Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:71
Zaaknummer
L 176 - 2013
Inhoudsindicatie
Dat verweerster haar opdracht heeft neergelegd is onder de gegeven omstandigheden begrijpelijk. Het verwijt dat dit ontijdig is gebeurd is niet terecht. Immers heeft verweerster de rechtbank tijdig ingelicht alsook de deken in verband met de toewijzing van een opvolgend advocaat aan klaagster. Verweerster heeft klaagster van een en ander correct op de hoogte gesteld.
Klacht ongegrondInhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 7 april 2014
in de zaak L 176 - 2013
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 4 juni 2013, met kenmerk DOK 170, door de raad ontvangen op 5 juni 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 februari 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerster in persoon, laatstgenoemde bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. K.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 4 juni 2013 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerster heeft klaagster op toevoegingsbasis bijgestaan in een echtscheidingsprocedure in de periode van juli 2011 tot en met februari 2013. Feitelijk waren partijen toen al zeven jaar uit elkaar. De echtelijke woning, die nog bewoond werd door de echtgenoot van klaagster, bevond zich in Ierland. Over de vraag wie eigenaar van de woning naar Iers recht was, waren partijen het niet eens.
2.2 Op 25 januari 2012 is namens de man een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Arnhem, waarna verweerster op 12 april 2012 een verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen namens klaagster heeft ingediend, welk verzoek op 8 mei 2012 is behandeld. In dezelfde periode heeft verweerster ook namens klaagster in de bodemprocedure een verweerschrift met zelfstandige verzoeken ingediend.
2.3 In juni 2012 heeft klaagster zich gewend tot een kantoorgenoot van verweerster met het verzoek de zaak te laten behandelen door een andere - - oudere - advocaat, omdat klaagster geen vertrouwen meer had in verweerster als advocaat. Naar aanleiding hiervan heeft mr. P, kantoorgenoot van verweerster, de behandeling van de zaak overgenomen op betalende basis, zulks met goedvinden van klaagster.
2.4 Nadat de echtscheiding op 16 juli 2012 was uitgesproken en klaagster daarvan op de hoogte was gesteld, heeft zij bij e-mail van 27 juli 2012 aan het kantoor van verweerster laten weten haar opdracht aan dit kantoor met onmiddellijke ingang te beëindigden. Hierna heeft er overleg plaatsgevonden, waarbij is afgesproken dat verweerster de zaak weer ter hand zou nemen op toevoegingsbasis, zulks onder begeleiding van een oudere kantoorgenoot, mr. K. In een gesprek van 5 september 2012 is een en ander bevestigd en is de verdere strategie bepaald.
2.5 In het geschil omtrent de verdeling van goederen, waaronder de woning in Ierland, heeft op 15 januari 2013 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierna heeft de rechter partijen nog een termijn gegund tot 28 februari 2013 om zich bij akte uit te laten over de eigendomsrechten op deze woning. In de tussenliggende periode is er tussen partijen onderhandeld over een schikking. Hoewel deze op 26 februari 2013 nog niet was bereikt, bestond daarop – naar de mening van verweerster - wel uitzicht, zodat zij klaagster adviseerde in te stemmen met een nader uitstel voor de wederpartij. Over deze strategie zijn klaagster en verweerster het niet eens geworden, hetgeen (de partner van) klaagster op heftige wijze aan verweerster telefonisch kenbaar heeft gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft verweerster zich aan de zaak onttrokken, omdat er een onwerkbare situatie was ontstaan, en heeft zij klaagster geadviseerd zich tot een andere advocaat te wenden. Hiervan zijn zowel de orde van advocaten als de rechtbank Oost-Nederland, locatie Arnhem, schriftelijk op de hoogte gesteld door verweerster bij brieven van 13 maart 2013.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat:
3.1 verweerster haar opdracht ontijdig heeft neergelegd;
3.2 verweerster niet bereikbaar was voor commentaar en/of overleg zoals dat was toegezegd.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure van juli 2011 tot en met februari 2013. Partijen waren toen al zeven jaar uit elkaar. Complicerende factor was dat de echtelijke woning zich in Ierland bevond. Over de eigendom daarvan werd getwist.
4.2 Op 16 juli 2012 is de echtscheiding uitgesproken, waarna klaagster op 27 juli 2012 haar opdracht aan verweerster heeft ingetrokken. Hierna heeft er op 5 september 2012 een gesprek plaatsgevonden ten kantore van verweerster, waarbij ook haar oudere kantoorgenoot mr. K aanwezig was. Afgesproken werd dat verweerster de zaak – met name de verdeling van goederen – weer op toevoegingsbasis ter hand zou nemen onder begeleiding van mr. K.
4.3 In het echtscheidingsvonnis was de verdelingsprocedure pro forma aangehouden tot 9 september 2012, waarna partijen in oktober 2012 schriftelijk hun geschilpunten hebben ingebracht. De mondelinge behandeling heeft uiteindelijk op 15 januari 2013 plaatsgevonden. Daarna heeft de rechter partijen in de gelegenheid gesteld zich nogmaals schriftelijk bij akte te uiten op 28 februari 2013 omtrent de eigendomsrechten op de woning in Ierland.
4.4 In de tussenliggende periode is er tussen partijen onderhandeld, waarbij klaagster gefrustreerd raakte door de trage reacties van de wederpartij op door haar gedane voorstellen. Uiteindelijk is op 26 februari 2013 door de wederpartij een voorstel gedaan, dat nagenoeg gelijk was aan een door klaagster gedaan voorstel, zij het dat er nog geen duidelijkheid bestond over de financiering daarvan door de man, waarover op 4 maart 2013 duidelijkheid zou worden verkregen. Op grond hiervan heeft verweerster de wederpartij een uitstel van twee weken toegestaan voor het nemen van de akte mits er uiterlijk op 5 maart 2013 duidelijkheid zou worden geschapen over de financiering. Verweerster heeft klaagster hiervan op de hoogte gesteld. Klaagster was het met dit uitstel niet eens en eiste dat verweerster haar akte op 28 februari 2013 zou indienen, hetgeen verweerster strategisch onjuist vond. Hierdoor is een onwerkbare situatie ontstaan, die ertoe heeft geleid dat verweerster haar opdracht heeft neergelegd. Zij heeft hiervan zowel de rechtbank als de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland op de hoogte gesteld, omdat het klaagster kennelijk niet was gelukt om een andere advocaat te vinden.
4.5 Dat er sprake zou zijn geweest van een gebrekkige communicatie met klaagster wordt door verweerster ten stelligste betwist. Met klaagster is uitgebreid gecommuniceerd en alle adviezen, strategieën en afspraken zijn schriftelijk vastgelegd.
5 BEOORDELING
5.1 In het eerste onderdeel van haar klacht maakt klaagster aan verweerster het verwijt dat deze haar opdracht ontijdig zou hebben neergelegd. Als reden voor haar beslissing heeft verweerster aangevoerd dat er een onwerkbare situatie was ontstaan, gezien het verschil van inzicht over het te voeren beleid, de wijze waarop door klaagster daarover met verweerster is gecommuniceerd en de aankondiging dat klaagster voornemens was een klacht tegen verweerster in te dienen.
5.2 Wat dit betreft stelt de raad voorop dat aan een advocaat bij een verschil van mening met zijn cliënt over het al of niet instemmen met een verzoek tot aanhouding, als dominus litis een grote vrijheid toekomt bij het afwegen van de aan de orde zijnde belangen en bij het beslissen van hetgeen daarbij van doorslaggevende betekenis moet worden geacht. De motivering welke verweerster aan haar beslissing om aan de wederpartij nog een kort uitstel toe te staan ten grondslag heeft gelegd is afdoende onderbouwd en komt de raad niet onbegrijpelijk of onjuist voor.
5.3 Onder deze omstandigheden is het – mede gezien de voorgeschiedenis, waarin klaagster haar vertrouwen in verweerster al eens had opgezegd – begrijpelijk dat verweerster haar opdracht heeft neergelegd. Dat dit ontijdig zou zijn gebeurd – zoals klaagster stelt – blijkt niet uit het dossier. Verweerster heeft immers tijdig de rechtbank van haar terugtreden op de hoogte gesteld, alsook de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Nederland toen bleek dat verweerster geen nieuwe advocaat kon vinden, die haar op toevoegingsbasis wilde bijstaan. De raad acht dit onderdeel van de klacht ongegrond.
5.4 In het tweede onderdeel van haar klacht verwijt klaagster verweerster geen overleg met haar te hebben gepleegd over het aan de wederpartij verleende uitstel. Klaagster erkent wel dat verweerster haar heeft geadviseerd met dit uitstel akkoord te gaan enerzijds omdat er nog alleszins uitzicht op een schikking bestond en anderzijds omdat het om een uitstel van slechts twee weken ging. Dat het korte tijdsbestek van één à twee dagen dat nog restte, geen ruimte bood voor verder overleg kan aan verweerster niet verweten worden. De raad acht ook dit onderdeel van de klacht ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart beide onderdelen van de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mw. mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mr. mr. H.C.M. Schaeken, mw. mr. M.B.Ph. Geeraedts, mr. L.J.G. de Haas, mw. mr. A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr.C.M. van Lanschot als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Voor zover de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard door:
- klaagster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl