Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:44

Zaaknummer

R.4222/13.129

Inhoudsindicatie

Klachten over de belangenbehartiging in een echtscheidingsprocedure met complicaties door verschillende nationaliteiten. De advocaat is voldoende voortvarend geweest in de aanpak, maar heeft verzuimd na de beschikking voorlopige voorzieningen het echtscheidingsverzoek tijdig in te dienen. Belangrijke afspraken en feiten zijn niet schriftelijk vastgelegd. De overdracht van het dossier aan de opvolgende advocaat is voldoende voortvarend geweest. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: berisping.

Uitspraak

 

. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 13 juni 2013, door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij brief van 28 oktober 2013 heeft verweerster stukken aan de raad gezonden.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 november 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Vanaf maart 2011 heeft verweerster de belangen van klaagster behartigd in haar echtscheidingsprocedure.

2.3 Bij e-mail van 17 april 2011 deelde klaagster aan verweerster mee dat zij hoopte dat de echtscheidingsprocedure voor juli 2011 zou zijn afgerond.

2.4 Na voorbereidende werkzaamheden heeft verweerster bij brief van 1 juli 2011 de wederpartij geschreven aangaande de echtscheidingsprocedure.

2.5 Verweerster heeft namens klaagster voorlopige voorzieningen gevraagd, naar aanleiding waarvan de rechtbank bij beschikking van 24 oktober 2011 voorlopige voorzieningen heeft getroffen.

2.6 Op 25 november 2011 heeft verweerster het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank ingediend, waarna de zaak is aangehouden tot 18 januari 2012.

2.7 Doordat het echtscheidingsverzoek niet binnen de wettelijke termijn van vier weken na dagtekening van de beschikking houdende voorlopige voorzieningen was gedaan heeft die beschikking haar kracht verloren.

2.8 In de periode januari tot en met maart 2012 zijn onderhandelingen tussen partijen gevoerd zonder dat overeenstemming is bereikt.

2.9 Nadat gebleken was dat het echtscheidingsverzoek niet tijdig was ingediend, heeft verweerster het verzoek ingetrokken en een nieuw verzoekschrift opgesteld.

2.10 Nadat het nieuwe verzoekschrift op 8 mei 2012 door verweerster bij de rechtbank was ingediend, bleek dat daaraan een onjuist vakantieschema was toegevoegd.

2.11 Klaagster heeft daarna de bijstand van een andere advocaat gezocht. Bij brief van 18 mei 2012 heeft deze aan verweerster verzocht de stukken betreffende de echtscheiding zo spoedig mogelijk aan hem toe te zenden.

2.12 Bij e-mail van 24 mei 2012 heeft klaagster aan verweerster een telefoongesprek bevestigd, waarin klaagster had meegedeeld dat zij de behandeling van haar zaak had overgedragen aan een andere advocaat. In de e-mail gaf klaagster toestemming om het volledige dossier aan de opvolgende advocaat te zenden.

2.13 Bij brief van 12 juni 2012 heeft de opvolgende advocaat verzoekster verzocht om alsnog te reageren op zijn herhaalde verzoeken en de verzoeken van klaagster om de originele toevoeging aan hem toe te zenden. Hij verzocht verweerster om een reactie binnen 24 uur.

2.14 De toevoeging is gemuteerd op 19 juni 2012.

2.15 Bij brief van 4 juli 2012 heeft de opvolgende advocaat verweerster verzocht een urenspecificatie toe te zenden in verband met de toevoeging.

2.16 Bij brief van 23 augustus 2012 heeft de opvolgende advocaat verweerster zeer dringend verzocht om per omgaande haar urenspecificatie alsnog aan hem toe te zenden.

2.17 Bij brief van 27 september 2012 heeft de opvolgende advocaat een telefonische toezegging van verweerster aan zijn secretaresse bevestigd, inhoudende dat verweerster diezelfde week de urenstaat aan hem zou toesturen.

2.18 Bij brief van 14 december 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster:

a. dat zij de belangen van klaagster onvoldoende voortvarend heeft behartigd, waardoor de echtscheidingsprocedure onnodig lang is vertraagd;

b. dat zij klaagster onvoldoende zorgvuldig heeft geïnformeerd over (de voortgang van) de echtscheidingsprocedure en dat zij van verweerster geen concepten heeft ontvangen van de door haar opgestelde processtukken, noch van andere relevante bescheiden. Klaagster heeft van haar echtgenoot moeten vernemen dat verweerster het echtscheidingsverzoek had ingetrokken. Verweerster had daarover tevoren met klaagster geen overleg gevoerd. Daarnaast reageerde verweerster niet of te laat op verzoeken van klaagster, was zij veelvuldig niet bereikbaar en heeft zij gesprekken die klaagster met verweerster voerde en afspraken die daarbij werden gemaakt niet aan klaagster bevestigd, ondanks een toezegging daartoe. Bovendien zond verweerster geen afschriften van aan de wederpartij verzonden brieven of van ingediende processtukken;

c. dat zij de verhoudingen tussen klaagster en haar ex-echtgenoot onnodig onder druk heeft gezet, als gevolg waarvan over hun minderjarige dochter met de wederpartij maar moeilijk afspraken kunnen worden gemaakt;

d. dat zij onvoldoende voortvarendheid in acht heeft genomen bij de overdracht van het dossier aan de opvolgende advocaat, zodat de Raad voor Rechtsbijstand de aanvraag voor (extra uren op) de toevoeging heeft afgewezen en klaagster daardoor hoge advocaatkosten heeft gehad.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel slechts geïndiceerd kan zijn indien sprake is van enig handelen van de advocaat in strijd met de zorg die hij behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behartigt of behoort te behartigen. Die zorgplicht brengt onder meer mee dat hij ervoor zorgdraagt dat hij beschikt over voldoende deskundigheid op het rechtsgebied dat hij betreedt en dat hij in de uitvoering van zijn taak de nodige voortvarendheid betracht.

5.2 Voorts geldt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel neemt de raad in aanmerking dat verweerster, in zoverre onbetwist, heeft aangevoerd dat zij veelvuldig overleg met klaagster over haar zaak heeft gevoerd, alsmede dat de problematiek ingewikkeld was in verband met onder meer verschillende nationaliteiten en woonplaatsen. Voorts heeft zij gewezen op de periode van onderhandelingen alvorens zij tot de indiening van het tweede echtscheidingsverzoek is overgegaan. 

De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerster bij de door haar te ondernemen stappen, zoals het aanschrijven van de wederpartij en het entameren van de procedure tot verkrijging van voorlopige voorzieningen, onvoldoende voortvarend is opgetreden. Dit lijdt uitzondering voor wat betreft het aanhangig maken van de echtscheidingsprocedure, nu is komen vast te staan dat verweerster het echtscheidingsverzoek niet binnen de wettelijke termijn van vier weken na dagtekening van de beschikking houdende voorlopige voorzieningen heeft gedaan, waardoor die beschikking haar kracht heeft verloren. 

Weliswaar heeft verweerster aangevoerd dat de indiening van het echtscheidingsverzoek een taak was van haar kantoorgenote mr. A, maar dit neemt niet weg dat verweerster verantwoordelijk was en bleef voor de uitvoering van de van klaagster verkregen opdracht. Dat het echtscheidingsverzoek te laat is gedaan is derhalve aan verweerster toe te rekenen. In zoverre is dit klachtonderdeel gegrond.   

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 Klaagster heeft aangevoerd dat zij van bepaalde stukken geen concepten heeft ontvangen, zoals van het in te dienen echtscheidingsverzoek, van brieven aan de wederpartij en van de intrekking van het echtscheidingsverzoek.

Naar het oordeel van de raad heeft verweerder dit klachtonderdeel onvoldoende weersproken. Zij heeft weliswaar afschriften van correspondentie uit haar dossier gezonden, maar daarmee is niet komen vast te staan dat verweerder belangrijke zaken als het intrekken van het echtscheidingsverzoek vooraf met klaagster heeft besproken en die bespreking naar behoren schriftelijk heeft vastgelegd. Dit geldt mutatis mutandis eveneens voor concepten van brieven die zij aan de wederpartij stuurde. 

Verweerster heeft aangevoerd dat zij het echtscheidingsverzoek heeft ingetrokken in overleg met klaagster over de situatie. Volgens verweerster was het op grond van gewijzigde omstandigheden in het belang van klaagster om, nadat was gebleken dat de voorlopige voorzieningen hun gelding hadden verloren, niet opnieuw voorlopige voorzieningen te vragen. Klaagster heeft dat bestreden en heeft gewezen op het feit dat de wederpartij ongevraagd de echtelijke woning binnenkwam en zij daar niets tegen kon doen.  

De tegenover elkaar staande lezingen van partijen onderstrepen dat verweerster ten onrechte heeft nagelaten belangrijke feiten zoals het intrekken van het echtscheidingsverzoek en de overwegingen en de beslissing aangaande het al dan niet opnieuw vragen van voorlopige voorzieningen schriftelijk aan klaagster te bevestigen. Het nalaten daarvan valt verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen.  

De raad acht dit klachtonderdeel gegrond.  

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.4 Verweerster heeft dit klachtonderdeel weersproken en erop gewezen dat klaagster niet heeft aangegeven op welke wijze verweerster de vertrouwensrelatie tussen klaagster en de wederpartij zou hebben geschaad.

5.5 Ondanks het gevoerde verweer heeft klaagster dit klachtonderdeel niet onderbouwd.

5.6 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.7 Uit de stukken en uit wat ter zitting naar voren is gekomen, is gebleken dat, nadat de opvolgende advocaat op 18 mei 2012 aan verweerster had verzocht om toezending van het dossier en nadat verweerster daarover vervolgens telefonisch contact had gehad met klaagster, de toevoeging is gemuteerd op 19 juni 2012. Kennelijk heeft de mutatie plaatsgevonden op basis van de stukken die verweerster volgens haar verklaring op 24 mei 2012 aan de opvolgende advocaat heeft gestuurd.  

Naar het oordeel van de raad dient hieruit te worden opgemaakt dat het bij de overdracht van het dossier niet aan de betamende voortvarendheid heeft ontbroken. Daaraan doet niet af dat daarna tussen de opvolgende advocaat en verweerster is gecorrespondeerd over een urenspecificatie van klaagster. Ter zitting is aan de orde gekomen dat verweerster op het daarvoor aangewezen moment geen aanvraag heeft gedaan voor meer uren op de toevoeging, zodat het uiteindelijk door klaagster aan de zaak bestede aantal uren niet meer relevant kon zijn voor de vaststelling van de toevoegingsvergoeding. Door de late toezending van de urenspecificatie is geen belang van klaagster geschaad.

5.8 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

 De raad acht, in aanmerking nemende de aard en de ernst van de begane overtredingen, alsmede de omstandigheid dat verweerster eerder voor vergelijkbare overtredingen door de tuchtrechter bestraft is, de hierna vermelde maatregel passend en geboden.  

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond in de onder nummer 5.3 in fine   vermelde zin;

- verklaart klachtonderdeel b gegrond;

- legt als maatregel op een berisping;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. T. Hordijk, G.J. Schipper, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.

 

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl