Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:52

Zaaknummer

L 330 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Urenspecificatie is in geval van een vaste prijsafspraak niet relevant. Klager heeft zich akkoord verklaard met verrekening van door het kantoor van verweerder ontvangen derdengelden. Klacht ter zake van declaraties ongegrond.

Inhoudsindicatie

Voldoende aannemelijk dat advocaat zich na het instellen van appel onbereikbaar heeft gehouden en heeft volstaan met toezending van het arrest onder vermelding van de inhoud van het arrest. Van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht dat hij bereikbaar is voor zijn cliënt en dat hij hem informeert over diens mogelijkheden in geval van een afwijkend arrest. 

Inhoudsindicatie

Klacht staat niet op zichzelf, bij beslissing van gelijke datum zijn meerdere zaken gegrond verklaard. Geen inzicht in het tuchtrechtelijk ontoelaatbare karakter van zijn handelen in alle zaken; niet geleerd van eerder tuchtrechtelijk veroordelingen (waaronder meerdere schorsingen).

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond; schrapping.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van 17 maart 2014

in de zaak L 330-2013

 

naar aanleiding van de klachten van:

 

A.

 

klager

 

en

 

 

B.

klaagster

 

C.

gemachtigde:

 

 

 

tegen:

 

D.               

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

 

1.1      Bij brief aan de raad van 21 oktober 2013 met kenmerk DOK 294, door de raad ontvangen op 22 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van klagers en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 21 oktober 2013, met bijlagen;

-     de nagekomen brief van verweerder dd. 14 januari 2014, met bijlage;

-     de nagekomen brief van klager d.d. 21 januari 2014

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

 

2.1      Verweerder heeft klager in een belastingzaak bijgestaan in de hoger beroepprocedure bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.  Tussen partijen werd een honorarium ad € 3.000, - overeengekomen. Klager heeft op 3 december 2011 een voorschot van € 1.500, - excl. BTW betaald.

 

2.2      Het gerechtshof heeft bij arrest dd. 28 oktober 2011 het vonnis van de rechtbank vernietigd. De vorderingen van klager werden gedeeltelijk toegewezen. De toegewezen bedragen zijn gestort op de derdengeldrekening van verweerder. Verweerder heeft de aan klager toegekende proceskostenveroordeling ad € 1.328, - verrekend met de nog openstaande declaratie.

 

2.3      Klager werd op 9 februari 2011 gedagvaard in een eigendomsgeschil met de buren. Op 1 juni 2011 heeft een descente plaatsgevonden. Verweerder heeft op 22 juni 2011 een afschrift van het proces-verbaal van de descente ontvangen. Klager ontving op 14 september 2011 van verweerder een afschrift hiervan. De rechtbank heeft op 21 december 2011 vonnis gewezen. Verweerder heeft namens klager op 6 januari 2012 hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank ingesteld. Bij herstelvonnis dd. 25 januari 2012 is de bij voormeld vonnis uitgesproken kostenveroordeling alsnog uitvoernaar bij voorraad verklaard. Het gerechtshof heeft op 16 april 2013 arrest gewezen.

 

2.4      Verweerder heeft ter zitting van de raad verklaard dat in voormelde zaak na de descente nog wel contact is geweest tussen klager en verweerder. Verweerder stelde dat er in ieder geval een mondelinge behandeling bij het gerechtshof had plaatsgevonden. De raad heeft verweerder –nu klager deze stelling met kracht ontkende en verweerder zeer stellig volhardde in de juistheid er van- in de gelegenheid gesteld om binnen een week na de zitting van de raad een afschrift van het proces-verbaal en van het arrest van het gerechtshof aan de raad toe te sturen. Verweerder heeft bij brief dd. 14 januari 2014 een afschrift van het arrest van het gerechtshof dd. 16 april 2013 aan de raad toegezonden. Verweerder schreef dat het blijkens het arrest klopte dat in deze zaak inderdaad geen mondelinge behandeling was geweest, zoals door klager was gesteld. Verweerder schreef zich kennelijk te hebben vergist met de fiscale kwestie die naar zijn zeggen wel bij het gerechtshof mondeling was behandeld.

 

2.5      Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Klaagster heeft zich in januari 2011 tot verweerder gewend. Partijen hebben op 27 juni 2011 een echtscheidingsconvenant convenant ondertekend. Verweerder heeft de wederpartij bij brief dd. 4 juli 2011 gesommeerd om het convenant na te komen. Op 11 juli 2011 heeft verweerder namens klaagster een kort geding aanhangig gemaakt.

 

 

3          klacht

 

3.1      De klacht van klager houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.    verweerder in belastingzaak nimmer tot eindafrekening van zijn werkzaamheden met klager is overgegaan, terwijl op de derdengeldenrekening van verweerder gelden zijn gestort;

 

2.    verweerder de belangen van klager in het geschil met de buren onvoldoende heeft behartigd. Verweerder heeft te weinig gedaan om een minnelijke regeling met de buurman van klager te treffen. Klager heeft na het vonnis van 28 december 2011 nauwelijks contact met verweerder gehad. Verweerder heeft wel hoger beroep  ingesteld, maar dit werd verloren. Verweerder heeft het arrest van het gerechtshof niet met klager besproken.

 

Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

 

3.2      Het proces-verbaal van descente in de procedure tegen de buren van klager bevatte een onjuiste weergave van de feiten. Doorzending hiervan aan klager heeft wel heel lang op zich laten wachten. In hoger beroep was geen enkel persoonlijk contact met verweerder mogelijk. Contact hierover verliep uitsluitend via e-mail, secretariaat of per post. Verweerder heeft in hoger beroep niet voortvarend geprocedeerd. Verweerder heeft het arrest van het gerechtshof dd. 16 april 2013 niet aan klager uitgelegd. Verweerder volstond met een brief waarin stond waaraan klager diende te voldoen en dat de zaak werd gearchiveerd.

 

3.3      De klacht van klaagster houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.    verweerder verzuimde voorlopige voorzieningen gedurende de echtscheidingsprocedure te vragen, waardoor een onnodig kort geding diende te worden gevoerd;

 

2.    verweerder een bovenproportioneel bedrag in rekening heeft gebracht, namelijk € 6.000,- waarvan € 3.000, - al aan voorschot was gevraagd. In dit bedrag zijn ook de kosten van het kort geding begrepen, terwijl dit als gevolg van de nalatigheid van verweerder gevoerd diende te worden.

 

 

4          VERWEER

 

4.1      Alle klachten zijn tardief en dienen als niet-ontvankelijk te worden afgewezen.

 

 Tav de klachten van klager

 

 Ad onderdeel 1:   

4.2      Klager heeft per bank de helft van de factuur ad € 3.000, - excl. BTW aan honorarium voldaan. De andere helft is conform afspraak verrekend met de proceskostenveroordeling ad €1.380,22, die de fiscus, na de brief van 7 november 2011 van verweerder, op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder heeft overgemaakt. Verweerder heeft alles besproken met klager (zie diens handgeschreven akkoordverklaring onder de brief aan fiscus). Op 10 november 2011 heeft een eindbespreking tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Bij die gelegenheid is ook de proceskostenveroordeling besproken. Klager heeft zich akkoord verklaard met de verrekening van de door klager verschuldigde tweede termijn met de proceskostenveroordeling, wat op 17 januari 2012 is geëffectueerd nadat de gelden op de derdengeldenrekening van verweerder waren ontvangen.

 

 Ad onderdeel 2:   

4.3      Het vonnis kwam niet onverwacht. Partijen hadden na comparitie en descente om vonnis gevraagd. Het proces-verbaal van de descente was correct; eventuele gebreken zijn niet aan verweerder te verwijten.

 

4.4      Klager stelde zelf dat buurman niet wenste over te gaan tot een regeling in der minne. Ook pogingen van de rechter om te bezien of mediation mogelijk was, werden door de buurman van klager afgewezen.

 

4.5      Verweerder heeft daar waar nodig steeds contact gehouden met klager. Een deel van het vonnis was niet uitvoerbaar bij voorraad. Het was daarom in het belang van klager zelf om niet voortvarend op te treden. Na het afwijzend arrest heeft verweerder het dossier gesloten. Er was voor verweerder geen reden meer om contact met klager te zoeken.

 

 Tav de klachten van klaagster

 

 Ad onderdeel 1:  

 

4.6      De echtscheidingsprocedure van klaagster betrof een complexe zaak met veel belangen. Uiteindelijk is het na een bodemprocedure gelukt een mediationtraject op te starten bij mr. X, wat (na de nodige wijzigingen) heeft geleid tot een vaststellingsovereenkomst.

 

Ad onderdeel 2:   

 

4.7      Verweerder heeft veel werk verricht tegen een vaste vooraf afgesproken prijs. Pas na anderhalf jaar wordt over de prijsafspraak geklaagd.

 

 

5          BEOORDELING

 

Ten aanzien van het niet ontvankelijkheids verweer van verweerder geldt het volgende: verweerder heeft niet meer gesteld dan dat de klachten tardief zijn. Voorzover hier in gelezen moet worden, dat verweerder vindt dat klagers hun klachten te laat hebben ontwikkeld deelt de raad dat standpunt niet. Gezegd kan worden dat klagers hun klachten met meer voortvarendheid hadden kunnen indienen, echter, de beweerde voorvallen waar de klachten op zien hebben zich voorgedaan in de periode van juli 2010 t.m. april 2013. Deze periode is niet zó lang geleden, dat reeds om die reden sprake kan zijn van tardief ingestelde klachten. Zonder nadere motivering –die ontbreekt- treft het niet-ontvankelijkheidsverweer dan ook geen doel.

 

Ten aanzien van de klacht van klager.

 

Ad klachtonderdeel 1

        

5.1      Vast staat dat tussen klager en verweerder in de zaak tegen de Belastingdienst een prijsafspraak is overeengekomen. De klacht is erop gericht dat klager geen einddeclaratie heeft ontvangen, met een specificatie van het aantal uren. De raad overweegt dat indien er sprake is van een vaste prijsafspraak een urenspecificatie niet relevant is, aangezien de prijs is overeengekomen, ongeacht het aantal uren dat aan de werkzaamheden is besteed. Verweerder heeft voldoende aangetoond op welke wijze de door de Belastingdienst ter voldoening aan de proceskostenveroordeling op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder gestorte gelden zijn verrekend. Dat klager instemde met deze verrekening blijkt uit diens ondertekening op 10 november 2011 van de brief dd. 7 november 2011 aan de Belastingdienst, waarop klager het volgende heeft geschreven: “Verrekening akkoord met factuur”. De raad zal het eerste onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

 

Ad klachtonderdeel 2

 

5.2      De lezing van partijen omtrent het verloop van de descente en de houding van de buurman van klager ten aanzien van een minnelijke regeling loopt uiteen. Uit deze lezingen van de feiten kan de raad niet zonder meer destilleren wat de werkelijke toedracht is geweest, zodat niet kan worden vastgesteld welke lezing ten aanzien van dit gedeelte van klachtonderdeel 2 de juiste is. Anders ligt dit ten aanzien van het overige gedeelte van dit klachtonderdeel. Verweerder heeft ter zitting van de raad met stelligheid en onder aanduiding van de zittingzaal beweerd dat bij het gerechtshof wel degelijk een mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden. Na door de raad in de gelegenheid te zijn gesteld een afschrift van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en het arrest aan de raad over te leggen, heeft verweerder te kennen gegeven dat uit het arrest blijkt dat er inderdaad, zoals klager stelde, geen mondelinge behandeling had plaatsgevonden en dat hij zich had vergist. De raad stelt vast dat verweerder ter zitting van de raad informatie heeft verschaft waarvan hij wist, althans behoorde te weten dat deze niet juist was.

 

5.3      Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, aangevuld met de correspondentie na de zitting, acht de raad voldoende aannemelijk dat verweerder zich in de eigendomskwestie, nadat hij hoger beroep had ingesteld onbereikbaar heeft gehouden voor klager en dat hij het arrest van het gerechtshof, anders dan toezending daarvan onder vermelding van datgene waartoe klager volgens het arrest was gehouden, niet met klager heeft besproken. Van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij bereikbaar is voor zijn cliënt en dat hij hem informeert over diens mogelijkheden in geval van een afwijzend arrest. Hiervan valt verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

        

Ten aanzien van de klacht van klaagster.

 

Ad klachtonderdeel 1

 

5.4      Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat klaagster zich in januari 2011 tot verweerder heeft gewend en dat klaagster en haar ex-echtgenoot in juni 2011 tot ondertekening van het echtscheidingsconvenant zijn overgegaan. Het is in een echtscheidingsprocedure niet ongebruikelijk dat partijen in onderling overleg tot een regeling van de gevolgen van een echtscheiding proberen te komen. Voorlopige voorzieningen worden alleen dan aangevraagd, indien per direct voorzieningen dienen te worden getroffen, waarover partijen het op dat moment niet eens kunnen worden. Hiervan is in deze niet gebleken. Aanvankelijk was afgesproken dat klaagster een weekend per 14 dagen de echtelijke woning zou verlaten. Klaagster heeft ter zitting van de raad verklaard dat deze regeling na enige tijd voor haar niet meer haalbaar was. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een beslissing op een verzoek tot voorlopige voorzieningen op dat moment te lang op zich zou laten wachten. Dat verweerder om die reden ervoor heeft gekozen om een kort geding aanhangig te maken acht de raad niet onbegrijpelijk.

 

5.5      Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op de hoogte van de niet betwiste prijsafspraak tussen klaagster en verweerder. De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren. Hiervan is in deze niet gebleken, zodat dit onderdeel van de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

 

5.6      De raad zal de klacht van klaagster op grond van het bovenstaande in beide onderdelen als ongegrond verklaren.

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1                  Het aan verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen rechtvaardigt een maatregel. De onderhavige klacht staat echter niet op zichzelf. Er zijn nog andere klachten van de deken en van individuele klagers (bij de raad bekend onder nummers L 322-2013, L 323-2013, en L 342-2013), welke klachten in de vandaag genomen beslissingen (grotendeels) gegrond zijn verklaard, waarin het aan verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen, eveneens een maatregel rechtvaardigt.

6.2      Verweerder heeft door het hem in bovenvermelde klachtzaken verweten handelen het vertrouwen dat de samenleving in de kwaliteit en integriteit van de advocatuur moet kunnen stellen, in ernstige mate geschaad, en heeft in het bijzonder ook het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening - naar het oordeel van de raad onherstelbaar - beschadigd. De raad verwijt verweerder in het bijzonder ter zitting onjuist gebleken informatie te hebben verschaft zoals hierboven overwogen. Verweerder heeft, zoals ter zitting nader is gebleken, geen inzicht in het niet slechts tuchtrechtelijk maar ook maatschappelijk ontoelaatbare karakter van zijn handelen. Gebleken is voorts dat verweerder niet heeft geleerd van zijn eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen (waaronder meerdere schorsingen), waardoor bij de raad de vrees heeft postgevat dat verweerder in herhaling zal vallen indien hem de gelegenheid daartoe geboden wordt zodra verweerder zich opnieuw zou doen inschrijven op het tableau voor advocaten.

 

6.3      Op grond van de in deze zaak, in samenhang met voormelde drie zaken gezamenlijk, aan verweerder verweten gedragingen, komt de raad tot de conclusie dat het niet verantwoord is indien verweerder zijn praktijk als advocaat opnieuw zou gaan uitoefenen. De raad zal aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opleggen, waarbij naar het oordeel van de raad het door art. 46 Advocatenwet beschermde maatschappelijk belang vordert dat de deken het enkele feit van de schrapping van verweerder van het tableau openbaar maakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze schrapping onherroepelijk is geworden.

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart onderdeel 1 van de klacht van klager ongegrond

 

verklaart onderdeel 2 van de klacht van klager gegrond k lager voor zover dit erop is gericht dat verweerder na het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank dd. 28 december 2011 geen contact met klager heeft gehad en ook niet bereikbaar was voor klager en het arrest van het gerechtshof niet met klager heeft besproken;

 

wijst de klacht van klaagster in beide onderdelen als ongegrond af;

 

legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

 

beveelt dat het enkele feit van deze schrapping van verweerder van het tableau  door de deken openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze onherroepelijk is geworden.

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 maart 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-         

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten te Limburg  

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

 

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076-5484607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl