Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:349

Zaaknummer

14-207A

Inhoudsindicatie

Gegronde klacht van cliënt.  Verweerder heeft de belangen van zijn cliënt ernstig geschaad door de aangenomen opdracht niet uit te voeren, niet met hem te communiceren en zonder berichtgeving zijn kantoor te sluiten. Samenhang met 14-165A, 12-205A, 12-206A en 12-208A. Verklaring in de zin van artikel 48 lid 7 Advocatenwet. Schrapping.

Uitspraak

Beslissing van 16 december 2014

in de zaak 14-207A

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen:

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 juni 2014 (met kenmerk 4014-0317), door de raad ontvangen op 26 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is, tezamen met de klachten van drie andere klagers in de zaken 14-205A, 14-206A en 14-208A) en het dekenbezwaar (in de zaak 14-165A), behandeld ter zitting van de raad van 14 oktober 2014, in aanwezigheid van de deken, klager en diens familielid de heer I. Zoubairi. Verweerder is, ondanks zijn oproeping per aangetekende brief en zijn telefonische aankondiging aan de griffie om ter zitting te verschijnen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken.

2 HET BEZWAAR EN DE KLACHTEN

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet de kwestie waarvoor klager hem had ingeschakeld niet voortvarend heeft behandeld en klager niet op de hoogte heeft gehouden van het verloop van zijn werkzaamheden.

 

3 FEITEN

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, nu verweerder de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen en feiten niet heeft betwist, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager heeft in juni 2012 verweerder ingeschakeld om hem bij te staan in zijn echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft de zaak in behandeling genomen. Nadien heeft klager niets vernomen van verweerder over de voortgang van de werkzaamheden.

3.3 Op 20 februari 2013 bleek, uit een brief van de advocaat van klagers echtgenote, dat de echtscheiding was uitgesproken. Klager en verweerder waren niet ter zitting verschenen; klager wist niet dat, of wanneer een zitting zou plaatsvinden. Vervolgens heeft verweerder toegezegd dat hij klagers zaak in hoger beroep in behandeling zou nemen. Ook nadien heeft klager niets meer vernomen van verweerder.

3.4 Verweerder is op 14 juli 2014 op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van zijn praktijk. Deze beslissing is in kracht van gewijsde gegaan.

4 BEOORDELING

4.1 Naar aanleiding van de klacht stelt de raad voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt.

4.2 Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is verklaard, leidt de raad af dat verweerder de hem toevertrouwde belangen in zeer ernstige mate heeft verwaarloosd. Verweerder heeft nooit gecorrespondeerd met klager of anderszins actief contact met hem opgenomen met informatie over de behandeling van het dossier. Niet gebleken is dat verweerder enige werkzaamheden heeft verricht in het kader van zijn rechtsbijstandverlening aan klager. Hij heeft zelfs nagelaten klager te informeren over de zitting in het kader van de echtscheidingsprocedure, laat staan dat hij daar zelf namens klager is verschenen. Evenmin heeft verweerder klager geïnformeerd dat hij de behandeling van het dossier heeft beëindigd.

4.3 Daarmee heeft verweerder tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld, zodat de klacht gegrond is.

4.4 Uit het voorgaande blijkt dat verweerder jegens klager niet de zorg heeft betracht die hij als advocaat jegens klager in acht diende te nemen, althans heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt. De raad zal daarom een uitspraak in de zin van artikel 48 lid 7 Advocatenwet doen.

5 MAATREGEL

5.1 Uit het voorgaande volgt dat de klacht in zijn geheel gegrond is. Vast is komen te staan dat verweerder de regels heeft overtreden die voor alle advocaten gelden met betrekking tot de manier waarop de belangen van cliënten worden behartigd en de wijze waarop de cliënt op de hoogte moet worden gehouden van de aanpak en de voortgang van de werkzaamheden. Dat, gevoegd bij de ernst van de klacht, rechtvaardigt op zich zelf al een zware maatregel.

5.2 De klacht staat niet op zich zelf. Er zijn immers ook klachten van andere individuele klagers en een dekenbezwaar, die in de vandaag genomen beslissingen ook allemaal gegrond zijn verklaard. Het dekenbezwaar en de klachten zijn bekend onder de nummers 14-165A, 12-205A, 12-206A en 12-208A. Daarnaast is verweerder al eerder tuchtrechtelijk veroordeeld, waarbij hem een voorwaardelijke schorsing van drie maanden is opgelegd (zie hof van discipline 4 februari 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:128) en is hij op 14 juli 2014 voor onbepaalde tijd geschorst op grond van artikel 60b Advocatenwet, wegens het niet nakomen van toezeggingen, het niet adequaat bijstaan van zijn cliënten, het niet adequaat reageren op aansprakelijkstellingen door cliënten en het niet bereikbaar zijn voor cliënten (zie raad van discipline Amsterdam 14 juli 2014, ECLI:NL:TADRAMS: 2014:177).

5.3 Het beeld dat uit al deze klachten en bezwaren oprijst, laat zien dat de gedragingen van verweerder geen incidenten betreffen maar passen in een structureel patroon van volstrekt onvoldoende besef van verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid in de wijze waarop hij zijn kantoor organiseert en met betrekking tot de belangen van cliënten. Zo laat verweerder na de door hem aangenomen opdrachten van zijn cliënten uit te voeren en correspondeert of communiceert hij niet of nauwelijks met zijn cliënten. Ook heeft hij niet meegewerkt aan het dekenonderzoek naar al deze klachten.

5.4 Dat patroon schept tevens een beeld van een advocaat die zich niet bewust is van de verplichtingen die passen bij de kernwaarden van de advocatuur. Doordat hij de kernwaarden wezenlijk veronachtzaamt tast hij het aanzien van de advocatuur aan.

5.5 De raad constateert dat verweerder stelselmatig artikel 46 van de Advocatenwet heeft geschonden, in het bijzonder de normen omtrent de zorg voor de cliënt en wat een behoorlijk advocaat betaamt, zoals die zijn uitgewerkt in de gedragsregels. De raad rekent verweerder dit alles zwaar aan, juist omdat van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich aan de voor hem geldende regels houdt. Juist van een advocaat mag worden verwacht dat de belangen van zijn cliënt bij hem in goede handen zijn. Zowel het een als het ander raakt de kern van het beroep van advocaat. Verweerder heeft het vertrouwen van cliënten ernstig beschaamd en is ernstig tekort geschoten in de zorg die hij hun verschuldigd was. Daarmee hebben zijn gedragingen het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schade toegebracht.

5.6 Verweerder heeft geen inzicht getoond in het laakbare van zijn handelwijze. Evenmin geeft zijn gedrag aanleiding om verbetering in de toekomst te verwachten, integendeel. Het feit dat verweerder zijn plicht mee te werken aan de onderzoeken door de deken structureel heeft verzaakt en het feit dat hij zonder deugdelijke reden, althans zonder bericht, niet op de zitting van de raad van 14 oktober 2014 is verschenen, rechtvaardigt de vrees dat geen verbetering zal optreden.

5.7 De misstappen van verweerder hebben schade toegebracht aan het vertrouwen in de advocatuur van het publiek in het algemeen en dat van zijn cliënten in het bijzonder. Verweerder heeft geen inzicht getoond in zijn fouten, heeft niet van eerdere tuchtrechtelijke veroordeling geleerd en heeft niet aangetoond dat enige verbetering en wijziging in zijn opstelling is te verwachten. De raad komt dan ook tot de conclusie dat het niet verantwoord is dat verweerder nog langer als advocaat de praktijk uitoefent.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande

 op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

- spreekt uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die

bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, in de zin van artikel 48 lid 7 Advocatenwet.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2014 door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. J.H.P. Smeets, mrs B.J. Sol, K. Straathof, en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

 076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

 Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl