Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:301

Zaaknummer

L 48 - 2014

Inhoudsindicatie

Voldoende ingespannen om klaagster ervan te overtuigen dat zij verweerder van bewijsmateriaal diende te voorzien, bij gebreke waarvan hij had aangekondigd geen rechtsmiddel in te kunnen stellen. Bovendien nog bevestigd hiertoe niet te zullen overgaan.

Inhoudsindicatie

Het valt een advocaat tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij zijn cliënt in een procedure niet heeft bijgestaan, indien zijn cliënt hem niet op de hoogte heeft  gesteld van een aan die cliënt in persoon uitgereikte dagvaarding.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 1 december 2014

in de zaak L 48-2014

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

           

    klaagster

 

 

    tegen

 

 

   

 

   

    verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 20 februari 2014 met kenmerk DOK 370, door de raad ontvangen op 21 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerder.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 20 februari 2014, met bijlagen;

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster had de naast haar woning gelegen woonruimte op 15 mei 2012 voor een periode van drie jaar verhuurd aan X. Huurster X klaagde over achterstallig onderhoud. Klaagster betwistte dat er sprake was van achterstallig onderhoud.

2.2      Verweerder heeft klaagster op 28 februari en 25 maart 2013 verzocht hem de benodigde bescheiden te doen toekomen. Op 2 april 2013 vond overleg plaats op kantoor van verweerder. Verweerder heeft klaagster gewezen op haar verplichting tot het laten verrichten van groot onderhoud.

2.3      X heeft klaagster op 23 april 2013 gedagvaard. De dagvaarding is op 23 april 2013 aan klaagster in persoon uitgereikt. Klaagster werd op 29 mei 2013 bij verstek veroordeeld tot het doen plegen van achterstallig onderhoud, zulks met inachtneming van het door X in rechte overgelegde expertiserapport.

2.4      Verweerder heeft bij brief dd. 24 juni 2013 aan klaagster bevestigd dat klaagster opdracht zou geven aan Y om aan klaagster te rapporteren of er sprake was van achterstallig onderhoud. Verweerder berichtte klaagster dat zij hem, wilde hij haar in verzet kunnen bijstaan, het rapport van Y, waaruit bleek dat er geen sprake was van achterstallig onderhoud, ter hand diende te stellen.

2.5      Verweerder heeft klaagster op 9 juli 2013 geschreven dat verzet nog  mogelijk was, maar dat er dan wel bewijsmateriaal van haar stellingen diende te zijn. Verweerder heeft bij brief dd. 10 juli 2013 de afspraak met de dochter van klaagster, die klaagster vertegenwoordigde, dat hij niet in verzet zou gaan bevestigd. Verweerder heeft klaagster tevens gewezen op het dwangsomeffect als zij het groot onderhoud niet liet uitvoeren. Verweerder heeft bij brief dd. 27 augustus 2013 nogmaals aan klaagster bericht dat zij uitvoering diende te geven aan het vonnis van de kantonrechter. Op 23 september 2013 heeft overleg met klaagster en de dochter van klaagster plaatsgevonden op kantoor van verweerder. Verweerder heeft bij brief dd. 1 oktober 2013 aan klaagster verzocht hem facturen toe te zenden, waaruit bleek dat de bouwkundige werkzaamheden waren verricht, waarna verweerder met X in overleg zou treden omtrent haar aanspraak op verbeurde dwangsommen.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      verweerder geen actie heeft ondernomen tegen klachten van X;

2.      verweerder klaagster niet heeft laten weten dat ze voor de rechter diende te verschijnen en haar daarin geen bijstand verleend, hetgeen uitmondde in verstekvonnis;

3.      verweerder klaagster ten onrechte heeft geadviseerd om haar rechtsbijstandverzekering op te zeggen;

4.      verweerder–in aanwezigheid van de dochter van klaagster- heeft toegezegd een brief op te stellen.

 

4          VERWEER

4.1      Huurster X klaagde over achterstallig onderhoud. Na overleg met klaagster op 27 februari 2013 heeft verweerder aan klaagster verzocht hem diverse informatieve bescheiden toe te sturen. Na diverse rapellen vond overleg plaats op 2 april 2013. Verweerder heeft de gemaakte afspraken betreffende het achterstallig onderhoud bevestigd bij brief van 2 mei 2013. Klaagster heeft het advies van verweerder, ondanks diverse rapellen, niet opgevolgd. .

4.2      Inmiddels bleek dat klaagster was gedagvaard en door de kantonrechter bij verstek veroordeeld bij vonnis dd. 29 mei 2013. Klaagster had verweerder hierover niet geïnformeerd, noch de dagvaarding aan verweerder overhandigd.  

4.3      Verweerder zag zonder onderliggend bewijsmateriaal geen mogelijkheid om met succes een rechtsmiddel aan te wenden. Verweerder heeft klaagster meerdere malen geschreven dat het instellen van verzet zonder onderliggende rapporten van deskundigen zinloos was. Verweerder heeft bij brief dd. 10 juli 2013 de afspraak met de dochter van klaagster, die klaagster vertegenwoordigde, dat hij niet in verzet zou gaan, bevestigd. Verweerder heeft klaagster tevens gewezen op het dwangsomeffect als zij het groot onderhoud niet liet uitvoeren. Verweerder heeft klaagster met klem geadviseerd om de reparaties uit te laten voeren, waardoor de dwangsommen zouden worden voorkomen. Klaagster heeft echter alles op zijn beloop gelaten! Omdat verweerster niets deed heeft verweerder op enig moment zelfs zelf actie ondernomen om informatie te verkrijgen over de staat van het verhuurde en de benodigde onderhoudswerkzaamheden.

4.4      Verweerder heeft klaagster nimmer geadviseerd om de rechtsbijstands-verzekering op te zeggen. Verweerder heeft DAS vergeefs gevraagd om de werkzaamheden van verweerder op basis van de rechtsbijstandverzekering te betalen. Gefinancierde rechtsbijstand bleek niet mogelijk. De verleende toevoeging werd ingetrokken.

 

5          BEOORDELING

5.1      Verweerder heeft klaagster bij herhaling gewezen op haar verplichting tot het verrichten van groot onderhoud aan het verhuurde. Verweerder heeft klaagster er eveneens bij herhaling op gewezen dat zij, om met succes een rechtsmiddel tegen het veroordelend vonnis van de kantonrechter te kunnen aanwenden, diende te bewijzen dat er geen sprake was van achterstallig groot onderhoud. Klaagster heeft verweerder geen rapportage aangereikt waaruit bleek dat geen sprake was van achterstallig onderhoud. Verweerder heeft klaagster vervolgens bericht geen mogelijkheden voor het instellen van verzet te zien en daarom niet in verzet te zullen gaan. Verweerder heeft zich voldoende ingespannen om klaagster ervan te overtuigen dat zij hem van bewijsmateriaal diende te voorzien, bij gebreke waarvan hij had aangekondigd geen rechtsmiddel in te kunnen stellen. Verweerder heeft bovendien nog bevestigd hiertoe niet te zullen overgaan. Nu klaagster heeft nagelaten verweerder de gevraagde bescheiden ter hand te stellen, valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken, en zal de raad klachtonderdeel 1 ongegrond verklaren.

5.2      De dagvaarding is aan klaagster in persoon uitgereikt. Aldus staat vast dat klaagster hiervan op de hoogte was. Klaagster heeft verweerder niet op de hoogte gesteld van de door haar ontvangen dagvaarding. Waar verweerder niet op de hoogte was van de procedure, kan hem niet worden aangerekend, dat hij klaagster daarin niet heeft bijgestaan.

5.3      Verweerder betwist klaagster te hebben geadviseerd om haar rechtsbijstandsverzekering op te zeggen. Nu klaagster geen concrete feiten heeft aangevoerd, waaruit blijkt dat verweerder haar aldus heeft geadviseerd, kan het derde onderdeel van de klacht evenmin tot gegrondheid leiden.

5.4      Klaagster heeft geen concrete feiten aangevoerd, waaruit blijkt dat verweerder een toezegging om een brief op te stellen niet is nagekomen. Gebleken is dat verweerder had toegezegd met de wederpartij in overleg te treden omtrent verbeurde dwangsommen, maar hiervoor diende verweerder over facturen te beschikken waaruit bleek dat klaagster de vereiste werkzaamheden had laten uitvoeren. Klaagster heeft hierop niet gereageerd, ten gevolge waarvan verweerder niet in de gelegenheid is gesteld verdere stappen voor klaagster te ondernemen. Het vierde onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W. H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks en R.G.A.M. Theunissen , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klaagster

-        de deken van de orde van advocaten te Limburg  

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl