een advocaat dient zich wel te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. Hiervan is in deze zaak niet gebleken.

4.4         Klager stelt dat verweerder de op 12 september 2012 uitgebrachte dagvaarding heeft opgesteld terwijl hij wist dat de inhoud hiervan, op een aantal door klager aangeduide onderdelen, onjuist was. Klager voert ter onderbouwing hiervan aan dat de inhoud van de dagvaarding strijdig is met het verweer van de cliënt van verweerder in een procedure bij het College van Toezicht, terwijl de cliënt van verweerder in die procedure naar voren heeft gebracht dat hij zijn advocaat overeenkomstig dat verweer had geïnformeerd. Wat hiervan ook zij, klager heeft onvoldoende concrete feiten aangevoerd waaruit blijkt dat verweerder in de dagvaarding gegevens heeft vermeld, waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze feitelijk onjuist waren. Het gaat in essentie om de vraag of verweerder in de dagvaarding mocht stellen dat de overeenkomst van opdracht door zijn cliënt was aangegaan met klager, niet met een B.V., derhalve om een juridisch verschil van inzicht. Reeds uit het feit dat zowel de rechtbank als het College van Toezicht verweerder in zijn stelling zijn gevolgd, volgt dat verweerder deze mocht innemen.

4.5         Nu niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken, zal de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter :

 

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, op 7  juli 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 juli 2014

 

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.