Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:114

Zaaknummer

14-097NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond. Gedragsregel 7 strekt ter bescherming van cliënten van een advocaat. De wederpartij kan zich daarop niet beroepen. Vrijheid van handelen.

Uitspraak

Beslissing van 6 mei 2014

in de zaak 14-097NH

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw drs.

gemachtigde: dr.

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te 

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 14 april 2014 met kenmerk td/np/13-315, door de raad ontvangen op 17 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is met haar werkgeefster (hierna: A B.V.). verwikkeld in een geschil over re-integratiemogelijkheden. Klaagster is bij A B.V. in dienst in de functie van jeugdarts KNMG en heeft zich in 2010 ziek gemeld in verband met gezondheidsheidsklachten. Een kantoorgenote van verweerster treedt op als advocaat voor A B.V..

1.3 Bij A B.V. zijn tevens in dienst mevrouw X (hierna: X) en mevrouw Y (hierna: Y), (hierna  gezamenlijk: X en Y), respectievelijk als stafarts en regiomanager, beiden BIG geregistreerd. Y is direct leidinggevende van klaagster en zij heeft van de zijde van A B.V. contact onderhouden met klaagster over de re-integratie. In het kader van de re-integratie heeft klaagster medische informatie verstrekt aan haar leidinggevende Y.

1.4 Klaagster heeft zowel tegen X als tegen Y klachten ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: RTG), zulks in verband met schending van hun medisch beroepsgeheim door medische informatie van klaagster aan de kantoorgenote van verweerster te (laten) verstrekken. Verweerster treedt in deze tuchtprocedure als advocaat op voor X en Y.

1.5 Bij brief van 18 augustus 2013 heeft klaagster de klacht tegen verweerster ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) als gevolg van verweersters bijstand aan haar cliënten een belangenconflict dreigt te ontstaan met de cliënte van haar kantoorgenote;

b) verweerster het RTG heeft misleid door in haar verweerschrift een op aantoonbare onwaarheden gebaseerde voorstelling van zaken te geven.

3 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

3.1 Klachtonderdeel a) ziet op de mogelijkheid van het ontstaan van een belangenconflict. Klaagster meent dat als gevolg van de bijstand van verweerster aan X en Y in de door klaagster aangespannen tuchtprocedures een belangenconflict zal kunnen (of zelfs al is) ontstaan met A B.V. in het arbeidsrechtelijke geschil met klaagster. A B.V., die wordt bijgestaan door een kantoorgenote van verweerster, is immers ook de werkgeefster van X en Y. Volgens klaagster is het niet uit te sluiten dat X en Y in de tuchtrechtelijke procedures verklaringen zullen willen afleggen welke in strijd kunnen zijn met de belangen van A B.V. Dit heeft tot gevolg dat X en Y geen onafhankelijke juridische bijstand kunnen verkrijgen, waardoor hun recht op een goede verdediging wordt ondergraven, aldus klaagster.

3.2 Verweerster heeft gesteld dat de belangen van A B.V. en X en Y niet met elkaar strijden, terwijl noch A B.V. noch X en Y problemen hebben met de bijstand van X en Y door verweerster. X en Y ervaren zelf geen belangenconflict. Mocht op enig moment toch een belangenconflict ontstaan, dan zal verweerster zich indien nodig terugtrekken.

3.3 De voorzitter stelt vast dat de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij. Naar het oordeel van de voorzitter is de klacht kennelijk niet ontvankelijk, aangezien klaagster, als wederpartij van de cliënten van verweerster, niet als belanghebbende bij de onderhavige klacht kan worden beschouwd. Gedragsregel 7, die aanwijzingen bevat voor de advocaat hoe te handelen in geval van conflicterende belangen, strekt ter bescherming van cliënten van de advocaat. De wederpartij kan zich daarop niet beroepen. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

 Ad klachtonderdeel b)

3.4 Met dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster in haar verweerschrift een op aantoonbare onwaarheden gebaseerde voorstelling van zaken te hebben gegeven en het RTG daarmee te hebben misleid. Ook voor dit klachtonderdeel geldt dat de klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters wederpartij.

3.5 Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

3.6 Klaagster heeft haar stelling dat verweerster het RTG heef misleid niet met bewijsstukken onderbouwd. Ook op het verzoek van de deken om de bewijsstukken in het geding te brengen heeft zij afwijzend gereageerd onder de mededeling dat zij daartoe pas overgaat indien in haar ogen de noodzaak daarvoor bestaat. Doordat klaagster haar stelling niet nader heeft onderbouwd valt niet vast te stellen dat verweerster het RTG zou hebben misleid. Dit klachtonderdeel mist dus  feitelijke grondslag. Dit klachtonderdeel is  dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klachtonderdeel a) kennelijk niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 6 mei 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.