Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-10-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:216
Zaaknummer
R. 4426/14.12
Inhoudsindicatie
Het betreft een verzetzaak.
Inhoudsindicatie
Klaagster verwijt verweerster dat zij zich in woord en geschrift onnodig grievend heeft uitgelaten en niet integer heeft gehandeld.
Inhoudsindicatie
De raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter en overweegt voorts dat ook indien, zoals klaagster heeft gesteld, de opmerkingen van verweerster in het ingediende verweerschrift niet strikt noodzakelijk waren, deze opmerkingen dan wel de door verweerster gebezigde bewoordingen niet zozeer buiten de orde waren, dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.
Inhoudsindicatie
Het verzet is ongegrond
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 januari 2014 met kenmerk K290 2013, door de raad ontvangen op 10 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 31 januari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 februari 2014 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief gedateerd 10 februari 2014, ontvangen op 11 februari 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 juli 2014 in aanwezigheid van klaagster en haar partner, tevens gemachtigde, de heer K. en van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klaagster d.d. 10 februari 2014.
1.6 Bij brief van 31 juli 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerster behartigt de belangen van de voormalige echtgenoot van klaagster in een echtscheidingsprocedure.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klaagster verwijt verweerster dat zij zich in woord en geschrift onnodig grievend heeft uitgelaten en niet integer heeft gehandeld. Ter toelichting heeft klaagster een aantal citaten uit processtukken van verweerster aangehaald, waaronder de volgende:
“…De man betreurt het dat partijen intussen zo lang met elkaar aan het strijden zijn, terwijl het contact tussen de zoon van partijen, T., (red.) en zijn moeder helemaal verbroken is. T. heeft nadrukkelijk aangegeven dat hij niets meer met zijn moeder te maken wil hebben, in zijn woorden “ik ben er helemaal klaar mee”. Dit gebeurde nadat op 19 december 2011 de vrouw aan haar zoon mededeelde dat “hij haar zoon niet meer is”. Het kind kwam over zijn toeren thuis en de man heeft de schoolmaatschappelijk werker en de mentor verzocht T. daarom extra in de gaten te houden. De vrouw had voordien al T.’s zakgeld afgenomen, omdat hij zich niet wilde onderwerpen aan de plannen van de vrouw en de dominantie van haar partner.
…”
“…Dit waren in tegenstelling tot wat de vrouw beweert, geen verjaardagcadeaus. Het valt de man overigens op dat de vrouw niet vraagt om baby-/kinderfotoboeken van haar kind, dan wel om T.’s kindermeubels opeist (die zij overigens mag hebben van de man).
…”
“…Ten tijde van de aankoop van het huis, medio 2008, staat vast dat de vrouw contact had met haar nieuwe partner. De vrouw wilde graag het nieuwe huis, vond het prima dat het op beider naam gesteld werd en het huis werd ook nog eens uitgebreid verbouwd, geheel naar de wens van de vrouw. Dit alles kan bij de man het gevoel niet wegnemen dat de vrouw wellicht toen al van plan was het huwelijk te beëindigen, al of niet in overleg met haar vriend, en op deze wijze de man de voor haar vermeende overwaarde van het huis afhandig te maken.
…”
“…Volgens T. gebruikt de vrouw tegenwoordig een nieuwe Mercedes voor haar vervoer en woont zij met haar vriend in een 8-kamerhuis met uitzicht over de rivier de IJssel.
…”
“…Het is jammer dat de vrouw verwarring probeert te zaaien en de man ondertussen beschuldigd van oneerlijkheid, terwijl zij heel goed weet dat partijen niet hebben kunnen leven op het welstandsniveau zoals zij hebben geleefd zonder de erfenissen en schenkingen van de ouders van de man die in zijn privévermogen terecht waren gekomen deels te gebruiken. De man heeft al zijn vermogen laten zien en de stelling van de vrouw dat zij meent dat er meer is, is nergens op gebaseerd en wordt door de vrouw dus ten onrechte naar voren gebracht.
…”
3.3. De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat het verzet met name ziet op de grievende uitlatingen gedaan door verweerster met enkel het doel om klaagster te beschadigen. Door een andere voorstelling van zaken te geven heeft verweerster gebrek aan integriteit getoond.
4 BEOORDELING
4.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de
beoordeling van de voorzitter. Hetgeen klaagster in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven. De raad merkt op dat ook indien, zoals klaagster heeft gesteld, de opmerkingen van verweerster in het ingediende verweerschrift niet strikt noodzakelijk waren, deze opmerkingen dan wel de door verweerster gebezigde bewoordingen niet zozeer buiten de orde waren, dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.
5 BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.