Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:229

Zaaknummer

14-32

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van casino die is blijven optreden nadat klagers de opdracht hadden ingetrokken en waarbij belangenverstrengeling is ontstaan. Verweerder had zijn werkzaamheden voor klagers moeten staken nadat de opdracht was ingetrokken en hij had ook zijn kantoorgenoot moeten aanzetten niet meer op te treden voor de vennootschap. Gezien de complexiteit van de relaties met meerdere opdrachtgevers van verweerder had hij zorgvuldiger moeten zijn zeker vanaf het moment dat hij wist dat klagers de relatie met zijn kantoor niet langer op prijs stelden. Klacht gegrond, maatregel berisping.

Uitspraak

Beslissing van 21 juli 2014

in de zaak 14-32

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 19 februari 2014, door de raad ontvangen op 20 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    de in 1.1 bedoelde brief met de daarin genoemde bijlage 1 t/m 19;

-    ter zitting door klagers overgelegde declaraties op naam van X en op naam van Y.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In 2009 heeft verweerder in opdracht van zijn klant de heer W. onder zijn andere klanten gezocht naar investeerders voor een op te richten casino in K[…]. Klagers waren geïnteresseerd in de deelname en verweerder heeft hen met de heer W. in contact gebracht. Verweerder heeft partijen begeleid bij het tot stand komen van de samenwerking en het opzetten van de exploitatie van het casino. Onder meer is een vennootschap opgericht met de naam “Y”. Klagers en de heer W. zijn ieder voor 50% aandeelhouder in deze vennootschap. Verweerder heeft een aandeelhoudersovereenkomst opgesteld, waarin een geschillenregeling is opgenomen met daarbij een rol van verweerder als bindend adviseur .

2.3    Verweerder heeft in de loop der jaren werkzaamheden verricht voor de vennootschap Y, voor (de persoonlijke vennootschap van) de heer W. en voor (de vennootschap van) klagers. De declaraties van verweerder zijn op naam van deze verschillende partijen gesteld.

2.4    Tussen de heer W. en verweerder bestond de afspraak dat verweerder een succes fee van 5% van de totale investering zou krijgen, indien verweerder een investeerder voor de heer W. zou vinden. De succes fee bedroeg uiteindelijk EUR 100.000,- en de declaratie daarvan is in eerste instantie op naam van de heer W. gezet, maar later op naam van Y.

2.5    In een mail van 16 juli 2011 hebben klagers de beëindiging van de opdracht aan verweerder bevestigd. Per mail van 17 juli 2011 heeft verweerder hierop geantwoord, onder meer dat het hem, gezien het gebrek aan vertrouwen van klagers, was gebleken dat hij tevens niet langer kon optreden voor de vennootschap Y. Na 16 juli 2011 heeft verweerder echter nog werkzaamheden verricht voor de vennootschap van klagers en ook voor Y. Door het kantoor van verweerder is een aanvraag tot verlenging van de exploitatievergunning van het casino ingediend en verweerder heeft in verband met een bibob procedure rondom klagers contact gehad met de burgemeester van E[…].

2.6    Bij brief van 27 juni 2013 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij als advocaat is blijven optreden voor klagers, nadat de opdracht was ingetrokken;

b)    hij belangen van meerdere partijen bediende en is blijven bedienen waardoor strijdigheid is ontstaan met de belangen van klagers, zowel gedurende de door klagers verstrekte opdracht, alsook daarna;

c)    hij niet reageerde op mails e.d.;

d)    hij niet transparant in zijn optreden is geweest;

e)    hij buitensporig declareerde;

f)    hij een niet geoorloofde belastingkwestie heeft opgetuigd;

g)    hij klagers slecht begeleidde bij een verkooptraject van een bedrijfsonderdeel;

h)    hij derden, waaronder de burgemeester van de gemeente E[…], onjuist heeft geïnformeerd.

4    VERWEER

4.1    Verweerder stelt in zijn verweer voorop dat hij steeds in het belang van klagers heeft opgetreden. Ondanks zijn e-mail van 17 juli 2011 waarin hij na het intrekken van de opdracht door klagers op 16 juli 2011 stelde dat hij dan ook niet meer voor Y zal optreden, heeft hij op verzoek van de andere aandeelhouder in Y, de heer W, zijn werkzaamheden toch voortgezet. Van belang is daarbij  dat het aanvragen van een verlenging van de vergunningsaanvraag altijd lag besloten in de eenmaal gegeven opdracht aan zijn kantoor. Het zou een beroepsfout zijn geweest  als verweerder de verantwoordelijkheid hiervoor naast zich neer had gelegd, aldus verweerder. Verweerder zegt geen tegenstrijdige belangen te hebben behartigd en altijd transparant te zijn geweest jegens klagers. Hij is teleurgesteld over de klacht, omdat hij klagers dag en nacht heeft bijgestaan.

4.2    Met betrekking tot de declaraties heeft verweerder nooit eerder commentaar gekregen en deze zijn ook alle door klagers voldaan. Verweerder stelt dat fiscaal deskundigen de belastingconstructie hebben opgezet, en dat hij daarvoor niet primair verantwoordelijk is. Ten slotte benadrukt  verweerder dat hij klagers destijds naar hun volle tevredenheid heeft bijgestaan bij de verkoop van een ander bedrijfsonderdeel van hen. Hij betwist onjuiste informatie aan de gemeente of aan wie dan ook te hebben verstrekt.

5    BEOORDELING

5.1    Met betrekking tot klachtonderdeel a) staat vast dat klagers aan verweerder kenbaar hebben gemaakt dat zij niet langer wensten dat verweerder als hun advocaat optrad. Verweerder meende desondanks op grond van de opdracht dan wel op grond van de wens van de andere aandeelhouder, voldoende mandaat te hebben om voor klagers te blijven optreden. Verder heeft verweerder   nog minimaal twaalf facturen gestuurd in 2012. Dit is vanwege de uitdrukkelijke wens van klagers dat verweerder al zijn werkzaamheden voor hen zou neerleggen, zoals uitgedrukt in hun e-mail van 16 juli 2011, niet te begrijpen. Verweerder had zijn werkzaamheden voor klagers moeten staken, en na zijn e-mail van 17 juli 2011, waarin hij stelde dan ook niet meer voor de vennootschap te kunnen optreden, had hij ten aanzien van de vennootschap hetzelfde moeten doen. Daarbij had verweerder ook zijn kantoorgenoten moeten aanzetten niet meer op te treden voor de vennootschap, hetgeen hij kennelijk heeft nagelaten, althans niet gebleken is dat hij dat heeft gedaan. Niet valt in te zien dat waar verweerder zich niet meer vrij achtte om op te treden voor klagers en/of de vennootschap en verweerder  klagers daarover een e-mail heeft gestuurd, in deze kwestie voor kantoorgenoten van verweerder iets anders zou moeten gelden. En als verweerder al meende dat zijn kantoorgenoten nog wel voor klagers en/of de vennootschap konden optreden, had verweerder daarover op zijn minst wel duidelijk naar klagers moeten zijn.  Met het voorgaande  heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Hiermee is niet alleen klachtonderdeel a) maar ook klachtonderdeel d), waarmee klagers verweerder verwijten dat hij onvoldoende transparant heeft gehandeld, gegrond.

5.2    Klachtonderdeel b) betreft het verwijt dat verweerder de belangen van meerdere partijen diende en bleef dienen. Indien de belangen van meerdere partijen worden behartigd, moet de advocaat zich er steeds van vergewissen dat de wil van betrokkenen op hetzelfde resultaat is gericht, dat hun belang wordt gediend en dat de aan hen verstrekte informatie juist is. In de door verweerder behandelde zaken was sprake van meerdere opdrachtgevers met  niet steeds parallel lopende belangen. Gezien de complexiteit van deze relaties had verweerder zorgvuldiger moeten zijn, zeker vanaf het moment dat hij wist dat klagers de relatie met zijn kantoor niet langer op prijs stelden. Dat verweerder deze zorgvuldigheid niet in acht heeft genomen, blijkt bijvoorbeeld uit zijn mail van 8 oktober 2009 aan de heer W.:

“Ik heb maar een opdrachtgever en dat ben jij (en je zoon en jullie VOF).”

Uit de feiten blijkt dat de geciteerde stelling niet juist is en dat verweerder verschillende partijen in deze kwestie heeft geadviseerd, te weten (de vennootschap van) de heer W., Y en (de vennootschap van) klagers. Verweerder beantwoordde vragen voor deze verschillende partijen en had zich daarbij beter moeten realiseren dat de belangen van deze verschillende opdrachtgevers in bepaalde zin uiteen konden lopen. Het komt voor rekening van verweerder dat hij deze situatie zo heeft laten bestaan en zich niet heeft teruggetrokken. Klachtonderdeel b) is dan ook gegrond. 

5.3    De overige klachtonderdelen c), e), f), g) en h) treffen geen doel. Klagers hebben onvoldoende toegelicht wat zij verweerder met betrekking tot die klachten precies  verwijten , althans  hebben zij deze klachtonderdelen na het weerwoord van verweerder onvoldoende (verder) toegelicht en onderbouwd. Met betrekking tot het declareren door verweerder heeft verweerder erop gewezen dat hij met partijen heeft afgesproken dat hij voor zijn advisering EUR 100.000,- zou declareren ten laste van de exploitatievennootschap. Klagers hebben dit niet betwist. Met betrekking tot de ‘opgetuigde’ belastingconstructie heeft verweerder erop gewezen dat hij weliswaar de juistheid van deze constructie in en buiten rechte heeft bepleit, maar dat hij zelf niet de fiscalist is en zich over dit punt heeft laten adviseren door een fiscalist en dat hij ten aanzien van de aldus verstrekte adviezen geen verantwoordelijkheid draagt. Klagers hebben dit een en ander onvoldoende weersproken gelaten, zodat de raad van de uiteenzetting van verweerder zal uitgaan. De raad ziet hierin geen handelen dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Tot slot hebben klagers ook onvoldoende onderbouwing gegeven voor hun klachten over  de begeleiding van verweerder bij  de verkoop van een onderdeel van hun bedrijf. Hetzelfde geldt voor de te algemeen geformuleerde, en niet verder toegelichte klacht dat verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt.  Ook deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond

6    MAATREGEL

6.1    De raad acht de wijze waarop verweerder is opgetreden niet zorgvuldig jegens klagers. De maatregel van een berisping is passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a), b) en d) gegrond;

-    verklaart de klachtonderdelen c), e), f), g) en h) ongegrond;

-    legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door:  mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, F.A.M. Knüppe, R.J.A. Dil, H. Dulack, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juli 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.