Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:152

Zaaknummer

14-61

Inhoudsindicatie

Klacht tegen bewindvoerder. Voorzittersbeslissing. De bewindvoerder is aan de rechter-commissaris verantwoording verschuldigd, maar daarnaast blijft voor hem het advocaten tuchtrecht gelden. Klager heeft in diverse brieven zijn bezwaren tegen de werkwijze van de bewindvoerder aan de rechter-commissaris voorgelegd. Deze bezwaren zijn door de rechter-commissaris beoordeeld en toen klager in zijn standpunt bleef volharden om geen informatie te verschaffen en de uit afkoop van een polis ontvangen gelden af te storten heeft de rechter-commissaris de schuldsanering ter beëindiging aan de rechtbank voorgelegd. Klager heeft kennelijk niet voldaan aan de uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen als gevolg waarvan de toepassing van de schuldsaneringsregeling voortijdig is beëindigd. Van enige onjuist handelen van de zijde van verweerder is daarbij niet gebleken.

Uitspraak

Beslissing van 23 mei 2014

in de zaak 14-61

naar aanleiding van de klacht van:

de heer X

wonende te A

klager

en

de besloten vennootschap BV

    gevestigd te A

klaagster

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 24 april 2014 door de raad ontvangen op 29 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Op 10 november 2009 is klager in staat van faillissement verklaard. Bij vonnis van 6 maart 2012 heeft de rechtbank het faillissement van klager opgeheven onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van klager. De rechtbank heeft mevrouw D als bewindvoerder benoemd, die werkzaam is bij het kantoor P advocaten, dat geleid wordt door de maatschap P advocaten.

1.3    Klager is bestuurder en enig aandeelhouder in de besloten vennootschap BV. 

1.4    Bij brief van 6 juli 2012 aan klager heeft mr. Van D namens het kantoor aangegeven (1) dat als gevolg van de grote hoeveelheden post die via de postblokkade in de verschillende insolventies bij het kantoor binnenkomen per abuis post is geopend die niet tot de bij het kantoor lopende insolventies behoren, (2) dat dit onjuist is en indien en voor zover dat is geschied ten aanzien van voor BV bestemde poststukken daarvoor oprechte excuses worden aangeboden en (3) dat de medewerkers van kantoor die met de postverwerking belast zijn nogmaals op hun verantwoordelijkheden zijn aangesproken.

1.5    Bij brief van 7 mei 2012 heeft de bewindvoerder aan de rechter-commissaris in de schuldsanering de vraag voorgelegd of het bedrag van € 29,36 dat op grond van de eindafrekening door Waterbedrijf Vitens was teruggestort tot de boedel behoort. Op deze brief heeft de rechter-commissaris een aantekening geplaatst, dat hij het standpunt van verweerder deelt.

1.6    Tussen klager en de rechter-commissaris is uitgebreid gecorrespondeerd over diverse onderwerpen, waaronder de afkoop van een overeenkomst van levensverzekering, die klager bestemd had voor de studie van zijn dochter. Bij brief van 1 oktober 2012 heeft de rechter-commissaris aan klager het volgende laten weten:

“Ten aanzien van een dergelijke overeenkomst van levensverzekering is in artikel 22a Faillissementswet bepaald dat buiten de boedel valt het recht op het doen afkopen daarvan voor zover die begunstigde…… door afkoop onredelijk wordt benadeeld…….. Bij mijn toetsing van die onredelijke benadeling is onder meer van belang (1) of de verzekering geheel of gedeeltelijk een verzorgingskarakter heeft en (2) de eventuele andere aanspraken die begunstigde heeft, zoals die ingevolge sociale verzekeringswetten of pensioenregelingen. Hierbij staat uw belang dus voorop. Echter, blijkens uw brieven is het verzekerde bedrag bestemd voor de studie van uw dochter. De verzekering heeft dus geen verzorgingskarakter en niet het karakter van een oudedagvoorziening voor u. Dit maakt dat naar mijn oordeel onredelijke benadeling door afkoop van de verzekering, zoals bedoeld in de bovengenoemde wettelijke bepaling, niet aan de orde is, zodat die afkoop mijn toestemming heeft c.q. zou hebben. Nu uitkering aan u reeds heeft plaatsgevonden, dient het uitgekeerde bedrag op de boedelrekening gestort te worden. U dient hier een afspraak voor te maken met de bewindvoerder.”

1.7    Bij brief van 23 oktober 2013 heeft de rechter-commissaris in de schuldsanering van klager het volgende aan klager bericht:

“Van de bewindvoerder ontving ik het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de voor u lopende schuldsaneringsregeling. Daartoe heeft hij – samengevat – het volgende aangevoerd.

•    U komt uw informatie verplichting niet na. U geeft geen inzage in de financiële positie van uw vennootschap;

•    U komt uw afdrachtverplichting niet na. U hebt de afkoopwaarde van een door u afgekochte verzekering ad € 1191 niet aan de boedel afgedragen.

Bovenstaande feiten kunnen aanleiding zijn tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Dat heeft uw faillissement tot gevolg en bovendien worden uw schulden dan niet gesaneerd.

Alvorens stappen in die richting te zetten, stel ik u bij dezen in de gelegenheid schriftelijk te reageren op hetgeen hierboven is gesteld, en wel binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief. Bij geen tijdige of bij onvoldoende reactie zal ik deze zaak bij de rechtbank voordragen voor tussentijdse beëindiging.”

1.8    Bij e-mail van 8 november 2013 heeft de bewindvoerder aan klager geschreven dat het bedrag van de belastingdienst (bedoeld wordt € 100) tot op heden niet op de boedelrekening is ontvangen en dat daarnaast sprake is van een boedelachterstand in verband met de niet afgestorte afkoopwaarde van de verzekering.

1.9    Bij brieven van 18 december 2013 heeft klager aan de rechter-commissaris laten weten het vertrouwen in de bewindvoerder en het kantoor waartoe de bewindvoerder behoort op te zeggen en aan het kantoor van verweerder laten weten dat hij geen informatie meer zal verstrekken aan de bewindvoerder.

1.10    Bij vonnis van 10 februari 2014 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd omdat klager – aldus het vonnis – tekort is geschoten in de nakoming van de informatieplicht en de afdrachtplicht. Daarbij heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:

“Op schuldenaar rust een actieve informatieplicht. Hier heeft hij zich niet aan gehouden. Daarnaast heeft schuldenaar het vertrouwen in de bewindvoerder opgezegd en vervolgens heeft hij helemaal geen informatie meer verstrekt. Dit is onacceptabel. Schuldenaar is geen cliënt van de bewindvoerder. De bewindvoerder is door de rechtbank benoemd om schuldenaar te controleren. Doordat schuldenaar geen informatie verstrekt kan de bewindvoerder haar taken niet naar behoren uitoefenen en wordt een goed verloop van de schuldsaneringsregeling gefrustreerd. Mogelijk zijn hierdoor de schuldeisers benadeeld. Daarnaast heeft schuldenaar zich niet aan de afdracht gehouden. Hij heeft € 1191 ontvangen na de afkoop van een levensverzekering en dit bedrag ten onrechte niet naar de boedel gestort. Hiermee heeft schuldenaar tevens zijn schuldeisers benadeeld.”

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    het kantoor van verweerder ten onrechte post heeft achtergehouden,

b)    het kantoor van verweerder paulianeus handelt,

c)    het kantoor van verweerder zich persoonlijk ten koste van klager verrijkt,

d)    het kantoor van verweerder frauduleus handelt in de zin dat brieven van de rechtbank zijn nagemaakt,

e)    het kantoor van verweerder buiten eigen gezag en rechtsgebied handelt,

f)    het kantoor van verweerder geen kennis van het dossier heeft en niet geordend werkt,

g)    het kantoor van verweerder haar medewerkers alsmede de rechtbank beïnvloedt,

h)    het kantoor van verweerder zodanig handelt en/of nalaat dat als gevolg daarvan door klager financiële, sociale, geestelijke en lichamelijke schade is geleden,

i)    het kantoor van verweerder haar beloftes niet nakomt,

j)    het kantoor van verweerder maar één doel heeft, te weten verrijking

k)    het kantoor van verweerder klager willens en wetens grondwettelijke rechten onthoudt,

l)    verweerder geen volmacht heeft om het kantoor van verweerder te vertegenwoordigen.

Ter toelichting van zijn klacht heeft klager – zakelijk samengevat – het volgende naar voren gebracht.

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en i. Klager heeft via de bewindvoerder poststukken ontvangen die voor BV bestemd waren op welke vennootschap de postblokkade niet van toepassing is (onder meer een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting). Daarover heeft klager zich diverse malen bij de bewindvoerder beklaagd. Een aantal voor hem bestemde stukken heeft klager zelf bij de belastingdienst moeten opvragen en niet van de bewindvoerder ontvangen (voorlopige aanslag en definitieve aanslag inkomstenbelasting 2012). Klager alsmede de zoon van klager hebben het kantoor van verweerder meermaals aangeschreven met betrekking tot het onterecht openen van poststukken van de zoon van klager. Het kantoor heeft aangegeven hier in het vervolg alerter op te zijn maar er is geen verbetering opgetreden.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b, c, d, h en j. De bewindvoerder heeft het ertoe geleid dat Waterbedrijf Vitens een bedrag dat op grond van een jaarlijkse eindafrekening aan klager terugbetaald diende te worden       (€ 29,36) op de boedelrekening heeft gestort. Ook heeft de bewindvoerder geweigerd een van de belastingdienst ontvangen bedrag van € 100 met betrekking tot een (voorlopige) aanslag 2012 aan klager uit te keren. Tenslotte heeft de bewindvoerder ten onrechte aanspraak gemaakt op afstorting van de afkoopwaarde van een afgekochte verzekering die voor de studie van de dochter van klager bestemd was.

Ten aanzien van de klachtonderdelen  e, f, g en k. Klager heeft van verweerder geen antwoord of uitleg tot verheldering van de escalerende situatie ontvangen en voelt zich door verweerder onder druk gezet. De bewindvoerder is “als een blind paard” doorgegaan met innen en afkopen van een pensioenvoorziening. Klager heeft onvoldoende tijd gekregen om zich op de behandeling van het verzoek tot beëindiging schuldsanering voor te bereiden en verweerder heeft kennelijk een invloed die verder reikt dan waarvoor hij wettelijke verantwoordelijk is.

3    VERWEER

3.1    Ten aanzien van klachtonderdelen a en i. Het kantoor van verweerder stuurt eenmaal per week de voor sanieten bestemde post door danwel komen de sanieten de voor hen bestemde post eenmaal per week op het kantoor van verweerder ophalen. Indien er facturen van sanieten binnenkomen, die betrekking hebben op de periode van voor de datum waarop de schuldsanering is gaan lopen dan schrijft het kantoor de schuldeisers aan en worden de facturen niet doorgestuurd. Alle poststukken die het kantoor van verweerder via de postblokkade inzake BV heeft ontvangen zijn naar klager doorgezonden. Het is inderdaad voorgekomen dat post van klager abusievelijk is geopend. Dat is altijd meegedeeld aan klager en de poststukken zijn ook altijd doorgezonden. Hiervoor is door (het kantoor van) verweerder excuses aangeboden. De belastingaanslagen over 2012 zijn niet rechtstreeks bij de bewindvoerder gekomen omdat deze aan een ander adres waren geadresseerd dan waar de postblokkade op zag.

3.2    Ten aanzien van de klachtonderdelen b, c, d, h en j. Verweerder ontkent dat zijn kantoor onrechtmatig jegens klager heeft gehandeld. De teruggave van Waterbedrijf Vitens is met toestemming van de rechter-commissaris op de boedelrekening gestort. De schriftelijke bevestiging van de rechter-commissaris heeft klager kunnen inzien. Verweerder ontkent dat hij of iemand van zijn kantoor ooit brieven heeft nagemaakt. Tenslotte ontkent verweerder dat tot op heden een bedrag van de belastingdienst met betrekking tot de (voorlopige) aanslag 2012 is ontvangen.

3.3    Ten aanzien van klachtonderdeel e, f, g en k. De bewindvoerder heeft klager in de gelegenheid gesteld zijn verplichtingen na te komen, bij gebreke waarvan de rechter-commissaris de schuldsanering zou voordragen voor tussentijdse beëindiging. Klager heeft niet aan zijn verplichtingen voldaan.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Het in de artikelen 46 en volgende van de advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig. Het gaat in de onderhavige zaak om handelen en optreden van een advocaat in zijn hoedanigheid van bewindvoerder. De rechter-commissaris houdt toezicht op de uitoefening van de taken van de bewindvoerder en het beheer van de boedel. De bewindvoerder is aan deze rechter-commissaris verantwoording verschuldigd, maar daarnaast blijft voor hem het advocaten tuchtrecht gelden. De voorzitter zal de vraag moeten beantwoorden of de gedragingen van verweerder bij de vervulling van die andere functie op zichzelf beoordeeld zodanig ernstig zijn, dat sprake is van een schending van het vertrouwen in de advocatuur.  Daarvan is de voorzitter niet gebleken.

4.3    Meer in het bijzonder overweegt de voorzitter naar aanleiding van de diverse klachtonderdelen als volgt.

Ten aanzien van klachtonderdelen a en i.

Voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op het openen van post van de inwonende meerderjarige zoon van klager is deze kennelijk ongegrond omdat niet gebleken is van een klacht van de zoon. Voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op het niet toe zenden van belastingaanslagen over 2012 mist dit klachtonderdeel feitelijke grondslag omdat deze aanslagen gericht waren aan een adres waarvan onweersproken door verweerder is gesteld dat daarop geen postblokkade gevestigd is geweest. Ten aanzien van de voor BV bestemde poststukken heeft verweerder gesteld dat alle via de postblokkade ontvangen stukken aan klager zijn doorgezonden en het tegendeel heeft klager niet aannemelijk gemaakt. Voor het feit dat het een enkele keer abusievelijk is voorgekomen dat er voor BV en mogelijk ook voor de zoon van klager bestemde post is geopend heeft verweerder zijn excuses gemaakt. De voorzitter overweegt dat zulks ook moeilijk te voorkomen zal zijn nu een postblokkade werkt voor alle naar een geblokkeerde adres verzonden stukken, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt ten aanzien van de geadresseerden. Ook voor het overige beoordeelt de voorzitter de klachtonderdelen kennelijk ongegrond. 

Ten aanzien van de klachtonderdelen b, c, d, h en j

In het dossier bevindt zich een brief van de bewindvoerder aan de rechter-commissaris waarop de rechter-commissaris heeft aangetekend dat hij het standpunt deelt dat het van het waterbedrijf Vitens ontvangen bedrag op de boedelrekening gestort moet worden. Onweersproken is door verweerder gesteld dat klager in de gelegenheid is gesteld deze brief in te zien. De voorzitter ziet niet in dat verweerder terzake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Verweerder heeft ontkend dat op de boedelrekening een bedrag van de belastingdienst van € 100 is ontvangen. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit anders is. In zoverre mist de klacht derhalve feitelijke grondslag.

In het dossier bevindt zich een brief van de rechter-commissaris aan klager van 1 oktober 2012 waarin hij gemotiveerd aangeeft dat en waarom de afkoopsom van de polis van levensverzekering op de boedelrekening gestort moet worden. Ook dit klachtonderdeel over de werkwijze van de bewindvoerder faalt derhalve nu daarvoor toestemming door de rechter-commissaris was verleend.

Voor de overige klachtonderdelen ontbreekt elke feitelijke grondslag, zodat deze reeds daarom dienen te worden afgewezen.

Ten aanzien van de klachtonderdelen e, f, g en k

Ook deze klachtonderdelen betreffen voornamelijk de inhoudelijke werkzaamheden van verweerder als bewindvoerder. Klager heeft in diverse brieven zijn bezwaren tegen deze werkwijze aan de rechter-commissaris, die toezicht hield op het bewind, voorgelegd. Deze bezwaren zijn door de rechter-commissaris beoordeeld en toen klager in zijn standpunt bleef volharden om geen informatie te verschaffen en de uit afkoop van een polis ontvangen gelden af te storten heeft de rechter-commissaris de schuldsanering ter beëindiging aan de rechtbank voorgelegd. De rechtbank is op basis van de door verweerder aangevoerde stukken tot dezelfde conclusie gekomen dat de schuldsanering beëindigd diende te worden. Klager heeft kennelijk niet voldaan aan de uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen als gevolg waarvan de toepassing van de schuldsaneringsregeling voortijdig is beëindigd. Van enige onjuist handelen van de zijde van verweerder is daarbij niet gebleken. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Gelet op het vorenstaande zijn deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel l

De voorzitter kan klager in het klachtonderdeel – dat verder niet wordt toegelicht – niet volgen. Verweerder is voorzitter van de maatschap P advocaten, waarbij de bewindvoerder in dienst is en die leiding geeft aan het kantoor waartegen de klacht zich richt. Verweerder is derhalve formeel en bij uitstek de juiste persoon om het kantoor te vertegenwoordigen. Dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af in alle onderdelen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. A.M. van Rossum als griffier op 23 mei 2013.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klagers

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten