Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:235

Zaaknummer

14-215A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht tegen advocaat wederpartij.

Uitspraak

Beslissing van 15 september 2014

in de zaak 14-215A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 12 augustus 2014 met kenmerk 4014-0178, door de raad ontvangen op 14 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure tegen zijn ex-echtgenote. Daarin wordt hij bijgestaan door mr. X. Klager heeft daarnaast, zonder bijstand van mr. X, twee procedures bij de kantonrechter gestart tegen zijn ex-echtgenote. Verweerder treedt in al deze procedures op als advocaat van de ex-echtgenote.

1.3 Verweerder heeft namens de ex-echtgenote ten laste van klager derdenbeslag gelegd onder diens voormalige werkgever. Naar aanleiding van een ter zitting van 18 februari 2014 gemaakte afspraak heeft verweerder dit beslag op 7 maart 2014 opgeheven, nadat uit een beschikking van 5 maart 2014 was gebleken dat de voorwaarde voor de uitvoering van de afspraak was vervuld.

1.4 Klager heeft op 1 maart 2014 zijn eerste klachtonderdeel ter kennis van de deken gebracht. Op 6 mei 2014 heeft hij drie extra klachtonderdelen ingediend en per brieven van 4, 9 en 10 juni 2014 wederom nieuwe klachtonderdelen. Nadien heeft klager bij brief, gedateerd op 6 juni 2014 (door de Deken ontvangen op 2 juli 2014), opnieuw drie extra klachtonderdelen ingediend. 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in strijd met hetgeen tijdens de zitting bij de rechtbank op 18 februari 2014 is afgesproken geen zorg heeft gedragen voor opheffing van beslag en de rechtbank hierover onjuist heeft geïnformeerd;

b) ten onrechte stelt dat de ex-echtgenote aanspraak maakt op de helft van de aan klager toekomende vergoeding uit hoofde van de beëindiging van klagers dienstverband;

c) zich tijdens de zitting van 17 april 2014 heeft bediend van "overvalstechnieken" door prints van een makelaarswebsite te overhandigen aan de rechtbank en aan klager en diens advocaat;

d) uit is op eigen gewin en in dit verband in het kader van een minnelijke regeling ten onrechte aandringt op betaling van een schikkingsbedrag door klager aan de ex-echtgenote van EUR 25.000,-;

e) ten onrechte vraagt om informatie die hem rechtens niet toekomt en overigens zelf verzaakt om informatie te verstrekken, waardoor sprake is van "procesmisbruik";

f) geen overleg pleegt met de ex-echtgenote, stukken niet aan haar doorstuurt en "op eigen houtje de echtscheiding en de boedel kwestie behandelt" ;

g) informatie in het geding brengt waarvan hij weet dat deze onjuist en misleidend is;

h) in zaken waarin mr. X geen bijstand verleent aan klager ten onrechte berichten aan mr. X zendt, met alle kostenverhogende aspecten van dien;

i) aandringt op betaling van een onjuist alimentatiebedrag door klager aan de ex-echtgenote;

j) heeft geciteerd uit confraternele correspondentie tijdens een kort geding zitting.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft de verwijten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen van klager betwist. Zijn verweer komt bij de beoordeling van de klachtonderdelen, waar nodig, aan de orde.

4 BEOORDELING

4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf toetsen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Uit het klachtdossier blijkt dat verweerder in maart 2014 heeft zorggedragen voor opheffing van het beslag. Aldus heeft verweerder zich aan de ter zitting van 18 februari 2014 gemaakte afspraak gehouden. Voorts is niet gebleken dat verweerder de rechtbank op dit punt onjuist heeft geïnformeerd.

4.3 De feiten die klager ten grondslag heeft gelegd aan dit klachtonderdeel zijn dan ook niet komen vast te staan, waardoor klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond zal worden verklaard.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Met dit klachtonderdeel verwijt klager dat verweerder namens zijn cliënte een bepaalde stelling inneemt, namelijk dat zij, als ex-echtgenote, gedeeltelijk aanspraak heeft op klagers ontslagvergoeding.

4.5 Het is in beginsel niet aan de tuchtrechter om een oordeel te vellen over stellingen, vorderingen of verweren die verweerder, als advocaat van klagers ex-echtgenote, in de diverse procedures tussen klager en zijn ex-echtgenote inneemt of indient. Dat is slechts anders wanneer verweerder met zijn stellingname buiten de grenzen van de hiervoor onder 4.1 omschreven advocatuurlijke vrijheid is getreden. Daarvan is hier niet gebleken, zodat ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond zal worden verklaard.

Ad klachtonderdeel c)

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c) over vermeende "overvalstechnieken" van verweerder, constateert de voorzitter dat dit verwijt slechts ziet op het ter zitting aan de rechter (en aan klager en diens advocaat) overhandigen van prints van een makelaarswebsite, ter onderbouwing van de vraagprijs voor de echtelijke woning. Deze prints betreffen derhalve openbare informatie. Kennelijk heeft de rechter de overhandiging van deze prints toegelaten. Voor zover klager en zijn advocaat meer tijd nodig hadden voor een reactie op deze informatie, hadden zij de rechtbank kunnen vragen om een schorsing. Van deze mogelijkheid hebben zij kennelijk geen gebruik gemaakt.

4.7 Op grond van het voorgaande valt de handelwijze van verweerder niet te kwalificeren als "overvalstechniek" en heeft verweerder daarmee niet de grenzen van zijn hiervoor beschreven vrijheid overschreden.

4.8 Klachtonderdeel c) is daarom eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.9 Met het in dit klachtonderdeel vervatte verwijt van klager, dat verweerder op eigen gewin uit zou zijn doordat hij ten onrechte zou aandringen op betaling door klagers van een schikkingsbedrag, miskent klager dat verweerder optreedt als advocaat van klagers ex-echtgenote.

4.10 In die hoedanigheid staat het verweerder vrij om schikkingsvoorstellen te doen, hetgeen hij uitsluitend namens en in het belang van zijn cliënte doet. Van "eigen gewin" van verweerder is dan ook niet gebleken.

4.11 Ook klachtonderdeel d) is daarom kennelijk ongegrond

Ad klachtonderdeel e)

4.12 Dit klachtonderdeel houdt in dat verweerder zich schuldig maakt aan "procesmisbruik", door ten onrechte om informatie te vragen welke hem rechtens niet toekomt, en door zelf na te laten informatie te verstrekken. Ook dit klachtonderdeel miskent dat verweerder een ruime mate aan vrijheid toekomt in de wijze waarop hij rechtsbijstand verleent aan de ex-echtgenote van klager. In zijn advocatuurlijke hoedanigheid mag hij informatie opvragen respectievelijk informatie verstrekken, mits hij de hiervoor onder 4.1 genoemde grenzen aan zijn advocatuurlijke vrijheid niet overschrijdt. Van dat laatste is niet gebleken, zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.

Ad klachtonderdeel f)

4.13 Tegenover het verwijt waar dit klachtonderdeel op ziet, dat verweerder geen overleg pleegt met de ex-echtgenote, stukken niet aan haar doorstuurt en "op eigen houtje de echtscheiding en de boedel kwestie behandelt" stelt verweerder - terecht - dat klager niets te maken heeft met de wijze waarop verweerder met zijn cliënte communiceert. Overigens betwist verweerder dat hij onvoldoende zou communiceren met zijn cliënte. Dat klager van een instantie heeft vernomen dat een brief nogmaals verstuurd is omdat de ex-echtgenote deze eerst niet had ontvangen vormt overigens onvoldoende onderbouwing van dit klachtonderdeel.

4.14 Op grond van het voorgaande is ook klachtonderdeel f) kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

4.15 Ook met dit klachtonderdeel, inhoudend dat verweerder informatie in het geding brengt waarvan hij weet dat deze onjuist en misleidend is, miskent klager dat verweerder, als advocaat van zijn wederpartij (de ex-echtgenote) stellingen inneemt die tegenover klagers eigen stellingen staan. Het is - slechts - aan de civiele rechter om over deze stellingen een oordeel te vellen. Klager dient de stellingname van verweerder in de desbetreffende procedures bij de civiele rechter te betwisten. De onderhavige tuchtrechtelijke procedure is daarvoor niet de geëigende weg.

4.16 Uit het klachtdossier is overigens niet gebleken dat verweerder met zijn stellingname namens zijn cliënte de grenzen van de advocatuurlijke vrijheid heeft overschreden.

4.17 Ook klachtonderdeel g) is daarom kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel h)

4.18 Met zijn verwijt dat verweerder berichten aan klagers advocaat, mr X, zendt en daardoor klager op kosten jaagt, miskent klager dat de verweerder gebonden is aan het bepaalde in gedragsregel 18 lid 1.

4.19 Deze gedragsregel bepaalt: ¨De advocaat stelt zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Dit geldt evenzeer wanneer de bedoelde partij zich rechtstreeks tot hem wendt.¨

4.20 Het is de eigen keuze van klager om in één procedure wel een advocaat te instrueren en in andere procedures niet. Voor verweerder, als advocaat van klagers wederpartij in al deze procedures, geldt onverkort deze gedragsregel en kan hij klager in beginsel niet rechtstreeks benaderen. Daarbij komt dat al deze procedures de echtscheiding van klager en zijn ex-echtgenote betreffen en dus gekwalificeerd kunnen worden als ¨een aangelegenheid¨ in de zin van deze gedragsregel.

4.21 Overigens staat verweerder buiten de afspraken die klager met zijn advocaat heeft gemaakt over de kosten voor het doorzenden van berichten. 

4.22 Klachtonderdeel h) is daarom kennelijk ongegrond

Ad klachtonderdeel i)

4.23 Met dit klachtonderdeel, inhoudend dat verweerder aandringt op betaling van een onjuist alimentatiebedrag door klager aan de ex-echtgenote, verwijt klager, net als in zijn klachtonderdelen b) en g), dat verweerder stellingen namens zijn cliënte inneemt. Binnen de grenzen als hiervoor onder 4.1 omschreven staat het verweerder echter vrij om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze die hem goeddunkt. Ook ter zake van het alimentatieverzoek dat verweerder namens zijn cliënte heeft ingediend is niet gebleken dat verweerder de grenzen van zijn advocatuurlijke vrijheid heeft overschreden.

4.24 Klachtonderdeel i) is dan ook eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel j)

4.25 Het verwijt dat verweerder ter zitting in kort geding heeft geciteerd uit confraternele correspondentie is door verweerder gemotiveerd betwist.

4.26 De feiten die klager ten grondslag heeft gelegd aan dit klachtonderdeel kunnen derhalve niet worden vastgesteld, waardoor klachtonderdeel j) kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

4.27 Verweerders erkenning, dat een in 2013 aan klagers advocaat verzonden concept-dagvaarding inderdaad enkele citaten bevatte, doet niet af aan het voorgaande, nu dit concept - naar aanleiding van het bezwaar van klagers advocaat daartegen - niet is uitgebracht. 

4.28 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond moeten worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 15 september 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 september 2014 haalbare verzenddatum griffie  per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.