Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:53

Zaaknummer

58a/13

Zaaknummer

58b/13

Inhoudsindicatie

Een advocaat dient een cliënt te wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp en niet te snel aan te nemen dat zijn cliënt bekend is met dat systeem, enkel omdat de vorige advocat op die basis werkzaamheden heeft verricht. Klacht gegrond; enkele waarschuwing. Een advocaat dient brieven van de deken met een verzoek om te reageren op een klacht tegen de advocaat, te beantwoorden.Op 3 brieven van de deken is niet gereageerd. Klacht gegrond; enkele waarschuwing.                                                                                                                

Uitspraak

Beslissing van 10 januari 2014

in de zaak 58a/13 en 58b/13

naar aanleiding van de klacht van:

 

mevrouw [    ] (58a/13)

klaagster

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

en

mr.[    ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten (58b/13)

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

In de zaak 58a/13 en 58b/13

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 4 juni 2013 met kenmerk 2013 KNN 052A, door de raad ontvangen op 5 juni 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 oktober 2013 in aanwezigheid van mevrouw S., de deken, alsmede mr. D. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van verweerder van 12 juni jl. aan de raad van discipline met bijlagen;

-    een brief van mevrouw S. van 13 september 2013 die op 2 oktober 2013 bij de raad is binnengekomen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Mr.D. heeft mevrouw S. op betalende basis rechtsbijstand verleend in een echtscheidings- en boedelscheidingsprocedure. Tot de boedel behoorde een onroerende zaak, bestaande uit een woonboerderij, manege en land. De vraagprijs was in augustus 2009 € 945.000,00. In 2012 is de onroerende zaak voor € 400.000,00 verkocht.

 

In de zaak 58a/13

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat mr.D. tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

Mr. D. zich niet gehouden heeft aan de voor advocaten geldende financiële regels, waaronder die betreffende voorlichting omtrent gefinancierde rechtsbijstand.

Toelichting

Alvorens zich tot mr. D. te wenden heeft mevrouw S. aanvankelijk rechtsbijstand van een andere advocaat gehad. Op 3 december 2009 heeft mevrouw S.zich tot mr.D. gewend. Alle bescheiden, waaronder de toevoeging die aan de voorgaande advocaat was verstrekt, heeft zij aan mr.D. overgedragen. Mr.D. heeft haar bij die gelegenheid niet verteld dat zijn kantoor geen rechtsbijstand op toevoegingsbasis verleende. Bij verstrekking van de opdracht was afgesproken dat uit de overwaarde van de onroerende zaak de rekeningen van mr. D. zouden worden betaald. Eerst twee jaar later, na een zitting bij de voormalige rechtbank L., heeft mr. D. meegedeeld dat hij geen werkzaamheden op basis van gefinancierde rechtsbijstand verleende. De rekeningen waren inmiddels opgelopen tot € 11.000,00. Tot de te verdelen inboedel behoorde bovengenoemde onroerende zaak, waarvan de vraagprijs in 2009 € 945.000,00 bedroeg. Door de recessie is de zaak uiteindelijk in 2012 voor € 400.000,00 verkocht. Na aftrek van de hypothecaire lening en andere leningen bleef er een klein bedrag van ongeveer € 9.000,00 over. Over de mogelijkheid van rechtsbijstand op basis van een toevoeging heeft mr. D. niet gesproken. Pas aan het eind van de rit deelde hij mee dat toevoeging niet met terugwerkende kracht kon worden aangevraagd. Mevrouw S. verwijt mr. D. dat hij niet bij aanvang van de zaak duidelijk heeft gemaakt dat zijn kantoor niet op basis van gefinancierde rechtsbijstand werkzaamheden verrichtte. Over de mogelijkheid van een toevoeging heeft hij niet met haar gesproken, maar hij had dat wel moeten doen.

 

4    VERWEER

4.1    Mr. D. heeft in eerste instantie in het geheel niet gereageerd op brieven van de deken waarin gevraagd werd om een reactie op de klacht van mevrouw S. In verband daarmee heeft de deken zelfstandig een klacht ingediend, die onderstaand zal worden weergegeven en beoordeeld. Eerst bij brief van 12 juni 2013 aan de deken heeft mr. D. gereageerd op de klacht. Afschrift van deze brief is aan de raad van discipline gezonden.

4.2    Ter zitting heeft mr. D. aangevoerd dat hij in december 2009 niet de toevoeging heeft ontvangen van de vorige advocaat van mevrouw S. Pas aan het eind van de rit kwam mevrouw S. met de toevoeging. Dat was te laat. Mr. D. en mevrouw S. zijn er aanvankelijk vanuit gegaan dat de onroerende zaak een forse overwaarde had. Mr. D. heeft mevrouw S. meegedeeld dat zijn rekening aan het eind van de rit betaald mocht worden. Wel zou hij maandelijks een rekening sturen met een specificatie. Mr. D. erkent dat in de bevestigingsbrief niets staat over het systeem van rechtsbijstand op basis van een toevoeging. Het is wel besproken maar hij heeft dat niet vastgelegd. Toen de onroerende zaak verkocht was en de opbrengst aanmerkelijk minder was dan was verwacht, heeft hij samen met mevrouw S. geprobeerd een oplossing te vinden. Dit is niet gelukt. Mr. D. wist dat de vorige advocaat van mevrouw S. op toevoegingsbasis werkzaamheden verrichtte. Mr. D. is van mening dat hij geen fout heeft gemaakt omdat mevrouw S. bekend was met het systeem van toevoegingen vanwege het feit dat haar vorige advocaat op die basis werkzaam was geweest.

 

5    BEOORDELING

5.1    Vaststaat dat mr. D. bij aanvaarding van de opdracht mevrouw S. niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp, noch op het feit dat zijn kantoor op die basis geen werkzaamheden verrichtte. Naar het oordeel van de raad had het op de weg van mr. D. gelegen om ook bij zijn aantreden mevrouw S. op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp te wijzen, ondanks het feit dat de vorige advocaat van mevrouw S. op toevoegingsbasis werkzaam was geweest en mr. D. dat systeem bij mevrouw S. bekend veronderstelde, temeer daar mr. D. niet op die basis rechtsbijstand wilde verrichten. Het feit dat mr. D. en wellicht ook mevrouw S. er aanvankelijk van uit gingen dat mevrouw S. niet voor toevoeging in aanmerking kwam, ontslaat mr. D. niet van de verplichting dit onderwerp met haar te bespreken. Mr. D. heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

 

6    MAATREGEL

6.1    Op grond van alle omstandigheden van het geval meent de raad dat onderstaande maatregel passend is.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht gegrond en legt mr. D. een enkele waarschuwing op.

 

In de zaak 58b/13

 

7    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat mr. D. tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

mr. D. heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in Gedragsregel 37, door niet tijdig aan de deken de gevraagde informatie te verstrekken.

Toelichting

In het kader van het onderzoek naar de door mevrouw S. tegen mr. D. ingediende klacht heeft mr. D. niet gereageerd op brieven van de deken van onder andere 4 maart 2013, 8 april 2013 en 2 mei 2013 waarin om een reactie op de ingediende klacht wordt gevraagd.

 

8    VERWEER

8.1    Mr. D. heeft aanvankelijk geen verweer gevoerd doch ter zitting meegedeeld dat er geen duidelijke verklaring is voor het feit dat hij aanvankelijk niet heeft gereageerd op brieven van de deken. De klacht van mevrouw S.was een zogenaamd hoofdpijndossier en daarom heeft hij die zaak laten liggen. Mr. D. biedt de deken alsnog zijn excuses aan.

 

9    BEOORDELING

9.1    De raad van discipline is van oordeel dat de klacht van de deken gegrond is. Er was immers geen rechtens te respecteren reden aan de kant van mr. D. om niet te reageren op brieven van de deken met betrekking tot de ingediende klacht. De klacht is dan ook gegrond.

 

10    MAATREGEL

10.1    Op grond van alle omstandigheden van het geval meent de raad dat onderstaande maatregel passend is.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht gegrond en legt mr. D. een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. F. Klemann, G.E.J. Kornet, N.H.M. Poort, L.J. van der Veen, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2014.

 

griffier                                                     voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl