Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:5

Zaaknummer

L 159 - 2013

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder niet voortvarend aan de zaak te hebben gewerkt, niet gespecialiseerd te zijn en het dossier slechts te hebben willen retourneren na ondertekening van een blanco machtiging. De raad stelt vast dat verweerder het dossier in december 2011 heeft overgenomen, maar zich pas in juni 2012 voor het eerst tot de wederpartij heeft gewend. Klacht gegrond voor zover het de voortvarendheid betreft.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond

Uitspraak

 

Beslissing van 13 januari 2014

in de zaak L 159 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.

 

 

       

klager

 

tegen:

 

B.

 

 

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 16 mei 2013 met kenmerk DOK 7174, door de raad ontvangen op 17 mei 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 16 mei 2013 met bijlagen en van de nagekomen brief van klager van 25 september 2013, door de raad ontvangen op 4 oktober 2013, met bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft de belangen van klager behartigd in een letselschadezaak. Deze zaak heeft verweerder overgenomen van de voormalige advocaat van klager in december 2011. Bij brief van 7 december 2011 heeft verweerder zich tot de voormalige advocaat van klager gewend en verzocht om toezending van de relevante stukken. Bij brief van 30 januari 2012 heeft verweerder aan de voormalige advocaat van klager bevestigd dat hij het dossier inmiddels had ontvangen. Bij brief van 30 maart 2012 heeft de wederpartij van klager aan klager laten weten dat verweerder zich nog niet als de nieuwe belangenbehartiger van klager had gemeld.

2.2      In een interne mail van 8 juni 2012 schrijft de kantoorgenote van verweerder aan verweerder dat zij absoluut niet thuis is in de materie en niet weet waar zij moet beginnen. De kantoorgenote van verweerder geeft aan dat de zaak van klager geen eenvoudige letselschadezaak betreft en dat zij van mening is dat verweerder de zaak beter niet zou behandelen.

2.3      Verweerder heeft zich uiteindelijk pas bij brief van 21 juni 2012 tot de wederpartij van klager gewend en melding gemaakt dat hij de zaak van de voormalige advocaat had overgenomen.

2.4      Op 13 juli 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, verweerder en een kantoorgenote van verweerder die bij de feitelijke behandeling van het dossier was betrokken. Eind september 2012 heeft klager zich vervolgens tot een andere advocaat gewend, die de zaak weer van verweerder heeft overgenomen.

2.5      Bij brief van 26 oktober 2012 heeft klager zich vervolgens tot de deken gewend.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder niet voortvarend aan de zaak gewerkt heeft;

2.    verweerder niet gespecialiseerd is in letselschadezaken;

3.    verweerder klager aan het lijntje heeft gehouden door niet te reageren op verzoeken om contact en toezeggingen niet na te komen;

4.    verweerder het dossier van klager pas heeft willen retourneren onder voorbehoud van ondertekening door klager van een blanco machtiging voor onkosten en honorarium.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder meent dat hij wel degelijk over voldoende kennis beschikt om letselschadezaken te behandelen. Verweerder wijst er op dat de interne e-mail die is gericht aan verweerder persoonlijk en vertrouwelijk is, zodat klager zich daar niet op mag beroepen. Verweerder geeft daarnaast aan dat zijn kantoorgenote in de interne e-mail slechts haar twijfels uitte, maar dat na overleg met verweerder uiteindelijk is besloten dat verweerder en zijn kantoorgenote de zaak samen verder zouden behandelen.

4.2      Voor wat betreft het verwijt dat verweerder de zaak niet voortvarend heeft aangepakt geeft verweerder aan dat hij klager steeds op de hoogte heeft gehouden over de voortgang van de zaak. Verweerder heeft het dossier eind januari ontvangen van de voormalige advocaat van klager en de overdracht zou de nodige tijd in beslag hebben genomen. Vervolgens moest het zeer uitgebreide dossier nog worden bestudeerd, hetgeen ook de nodige tijd heeft gekost. De ontstane vertraging zou te wijten zijn aan een samenloop van omstandigheden.

4.3      Verweerder ontkent een blanco machtiging aan klager te hebben toegezonden. Verweerder heeft klager een machtiging toegestuurd voor betaling van de advocaatkosten. Deze machtiging is gebruikelijk in de letselschadepraktijk en is zo goed als identiek aan de machtiging die klager bij zijn voormalige advocaat zou hebben ondertekend. Verweerder heeft bovendien een kopie van zijn declaratie, met specificatie, aan klager toegezonden.

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1     Het eerste klachtonderdeel betreft het verwijt van klager dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de zaak heeft gewerkt. De raad heeft vastgesteld dat verweerder het dossier van de voormalige advocaat van klager heeft overgenomen in december 2011. Pas bij brief van 21 juni 2012 heeft verweerder zich tot de wederpartij van klager gewend. Ter zitting is door verweerder aangegeven dat het overnemen van het dossier de nodige tijd kostte omdat het een omvangrijk en gecompliceerd dossier betrof, dat eerst bestudeerd moest worden. Daarnaast zou door verweerder gewacht zijn op bericht van de medisch adviseur, maar de medische machtigingen zijn pas begin juni door verweerder aan klager gezonden. De raad kan derhalve niet anders dan concluderen dat verweerder in de periode van december 2011 tot en met juni 2012 nauwelijks enige actie in de zaak van klager heeft ondernomen. Verweerder heeft derhalve niet voldoende voortvarend gehandeld. Behandeling van het dossier of, indien de nodige expertise bij verweerder zou ontbreken, doorverwijzing daarvan had veel sneller moeten plaatsvinden. Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.

 

Ad klachtonderdeel 2

5.2     Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt van klager dat verweerder niet gespecialiseerd is in letselschadezaken. Of verweerder daarin wel of niet is gespecialiseerd is in beginsel ten deze niet relevant. De raad heeft immers al vastgesteld dat verweerder niet voortvarend genoeg gehandeld heeft. Dat verweerder niet in letselschadezaken gespecialiseerd, in de zin van deskundig, zou zijn, heeft de raad, gelet op het beperkte dossier en hetgeen ter zitting is besproken, niet kunnen vaststellen. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.

          Ad klachtonderdeel 3

5.3     Het derde klachtonderdeel betreft het verwijt van klager dat verweerder hem aan het lijntje heeft gehouden door niet te reageren op verzoeken om contact en door toezeggingen niet na te komen. Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, kan de raad niet vaststellen welke toezeggingen er niet zouden zijn nagekomen. Ook kan de raad niet vaststellen dat op verzoeken van klager om contact niet, of niet voldoende, is gereageerd. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

          Ad klachtonderdeel 4

5.4     Het laatste klachtonderdeel betreft het verwijt van klager dat verweerder enkel het dossier wilde retourneren nadat door klager een blanco machtiging voor onkosten en honorarium was ondertekend. Verweerder betwist dit en heeft aangegeven dat enkel een machtiging is getekend voor de door het kantoor van verweerder gemaakte kosten. Aangezien deze machtiging zich niet in het dossier bevindt, kan de raad niet vaststellen of op dit punt door verweerder onbehoorlijk is gehandeld. De verklaringen van verweerder en klager staan op dit punt namelijk lijnrecht tegenover elkaar. De tuchtrechter kan dan in het algemeen geen oordeel uitspreken. Dat betekent niet dat aan de verklaring van verweerder meer waarde wordt gehecht dan aan de verklaring van klager, het betekent alleen dat niet is komen vast te staan wat er precies gebeurd is. Als niet kan worden vastgesteld wat er precies gebeurd is, kan de raad geen oordeel vellen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart onderdeel 1 van de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van waarschuwing en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mevrouw mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W..M. Theunissen, L.B.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.               

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 januari 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-        klager

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl