Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:165
Zaaknummer
14-098NH
Inhoudsindicatie
Uit hoofde van het bepaalde in de Verordening op de vakbekwaamheid is verweerder gehouden om tijdig aangifte te doen in het kader van de CCV. Verweerder heeft verzuimd tijdig deze CCV- aangifte te doen over de jaren 2011, 2012 en 2013, zowel de individuele als de kantooraangifte. Verweerder heeft daarmee niet voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de hiervoor genoemde verordening.
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft in 2011, 2012, 2013 en tot en met mei 2014 respectievelijk 0, 41, 0 en 61 opleidingspunten gehaald. Daarmee heeft verweerder bij herhaling niet voldaan aan zijn verplichtingen uit de Verordening op de vakbekwaamheid. Van een betamelijk advocaat mag worden verwacht dat hij jaarlijks het voorgeschreven aantal punten behaalt. Tevens mag van een advocaat worden verwacht dat hij de te volgen cursussen/seminars/congressen zodanig plant dat hij niet door bijzondere omstandigheden in de situatie komt dat hij in een kalenderjaar zijn punten niet behaalt. Het dekenbezwaar is in al zijn onderdelen dan ook gegrond. Gelet op alle omstandigheden van het geval, acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.
Uitspraak
Beslissing van 7 juli 2014
in de zaak 14-098NH
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Noord-Holland
klager
tegen:
advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 11 april 2014 met kenmerk rm/jt/14-111, door de raad ontvangen op 14 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in 1.1 bedoelde brief van de deken;
- de stukken genummerd 1 tot en met 4, opgenomen in de inventarislijst behorende bij die brief;
- de faxbrief van 8 mei 2014 met bijlagen van verweerder, verzonden op 9 mei 2014.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Op grond van artikel 3 van de Verordening op de vakbekwaamheid is iedere advocaat sinds 2010 verplicht zijn professionele kennis en kunde te onderhouden door jaarlijks tenminste 20 opleidingspunten te behalen, waarvan de helft juridisch. Zijn er minimaal 10 opleidingspunten behaald dan kan de advocaat een beroep doen op de uit de twee voorafgaande jaren eventueel resterende overschotpunten.
2.3 Verweerder heeft op 3 maart 2014 (na het verstrijken van de aangiftetermijn) zowel de individuele als de kantooraangifte gedaan voor de Centrale Controle Verordeningen (hierna: ‘CCV’) 2013. Blijkens deze aangifte zijn in het kalenderjaar 2013 geen opleidingspunten behaald.
2.4 Bij brief van 3 maart 2014 heeft verweerder het bureau van de Orde van Advocaten hiervan in kennis gesteld.
2.5 Bij brief van 18 maart 2014 heeft de deken verweerder meegedeeld dat verweerder op 3 maart 2014 na het verstrijken van de aangiftetermijn zowel de individuele als de kantooraangifte heeft gedaan voor de Centrale Controle Verordeningen 2013 en dat uit de individuele aangifte is gebleken dat verweerder in 2013 geen opleidingspunten heeft behaald in het kader van de Verordening op de vakbekwaamheid, zodat ook de 10 punten-regeling niet op hem van toepassing is.
2.6 De deken heeft verweerder in zijn voornoemde brief meegedeeld dat in het landelijk dekenoverleg de afspraak is gemaakt dat bij het niet voldoen aan de 10-punten eis een dekenbezwaar wordt ingediend en dat verweerder binnenkort het dekenbezwaar kon verwachten.
2.7 Verweerder heeft ook in het kalenderjaar 2011 geen opleidingspunten behaald. Als reden hiervoor heeft verweerder destijds de drukte van zijn net opgestarte praktijk opgegeven. In zijn faxbericht van 13 mei 2012 aan het bureau van de Orde van Advocaten heeft verweerder de deken destijds meegedeeld dat hij de laakbaarheid van zijn handelen inzag, dit serieus op te nemen en heeft hij de toezegging gedaan dat het in ieder geval niet nog eens zou gebeuren.
2.8 Volgens afspraak met de Amsterdamse Orde van Advocaten zijn de punten in 2012 ingehaald door het behalen van 41 opleidingspunten. Verweerder heeft in 2011, 2012, 2013 en tot en met mei 2014 respectievelijk 0, 41, 0 en 61 opleidingspunten gehaald.
2.9 Verweerder heeft noch de individuele noch (in zijn hoedanigheid van kantoorbestuurder) de kantooropgave over 2011, 2012 en 2013 tijdig gedaan.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) in het jaar 2013 niet heeft voldaan aan zijn opleidingsverplichtingen
ingevolge de Verordening op de vakbekwaamheid;
b) stelselmatig niet tijdig aangifte heeft gedaan in het kader van de CCV over de jaren 2011, 2012 en 2013.
4 VERWEER
4.1 De praktijk van het kantoor van verweerder is in het jaar 2013 aanzienlijk gegroeid, waardoor hij het bijzonder druk heeft gehad. Verweerder verkeerde in de veronderstelling dat hij in het jaar 2012 een zeer ruim aantal opleidingspunten had behaald, in ieder geval voldoende om daarmee ook aan het minimum van 10 opleidingspunten voor 2013 te kunnen voldoen. Bij controle van zijn opleidingspunten, begin december 2013 bleek verweerder zich daarin te hebben vergist. Hij heeft toen nog geprobeerd zich in te schrijven voor enkele cursussen, maar daarvoor bestond in december 2013 geen mogelijkheid meer.
4.2 Verweerder heeft de deken bij brief van 20 maart 2014 bericht dat het dekenbezwaar volledig op zijn plaats is, hij geen verweer zal voeren en dat het dekenbezwaar gegrond dient te worden verklaard.
5 BEOORDELING
Onderdelen a en b van het bezwaar lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.1 Vaststaat dat verweerder over het jaar 2013 niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de Verordening op de vakbekwaamheid. Van een betamelijk advocaat mag worden verwacht dat hij jaarlijks het voorgeschreven aantal punten behaalt. Tevens mag van een advocaat worden verwacht dat hij de te volgen cursussen/seminars/congressen zodanig plant dat hij niet door bijzondere omstandigheden in de situatie komt dat hij in een kalenderjaar zijn punten niet behaalt. Dit onderdeel van het bezwaar is dan ook gegrond.
5.2 Uit hoofde van het bepaalde in de Verordening op de vakbekwaamheid is verweerder gehouden om tijdig aangifte te doen in het kader van de CCV.
Het staat vast dat verweerder heeft verzuimd tijdig deze CCV- aangifte te doen over de jaren 2011, 2012 en 2013. Verweerder heeft daarmee niet voldaan aan zijn verplichting uit hoofde van de hiervoor genoemde verordeningen. Dit onderdeel van het bezwaar is dan ook gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft in strijd gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt door herhaaldelijk niet tijdig te voldoen aan zijn aangifteverplichting in het kader van de CCV en voor 2013 - net als in 2011 - niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de Verordening op de vakbekwaamheid. Gelet op alle omstandigheden van het geval, acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- acht het bezwaar in al zijn onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. E.C. Gelok,
G. Kaaij, P. van Lingen, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl