Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:133

Zaaknummer

14-105A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Geen sprake van belangenverstrengeling. Vrijheid van handelen.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 20 mei 2014

in de zaak 14-105A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 22 april 2014 met kenmerk 40-13-1268, door de raad ontvangen op 24 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster en haar broers en zus zijn verwikkeld in een procedure betreffende de nalatenschap van hun vader, hierna: erflater.

1.3 In een procedure aangespannen door de legataris hebben een broer en de zus van klaagster zich laten bijstaan door verweerder. Klaagster heeft zich laten bijstaan door mr. X. De procedure tussen de legataris en de erfgenamen is beëindigd door middel van een minnelijke regeling, vastgelegd in een proces-verbaal van de rechtbank Amsterdam.

1.4 Bij aangetekende brieven van 30 mei 2013 heeft verweerder klaagster en haar echtgenoot gesommeerd om een bedrag aan de nalatenschap van erflater over te maken.

1.5 Op verzoek van klaagster heeft verweerder kopieën van de hiervoor onder 1.4 bedoelde brieven op 12 juli 2013 per e-mail aan klaagster gezonden.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling, omdat verweerder in het verleden erflater heeft bijgestaan;

b) zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling, omdat verweerder in de procedure tegen de legataris de gezamenlijke belangen van klaagster en diens broer en zus heeft verdedigd;

c) klaagster per aangetekende brief heeft gesommeerd, zonder haar daarvan van tevoren per e-mail op de hoogte te stellen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist dat hij de vader van klaagster (erflater) heeft bijgestaan en zelfs dat hij hem heeft gekend. Verder wijst verweerder erop dat hij in de procedure tegen de legataris uitsluitend de belangen van de broer en zus van klaagster heeft behartigd en dat klaagster een eigen advocaat had. Ten slotte stelt verweerder dat hij niet begrijpt waarom hij klaagster voorafgaande aan zijn sommatie had moeten informeren.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.1 Deze klachtonderdelen hangen samen en lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. Met de klachtonderdelen verwijt klaagster verweerder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling. Verweerder heeft betwist dat hij de vader van klaagster in het verleden heeft bijgestaan en zelfs dat hij hem heeft gekend. Klaagster heeft zulks niet, althans onvoldoende weersproken. Stukken die de stelling van klaagster op dit punt zouden kunnen onderbouwen heeft klager, nadat zij daartoe van de deken de gelegenheid heeft gekregen, niet aangeleverd. Aldus is haar stelling niet afdoende onderbouwd en wordt ook om die reden gepasseerd. Van belangenverstrengeling wegens bijstand aan de vader van klaagster kan derhalve geen sprake zijn. Evenmin heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling door de broer en de zus van klaagster bij te staan in de procedure tegen de legataris. Hoewel klaagster zich op het standpunt stelt dat verweerder en haar advocaat gezamenlijk de belangen van de erfgenamen hebben verdedigd, heeft verweerder zulks betwist en er op gewezen dat de belangen van zijn cliënten verschilden van die van klaagster. Daartoe heeft verweerder verwezen naar zijn conclusie van antwoord in voornoemde procedure, waarin hij bepleit dat de kosten van de executeurs-testamentair voor het leeuwendeel door klaagster dienen te worden gedragen, omdat de meeste werkzaamheden van de executeurs-testamentair het gevolg waren van het gebrek aan medewerking van klaagster. Het feit dat uiteindelijk een schikking is getroffen met de legataris, waaraan alle partijen hun goedkeuring hebben verleend, maakt nog niet dat verweerder zou zijn opgetreden voor klaagster. Evenmin volgt uit de brief van 7 oktober 2010 van de voormalige advocaat van klaagster dat er sprake is geweest van gezamenlijk optreden van de erfgenamen. Uit die brief blijkt immers uitdrukkelijk dat verweerder apart voor zijn cliënten optreedt. Van belangenverstrengeling is naar het oordeel van de voorzitter ook overigens niet gebleken. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.2 Klachtonderdeel c) ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf toetsen.

4.3 Klaagster verwijt verweerder dat hij haar voorafgaand aan het verzenden van de sommatiebrief niet op de hoogte heeft gesteld van zijn bijstand aan klaagsters broer en zus. Verweerder had zulks makkelijk kunnen doen omdat hij naar aanleiding de procedure tegen de legataris over het e-mailadres van klaagster beschikte, aldus klaagster. Mede gelet op de hiervoor onder 4.2 genoemde maatstaf, stond het verweerder vrij om klaagster per aangetekende brief aan te schrijven en namens zijn cliënten te sommeren. De voorzitter vermag niet in te zien waarom verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door niet vooraf (al dan niet per e-mail) aan te kondigen dat hij namens zijn cliënten een sommatiebrief zou gaan versturen. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 20 mei 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster  

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.