Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:127

Zaaknummer

13-348A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij dat deze klaagster in gevaar zou hebben gebracht door te trachten haar geheime adres te achterhalen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 13 mei 2014

in de zaak 13-348A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

p/a mevrouw mr.

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam  

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 november 2013 met kenmerk 4013-0972, door de raad ontvangen op 15 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 maart 2014 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster is met bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in §1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 12 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft tegen onder meer haar vader aangifte gedaan wegens zware mishandeling op 1 maart 2012 en verblijft sindsdien op een geheim adres. Verweerster is de advocaat van de vader van klaagster in de strafrechtelijke procedure die is gevolgd op de aangifte van klaagster.

2.3 Bij brief van 6 februari 2013 heeft verweerster zich tot de dienst persoons- en geo-informatie van de gemeente Amsterdam gewend met het verzoek om haar een “historisch uittreksel” te verschaffen, waarop het inschrijvingsadres van klaagster op 1 maart 2012 is vermeld.

2.4 Bij ongedateerd schrijven heeft een ambtenaar van de gemeente Amsterdam een formulier aan verweerster gestuurd met daarop de volgende mededeling: “Ter Kennisname Persoon is verhuisd naar Arnhem per 19 03 2012”

2.5 Bij brief van 26 februari 2013 heeft verweerster zich vervolgens tot de dienst Burgerzaken van de gemeente Arnhem gewend met het verzoek om haar een “historisch uittreksel” te verschaffen, waarop het inschrijvingsadres van klaagster op 1 maart 2012 is vermeld. In dat kader heeft verweerster onder meer geschreven ervan uit te gaan dat toen nog geen geheimhoudingsplicht bestond.

2.6 Bij brief van 18 april 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem aan verweerster bericht dat klaagster om geheimhouding van haar adres heeft gevraagd en dat aan klaagster is gevraagd of er overwegende bezwaren bestaan tegen verstrekking van de adresgegevens.

2.7 Bij besluit van 17 mei 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem het verzoek om verstrekking van adresgegevens van klaagster afgewezen, omdat de persoonlijke levenssfeer van klaagster daardoor onevenredig wordt geschaad.

2.8 Bij brief met bijlage van 12 augustus 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij heeft getracht de geheime adresgegevens van klaagster te achterhalen, wetende dat klaagster direct gevaar loopt indien haar vader en broers op de hoogte zouden raken van haar verblijfplaats.

4 BEOORDELING

4.1 Verweerster heeft in haar verweerschrift aan de deken en ook ter zitting bij de raad toegelicht dat het belang bij het verkrijgen van het inschrijvingsadres van klaagster per 1 maart 2012 was gelegen in verweermogelijkheden van haar cliënt. Indien klaagster op die datum niet zou zijn ingeschreven op hetzelfde adres als dat van haar vader, zou mogelijk sprake zijn van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat opsporingsambtenaren de woning van de vader zonder diens toestemming hebben betreden, in de veronderstelling dat dit ook het woonadres van klaagster was.

4.2 De raad is van oordeel dat dit belang van de cliënt van verweerster een gerechtvaardigde reden bood om bij de gemeente Amsterdam het inschrijvingsadres van klaagster op 1 maart 2012  op te vragen. Er zijn onvoldoende aanwijzingen  voor het oordeel dat verweerster zich had moeten realiseren dat het inschrijvingsadres van klaagster op die datum gevoelige informatie betrof. Dat de gemeente Amsterdam – kennelijk bij vergissing – de geheime verblijfplaats van klaagster in zoverre heeft prijsgegeven dat aan verweerster is gemeld dat klaagster per 19 maart 2013 in Arnhem is ingeschreven, kan verweerster niet worden aangerekend en hoefde zij niet te voorzien. Evenmin heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich vervolgens tot de gemeente Arnhem te wenden voor het historische inschrijvingsadres van klaagster op 1 maart 2012. Niet is gebleken dat verweerster daarmee heeft gepoogd de huidige, geheime – en voor het verweer van haar cliënt niet relevante – verblijfplaats of het adres van klaagster te achterhalen. Voor zover verweerster, zoals zij heeft gezegd, terloops aan haar cliënt heeft laten weten dat klaagster in Arnhem verblijft, heeft zij ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Zij heeft immers aangegeven dat zij geen aanwijzingen had voor eerwraak. De raad heeft geen reden aan de juistheid van de uitlatingen van verweerster te twijfelen. De klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs H.B. de Regt, M.W. Schüller, J.J. Trap en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl