Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-11-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:289
Zaaknummer
ZWB 272 - 2014
Inhoudsindicatie
NIet gebleken van omstandigheden aan de zijde van klager waaruit blijkt dat hij de eerste twee klachtonderdelen niet binnen een redelijke tijd heeft kunnen indienen. Het staat een advocaat vrij aangekonidgde rechtsmaatregeling af te wachten. Gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk / gedeeltelijk kennelijk ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 20 november 2014
in de zaak ZWB 272 -2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 22 oktober 2014 met kenmerk K14-018 , door de raad ontvangen op 23 oktober 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Verweerder is op 11 juli 2007 benoemd tot curator in het faillissement van de vennootschap onder firma X, verder te noemen X, en haar beide vennoten, waaronder klager. Het faillissement is op 10 juni 2010, met uitbetaling aan preferente schuldeisers, opgeheven. Klager heeft verweerder op 6 november 2013 aansprakelijk gesteld voor de door het niet zorgvuldig beheren van de boedel ontstane schade. Verweerder eindigde zijn brief als volgt:
“Ik geef u de gelegenheid om met mij in contact te treden, teneinde buitengerechtelijk tot een akkoord te komen. Als ik binnen vier weken na aflevering van deze brief geen reactie heb ontvangen, dan zal ik u zonder verdere aankondiging betrekken in een civiele procedure en zal de aansprakelijkstelling verder worden uitgebreid. “
1.2 Klager heeft bij brief d.d. 14 juni 2014 een klacht tegen verweerder ingediend.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder zich in zijn hoedanigheid van curator onvoldoende heeft ingespannen om een zo hoog mogelijke opbrengst voor de boedel te genereren en daardoor de concurrente schuldeisers heeft benadeeld;
2. verweerder gelden uit de boedel heeft verduisterd;
3. verweerder niet heeft gereageerd op de aansprakelijkstelling d.d. 6 november 2013.
2.2 Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht.
Het is een advocaat onwaardig om niet te reageren op beschuldigingen van onrechtmatig handelen. De beschuldiging van verduistering is ernstig genoeg en van iedere weldenkende en integere advocaat mag worden verwacht dat hij reageert op dit soort beschuldigingen.
3. VERWEER
3.1 Er is geen sprake van laakbaar gedrag waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Verweerder heeft de faillissementen van X en haar beide vennoten afgewikkeld zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator, die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. Door de rechtbank is op 3 mei 2010 bij beschikking ex art. 137a Fw. bepaald dat de afhandeling van concurrente vorderingen achterwege zou blijven en dat er geen verificatievergadering gehouden zou worden. Verweerder heeft op 30 november 2010 rekening en verantwoording afgelegd aan de rechter-commissaris, welke door de rechter-commissaris is gecontroleerd en goedgekeurd.
4. BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
4.2 Hoewel in het tuchtrecht voor advocaten geen algemene termijnen voor verjaring of verval bestaan betreffende het indienen van een klacht brengt de rechtszekerheid voor een advocaat met zich dat zijn werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld.
4.3 De klacht heeft betrekking op werkzaamheden van verweerder in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van X en haar beide vennoten in de periode 2007-2010. Het faillissement is op 10 juni 2010 opgeheven. De door verweerder in november 2010 afgelegde rekening en verantwoording is door de rechter-commissaris gecontroleerd en goedgekeurd.
4.4 Klager beschikte in oktober 2010 reeds over een gedeelte van het dossier en heeft toen klaarblijkelijk geen aanleiding gezien nader onderzoek te doen dan wel een klacht tegen verweerder aan te kondigen. Klager heeft tot januari 2014 gewacht met het indienen van de klacht. Er is niet gebleken van omstandigheden aan de zijde van klager die grond vormden om de klacht niet in te dienen binnen bekwame tijd na kennisname van het handelen en nalaten van verweerder waarover thans geklaagd wordt. Voor zover de klacht betrekking heeft op gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van curator in de periode van 2007-2010 is de voorzitter dan ook van oordeel dat deze niet binnen een redelijke termijn is ingediend. De voorzitter zal daarom de eerste twee onderdelen van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.
4.3 Het derde klachtonderdeel heeft betrekking op het niet beantwoorden van de brief van 6 november 2013. Dit onderdeel van de klacht is wel binnen een redelijke termijn ingediend. De voorzitter zal klager in dit onderdeel van de klacht ontvangen.
4.4 Klager heeft verweerder bij brief d.d. 6 november 2013 aansprakelijk gesteld. Klager bood verweerder de gelegenheid om te reageren en de zaak in der minne te regelen, en stelde verweerder bij gebreke van een antwoord binnen vier weken een civiele procedure in het vooruitzicht. Klager heeft de keuze aan verweerder gelaten. Het stond verweerder derhalve vrij de brief van klager onbeantwoord te laten en verdere stappen van klager af te wachten. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder hiervan valt te maken. Daarom zal de voorzitter het derde onderdeel van de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter:
wijst onderdelen 1 en 2 van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af;
wijst onderdeel 3 van de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 20 november 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2014
per gewone en per aangetekende post verzonden aan:
- klager
per gewone post verzonden aan:
- verweerder
per e-mail verzonden aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West- Brabant.
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.