Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:231

Zaaknummer

ZWB 240 - 2014

Inhoudsindicatie

De controle op naleving van de verordening is een taak van de deken. Terzake van optreden tegen gemachtigde komt klager evenmin klachtrecht toe. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 24 september 2014

in de zaak ZWB 240-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                                  

 

klager

 

 

gemachtigde:

 

 

 

                                               tegen:

 

 

 

 

verweerder

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 26 augustus 2014 met kenmerk K13-172 , door de raad ontvangen op 27 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerder is voorheen opgetreden voor een vennootschap van klager, verder te noemen BV X. Verweerder heeft in verband met een vordering van (het kantoor van) verweerder op BV X namens zijn kantoor het faillissement van BV X aangevraagd. Het faillissement van BV X is vervolgens door de rechtbank uitgesproken.

1.2         Klager stelt door de handelwijze van verweerder schade te hebben geleden en heeft verweerder hiervoor aansprakelijk gesteld. De gemachtigde van klager in deze procedure, verder te noemen gemachtigde, heeft in deze de belangen van klager behartigd.

1.3         Gemachtigde heeft bij brief dd. 1 juli 2013 aan verweerder gevraagd of hij de aansprakelijkstelling van klager bij zijn beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar had gemeld.

1.4         Verweerder heeft bij brief dd. 27 augustus 2013 aan gemachtigde bericht dat bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar melding was gemaakt van de aansprakelijkstelling door klager en dat de verzekeraar zich op het standpunt had gesteld dat geen dekking bestond. Gemachtigde heeft verweerder per faxberichten dd. 27 augustus en 23 september 2013 verzocht hem te informeren over de achterliggende reden hiervan. Hij kondigde aan bij gebreke daarvan de deken te zullen verzoeken te bemiddelen.

1.5         Verweerder schreef bij brief dd. 10 oktober 2013 het volgende aan gemachtigde:

              “ In reactie op uw fax van 23 september jl. stel ik conform uw suggestie voor dat u de zaak aan de Deken voorlegt. Het gaat mij er niet zozeer om dat ik in beginsel niet bereid zou zijn bepaalde informatie te verschaffen - waartoe ik als wederpartij van (……klager) uiteraard in het geheel niet gehouden ben -, maar het gaat mij om het oordeel omtrent de vraag of u een dergelijk evident volstrekt kansloze zaak gedragsrechtelijk in behandeling mag nemen.” 

1.6         Gemachtigde heeft bij brief dd. 11 oktober 2013 nogmaals aan verweerder verzocht de reden tot weigering van de dekking door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar aan te geven. Verweerder heeft hierop niet gereageerd, waarna gemachtigde zich op 29 november 2013 met een klacht tot de deken heeft gewend.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.    verweerder mogelijk niet (deugdelijk) voor beroepsaansprakelijkheid verzekerd is, hetgeen schending oplevert van de Verordening op de administratie en financiële integriteit, in het bijzonder van de bepalingen in de artikelen 3 en 4;

2.    verweerder, kennelijk ter bedoelde afwering van de aan hem gerichte redelijke informatieverzoeken, de advocaat van klager heeft voorgesteld (in het kader van de door de advocaat van klager aangekondigde bemiddelingsverzoek aan de deken) aan de deken een oordeel te vragen omtrent de vraag of het de advocaat van klager gedragsrechtelijk vrijstond om de “evident volstrekt kansloze zaak”  van klager tegen verweerder in behandeling te nemen.

 

3.           VERWEER    

3.1         Verweerder heeft het faillissement van BV X aangevraagd omdat deze de betalingsverplichtingen jegens het kantoor van verweerder niet was nagekomen. De rechtbank heeft het faillissement uitgesproken, waartegen geen rechtsmiddel is aangewend.

3.2         Klager heeft vervolgens een klacht tegen verweerder ingediend, omdat hij van mening was dat ten onrechte het faillissement was aangevraagd. De klacht is door het Hof van Discipline ongegrond verklaard.

3.3         Klager heeft het kantoor van verweerder bij brief van 16 mei 2012 aansprakelijk gesteld voor een bedrag ad € 756.843,- zonder een duidelijke grondslag te vermelden. Klager heeft de claim na de uitspraak van het Hof van Discipline, zonder verdere vermelding van een grondslag verhoogd, tot een bedrag van € 1,245.705,11.

3.4         Verweerder heeft de aansprakelijkstelling gemeld bij zijn aansprakelijkheidsverzekeraar. Deze heeft de claim afgewezen.

3.5         Verweerder is deugdelijk verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid. Verweerder is niet gehouden om aan klager een afschrift van de verzekeringspolis te verstrekken. Hij is evenmin gehouden klager te informeren over de inhoud van de communicatie met zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, zeker nu klager niet heeft aangegeven waarop zijn aansprakelijkstelling is gebaseerd.

3.6         Klager heeft geen belang bij zijn klacht. Dat zou pas bestaan in geval van een vaststaande vordering van klager op (het kantoor van) verweerder en in onvoldoende verhaalsmogelijkheden in dat geval.

3.7         De aansprakelijkstelling is naar de mening van verweerder kansloos, nu de rechtbank het faillissement heeft uitgesproken en daartegen geen rechtsmiddel is aangewend. Het staat verweerder vrij om een bepaald handelen van een advocaat ter beoordeling aan de deken te willen voorleggen.

 

4.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de Deken.

4.3         De controle op de naleving van de verordeningen is één van de toezichthoudende taken van de deken. Klager komt ter zake geen klachtrecht toe. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien sprake zou zijn van een in rechte vastgestelde vordering van klager op (het kantoor van ) verweerder en er in dat geval sprake zou zijn van onvoldoende verhaalsmogelijkheden doordat verweerder zich niet verzekerd had voor beroepsaansprakelijkheid. Hiervan is in deze geen sprake.

4.4         Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op de handelwijze van verweerder jegens gemachtigde. Klager komt ter zake geen klachtrecht toe.

4.5         De voorzitter zal de klacht op grond van het bovenstaande in beide klachtonderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 24 september 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 september 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-  Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.