Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:273

Zaaknummer

14-082A

Inhoudsindicatie

Advocaat noemt wederpartij schizofreen. Onnodig grievende uitlating; onvoldoende prudent in een omgangszaak waarbij belang kind betrokken is. Klacht gegrond, waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 14 oktober 2014 

in de zaak 14-082A

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

tegen:

De heer mr.

advocaat te Amsterdam

 

                   verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 25 maart 2014 met kenmerk 4013-1119, door de raad ontvangen op 27 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 19 augustus 2014. Verschenen zijn: klager en verweerder in persoon. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 t/m 20 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Klager is de verzoekende partij in een procedure tot vaststelling van een zorgregeling met zijn dochter. Verweerder geeft rechtsbijstand aan klagers wederpartij, zijn ex-partner en de moeder van zijn dochter. 

2.3 In een brief van 21 augustus 2013 schrijft verweerder als volgt: “Uw cliënt wilde niet praten maar slechts zijn zin doordrijven. Hij is schizofreen en heeft al dan niet onder invloed van psychosen Amira zo slecht behandeld dat zij langdurig in therapie is geweest en is zij door de gedragingen van uw cliënt wederom in contact met de kindertherapeut.”

2.4 In een verweerschrift d.d. 2 september 2013 schrijft verweerder als volgt: “Vader wilde niet praten maar slechts zijn zin doordrijven. Hij is schizofreen en heeft al dan niet onder invloed van psychosen Amira zo slecht behandeld dat zij langdurig in therapie is geweest. Amira is door de recente verzoeken van vader dat zij ook bij hem en haar nieuwe zusje zou moeten slapen, zodanig geschrokken dat er wederom contact is met de kindertherapeut.” 

2.5 Op 2 december 2013 heeft klager van verweerder een concept-dagvaarding en een datum voor een mondelinge behandeling van een kortgeding doorgekregen, welke datum op 29 november 2013 door de rechtbank was bepaald. Uit de betekende dagvaarding blijkt dat verweerder een verzoekschrift tot toewijzing gezag aan een ouder tevens houdende verzoek tot geschilbeslechting heeft ingediend bij de rechtbank.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) Zich onnodig grievend over klager uit te laten;

b) Het niet zo nauw te nemen met de gedragsregels en het procesreglement.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a:

4.1 Verweerder heeft tamelijk stellig in een brief en in een gerechtelijke procedure als feit gepresenteerd dat klager schizofreen is. Bij zijn verweer tegen de klacht en ter zitting bij de raad handhaaft verweerder de stelling dat klager schizofreen is, als feit. Door klager is een deel van een rapport van de raad voor de kinderbescherming in het geding gebracht, waaruit blijkt dat klager weliswaar onder behandeling heeft gestaan van een psychiater, maar niet dat de diagnose schizofrenie  is gesteld.  

4.2 De raad overweegt als volgt. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan ondermeer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.3 In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien tegen moeten waken dat – zeker als er belangen van een minderjarig kind in het spel zijn – de verhoudingen tussen partijen kunnen escaleren. Dan mag van een advocaat een zekere terughoudendheid en prudentie worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, alsmede is in voorkomend geval terughoudendheid geboden in het entameren van procedures.

4.4 De raad is van oordeel dat verweer de tuchtrechtelijke grens heeft overschreden. Verweerder heeft stellig als feit geponeerd dat klager schizofreen zou zijn. Voor die stelling is hij enkel afgegaan op de uitlatingen van zijn cliënte. Gesteld noch gebleken is dat er stukken zijn van een arts waaruit blijkt dat de diagnose schizofrenie bij klager is vastgesteld. Ter zitting heeft verweerder volhard in zijn standpunt, ofschoon hij erkent wellicht te stellig te zijn geweest. 

4.5 De raad is van oordeel dat verweerder zich er rekenschap van had behoren te geven dat de term schizofrenie een zware lading heeft en dat deze woordkeuze bekend is geworden of kan worden bij de dochter van partijen, die elf jaar oud is. De raad acht aannemelijk dat de woordkeuze en het beleid van verweerder in algemene zin de procedure onnodig heeft belast hetgeen de belangen van de betrokkenen – waaronder de dochter van partijen -  heeft kunnen schaden. Dat uit rapporten van de raad van de kinderbescherming blijkt dat klager in aanraking is gekomen met de psychiatrie rechtvaardigt de gekozen confronterende bewoordingen niet.

4.6 Verweerder zou er juist aan hebben gedaan om genuanceerdere bewoordingen te kiezen danwel had verweerder ervoor kunnen kiezen de diagnose niet voor eigen rekening te nemen maar als opinie van zijn cliënte te omschrijven. Er kunnen voor verweerder goede gronden geweest zijn om aan te sturen op een raadsrapport en in te zetten op begeleide omgang, maar deze doelen kunnen ook worden nagestreefd door feitelijk te omschrijven wat er aan hand is zonder daarop zelf, als niet medicus, een label te plakken. De klacht zal gegrond worden verklaard.

Ad klachtonderdeel b:

4.7 Deze klacht ziet op het volgens klager te laat aan hem doorgeven van de datum van een kortgeding en het zonder vooraankondiging indienen van een nieuw verzoekschrift. Ter zitting heeft klager verklaard dat het hem niet om deze klacht gaat. Gelet op die  mededeling ter zitting van klager zal de raad het tweede klachtonderdeel als zijnde van  onvoldoende gewicht ongegrond verklaren.

5.1  MAATREGEL:

De raad acht het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart  klachtonderdeel a gegrond en voor het overige ongegrond

- legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door  mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, G. Kaaij,           K. Straathof, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier.

 en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2014.

 

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door;

- verweerder

- de  deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de  deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl