Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:146

Zaaknummer

13-309NH

Inhoudsindicatie

Cliënte van klager en cliënt van verweerder zijn verwikkeld in een procedure. Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 12 confraternele correspondentie in het geding gebracht zonder voorafgaand overleg met klager. Evenmin had verweerder tevoren de deken geraadpleegd. Klacht gegrond, waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van 10 juni 2014

in de zaak 13-309NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 oktober 2013 met kenmerk td/np/12-005, door de raad ontvangen op 18 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van:

- de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 32; en

- de brief van de deken aan de raad van 22 oktober 2013 met bijlagen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De cliënte van klager en de cliënt van verweerder zijn verwikkeld in een procedure ter zake van de bouw van een jacht. In deze procedure heeft klager namens zijn cliënte een conclusie van antwoord tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie genomen. Bij tussenvonnis van 18 juli 2012 is (i) een comparitie van partijen gelast op aanvankelijk 9 oktober 2012  en (ii) verweerder in de gelegenheid gesteld om uiterlijk twee weken vóór de zittingsdatum namens zijn cliënt een conclusie van antwoord in reconventie in te dienen. Uiteindelijk is de comparitie bepaald op 8 november 2012.

2.3 Verweerder heeft bij brief van 20 juli 2012 aan klager kort gereageerd op de inhoud van de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van (voorwaardelijke) eis in reconventie. Verweerder heeft vervolgens de termijn (van twee weken vóór de zittingsdatum van 8 november 2012) voor het indienen van een conclusie van antwoord in reconventie laten verlopen.

2.4 Bij fax van 5 november 2012 heeft verweerder de rechtbank van zijn verzuim op de hoogte gesteld. Hij heeft als bijlage bij voormelde brief een kopie van zijn brief aan klager van 20 juli 2012 gevoegd en heeft de rechtbank verzocht deze brief aan het procesdossier te voegen en aan te merken als een conclusie van antwoord in reconventie. Klager heeft verweerder diezelfde dag per faxbrief verzocht zijn brief aan de rechtbank in te trekken. Verweerder heeft aan dat verzoek echter geen gevolg gegeven. De rechtbank heeft vervolgens de brief van 20 juli 2012 aan het procesdossier gevoegd.

2.5 Bij brief met bijlagen van 6 november 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een confraternele brief in het geding heeft gebracht en – daarop aangesproken – heeft geweigerd deze brief in te trekken.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat op grond van gedragsregel 12 in rechte geen beroep mag worden gedaan op bij de behandeling van een zaak door de ene advocaat aan de andere advocaat gerichte correspondentie, ongeacht de inhoud daarvan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, en dan slechts na voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, zo nodig, na vooraf ingewonnen advies van de deken.

4.2 Vaststaat dat verweerder zijn brief aan klager van 20 juli 2012 in het geding heeft gebracht zonder dat hij daarover voorafgaand overleg heeft gepleegd met klager dan wel advies heeft ingewonnen bij de deken. Verweerder heeft in reactie op deze klacht naar voren gebracht dat zijn brief aan klager van 20 juli 2012 niet is aan te merken als een confraternele brief, nu die brief niet is verzonden in het kader van (schikkings)onderhandelingen, maar slechts een reactie betrof op het door klager ingediende processtuk.

4.3 De raad kan verweerder niet volgen. Ofschoon in de brief wordt ingegaan op de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie sluit de brief af met de zinsnede: “Onder voorbehoud van alle rechten en weren en zonder dat op deze brief in rechte een beroep kan worden gedaan, verblijf ik (…)”. Hiermee heeft verweerder zelf al aangegeven dat de brief een confraternele brief is die niet bestemd is om in de  procedure te worden gebruikt. Verweerder  heeft dan ook miskend  dat de kern van gedragsregel 12 is dat de correspondentie van advocaat tot advocaat in beginsel vertrouwelijk behoort te zijn en te blijven. De strekking van gedragsregel 12 is zeer ruim. De in de gedragregels verankerde plicht om confraternele correspondentie niet in het geding te brengen, zou op onaanvaardbare wijze aan waarde inboeten indien verweerder in zijn stelling zou worden gevolgd dat het een advocaat vrij zou staan om naar eigen goeddunken en op grond van een eigen opvatting omtrent de betekenis van de inhoud van die correspondentie en omtrent hetgeen het belang van zijn of haar cliënt meebrengt, zonder de wederpartij daarin te kennen, te bepalen dat hij of zij van die correspondentie gebruik zal maken. Bij verschil van mening tussen advocaten is overleg met de deken dan ook het devies.

4.4 Op dit uitgangspunt kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, in het bijzonder als de waarheidsvinding tot het overleggen van die correspondentie zou nopen. De vraag of zodanige uitzondering zich voordoet, kan evenwel in beginsel eerst in overweging worden genomen als de advocaat, voorafgaand aan het in geding brengen van die correspondentie, de wederpartij van dit voornemen op de hoogte heeft gesteld en om toestemming heeft gevraagd. Bij dat overleg dient de omvang van de ter kennis van de rechter (of arbiter) te brengen correspondentie te worden betrokken. Vervolgens dient te worden onderzocht of niet kan worden volstaan met het weergeven van een zakelijke vermelding van de correspondentie of de relevante passages uit de correspondentie. Indien dit overleg niet tot een oplossing zou hebben geleid, had, zoals reeds gezegd, de deken geraadpleegd kunnen en moeten worden. Verweerder heeft de deken in dezen niet geraadpleegd. Ook in tweede instantie - nadat klager bezwaar had gemaakt tegen het in het geding brengen van de confraternele correspondentie - heeft verweerder verzuimd de deken om advies te vragen, De raad rekent verweerder dat in belangrijke mate aan.

4.5 Door de weg van voorafgaand overleg met klager en aansluitend advies vragen aan de deken niet te volgen, heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het voorgaande brengt mee dat de klacht gegrond is.

5 MAATREGEL

5.1 De raad acht, gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding, de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, L.D.H. Hamer, A.G. van Marwijk Kooy, G.J.W. Pulles, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl