Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:117

Zaaknummer

OB 114 - 2014

Inhoudsindicatie

Deken werd door klager niet in de gelegenheid gesteld de klacht verder in behandeling te nemen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 19 mei 2014

in de zaak OB 114-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerster

 

Klager heeft bij brief d.d. 22 december 2013 aan de voorzitter van de raad van discipline een klacht tegen verweerster ingediend. Aangezien verweerster deken is van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant heeft de voorzitter van de raad van discipline de klacht bij beslissing d.d. 24 februari 2014 verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in de artikelen 46 c, d en e van de advocatenwet omschreven.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 28 april 2014 met kenmerk 48/14/033K , door de raad ontvangen op 29 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klager is verzekerd bij A.. Aan klager is rechtsbijstand verleend door mr. X. Mr. X was op dat moment als advocaat werkzaam bij A. Mr. X heeft zich in september 2012 laten schrappen van het advocatentableau en heeft zijn werkzaamheden als juridisch medewerker bij A. voortgezet.

1.2         Klager heeft verweerster in haar hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant bij brief d.d. 17 juli 2013 verzocht om hem op basis van artikel 6.1. van de polisvoorwaarden van de A. P. een advocaat aan te wijzen. Verweerster heeft op 12 september 2013 dit verzoek afgewezen.

1.3         Klager heeft bij brief d.d. 8 december 2013 een klacht bij verweerster ingediend. De stafjurist van het buro van de orde van advocaten heeft bij brieven d.d. 9 en 18 december 2013 aan klager verzocht de klacht nader te concretiseren.

1.4         Klager heeft zich bij brief d.d. 22 december 2013 aan de voorzitter van de raad van discipline beklaagd over het optreden van verweerster.

 

2.                KLACHT

2.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerster een klacht tegen een voormalig advocaat ten onrechte niet in behandeling heeft genomen;

2.         verweerster heeft geweigerd de klacht door te zenden aan de raad van discipline.

 

3.                VERWEER

    3.1         Hoewel klager meerdere malen contact heeft opgenomen met de stafjurist van het buro van de orde van advocaten om zijn ongenoegen te uiten over mr. X, heeft hij nimmer formeel een klacht tegen mr. X ingediend. Het verzoek om aanwijzing van een advocaat hield verband met de onvrede over mr. X.  Verweerster heeft klager bij brief d.d. 12 september 2013 gewezen op de interne klachtenregeling bij A.. Verweerster heeft klager bericht dat hij, voor zover zijn klacht zag op het handelen van mr. X in zijn hoedanigheid van advocaat, ook bij verweerster een klacht tegen mr. X kon indienen.

     3.2        De brief van klager d.d. 8 december 2013 maakte niet duidelijk tegen wie werd geklaagd. De stafjurist heeft klager bij brieven d.d. 9 en 18 december 2013 bericht dat de klacht niet voldeed aan in de Leidraad klachtenbehandeling omschreven eisen. Klager heeft hierop niet gereageerd, maar diende op 22 december 2013 een klacht tegen verweerster in bij de voorzitter van de raad van discipline.

      3.3       Verweerster ziet niet in welk tuchtrechtelijk verwijt haar te maken valt. Zij heeft beslist op het verzoek om aanwijzing van een advocaat, klager is gewezen op de mogelijk toepasselijke klachtenregelingen en hem is te kennen gegeven op welke wijze een klacht ingediend moet worden, zodat deze in behandeling genomen kan worden. Verweerster heeft niet geweigerd om een klacht door te zenden aan de raad van discipline. Zij heeft hem slechts gewezen op de aan de toezending voorafgaande procedure. Alvorens tot doorzending aan de raad over te kunnen gaan, moet eerst duidelijk zijn tegen wie en waarover wordt geklaagd.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

   4.2        Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht voor advocaten heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, geldt het advocatentuchtrecht voor hem slechts in die zin dat, indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.4         Het is de taak van een deken om een klacht te onderzoeken en vervolgens desgevraagd voor te leggen aan de raad van discipline. Het was in dit kader dat de stafjurist van het buro van de orde namens de deken bij brieven d.d. 9 en 18 december 2013 aan klager heeft verzocht nader te concretiseren tegen wie de klacht was gericht en waarover werd geklaagd. Door niet te reageren op de verzoeken van de stafjurist heeft klager verweerster niet in de gelegenheid gesteld de klacht verder in behandeling te nemen. Hiervan valt verweerster geen verwijt te maken. Evenmin valt verweerster te verwijten dat zij de klacht niet heeft doorgezonden aan de raad van discipline. Een klacht wordt immers pas doorgezonden aan de raad van discipline nadat deze door de deken is onderzocht en afgehandeld. Dat heeft dus, door omstandigheden die niet aan verweerster zijn te verwijten maar in klagers eigen sfeer liggen, niet kunnen plaatsvinden.

4.5         De voorzitter komt op grond van al het bovenstaande tot het oordeel dat verweerster in haar hoedanigheid van deken geenszins het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De voorzitter zal de klacht daarom in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 19 mei 2014 .

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 mei 2014

 

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

 

en per gewone post verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.