Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:155

Zaaknummer

L 31 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft nagelaten de deken nader te informeren en gemaakte afspraken daaromtrent na te komen. Ook heeft verweerder tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2014 de raad alsook de deken onjuist geïnformeerd.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond. Voorwaardelijke schorsing 4 weken, proeftijd 2 jaar.

Uitspraak

Beslissing van 30 juni 2014

     in de zaak L31-2014

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

 

deken

 

 

tegen:

      

 

verweerder

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 februari 2014 met kenmerk DOK 14-027 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg zijn bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht. Bij brief d.d. 12 maart 2014 heeft de deken zijn bezwaar aangevuld.

 

1.2      De griffier van de raad heeft verweerder en de deken bij brief van 17 februari 2014 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het bezwaar van de deken op 22 april 2014, waarbij verweerder in de gelegenheid werd gesteld tot uiterlijk 14 dagen voor de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken.

 

1.3      Het bezwaar van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 22 april 2014 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

 

-       De brief van de deken d.d. 11 februari 2014 met bijlagen;

-       De brief van de deken d.d. 12 maart 2014 met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Inzake het door de deken jegens verweerder ingediende dekenbezwaar met kenmerk L364-2013 heeft op 13 januari 2014 de mondelinge behandeling van de raad plaatsgevonden. Bij beslissing d.d. 17 maart 2014 is het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond verklaard en is aan verweerder een berisping opgelegd.

 

2.2      Tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2014 heeft verweerder een aantal toezeggingen gedaan. Verweerder heeft verklaard dat hij inmiddels met de verhuurder van zijn kantoorpand een regeling had getroffen, waarvan hij de deken een schriftelijk bewijs zou doen toekomen. Verweerder had de deken reeds voorafgaand aan de zitting bij brief d.d. 10 januari 2014 medegedeeld dat hij met de verhuurder van zijn kantoorpand een regeling had getroffen.

 

2.3      Tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2014 heeft verweerder voorts toegezegd dat hij een ondertekende verklaring zou overleggen dat mevrouw X. garant stond voor de financiering van de huurschuld. Verweerder heeft verder toegezegd dat hij inzicht zou geven in de voortgang van het overleg dat met een andere advocaat gaande was ten aanzien van de voortzetting van zijn advocatenpraktijk. Tot slot heeft verweerder toegezegd dat hij de kwartaalgegevens over het derde en vierde kwartaal 2013 aan de deken ter beschikking zou stellen.

 

2.4      Omdat het verstrekken van deze gegevens uitbleef heeft de deken verweerder bij brief d.d. 20 januari 2014 verzocht om de gegevens alsnog binnen vijf dagen te verstrekken. Deze brief is onbeantwoord gebleven.

 

2.5      Op 31 januari 2014 heeft in de dekenkamer de mondelinge behandeling plaatsgevonden van een door de heer Y. bij de deken tegen verweerder ingediende klacht. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat hij binnen een week aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar een brief zou sturen waarin hij de aansprakelijkheidskwestie opnieuw aan de orde zou stellen. Zowel klager als de deken zouden een kopie van deze brief ontvangen. Omdat de ontvangst van een kopie van de brief uitbleef heeft de deken verweerder bij brief d.d. 17 februari 2014 verzocht om zijn toezegging alsnog binnen vijf dagen na te komen. Verweerder is zijn toezegging niet binnen de door de deken gestelde termijn nagekomen.

 

2.6      In het kader van het invullen van de CCV over 2013 heeft verweerder inzake de financiën aangegeven liquide en solvabel te zijn. Bij brief d.d. 18 februari 2014 heeft de deken verweerder verzocht om deze mededeling met bewijsstukken te staven. Verweerder heeft niet op die brief, noch op het rappel van de deken d.d. 27 februari 2014, gereageerd.

 

                    

3          BEZWAAR

 

3.1     Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordathij:

                        1.    toezeggingen niet nakomt, de brief van de deken van 20 januari 2014 onbeantwoord laat en niet verifieerbare mededelingen doet;

                        2.    tijdens een klachtbehandeling bij de deken inzake klager Y. op 31 januari 2014 heeft toegezegd om binnen een week aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar een brief te schrijven om de aansprakelijkheidskwestie ter sprake te stellen. Ondanks rappel verzuimt verweerder echter.

                        3.    op het CCV formulier 2013 bij “liquide en solvabel” tweemaal "ja" heeft ingevuld. Tijdens kantoorbezoek heeft de deken stavende bescheiden gevraagd en toegezegd gekregen. Ondanks rappel heeft de deken echter geen reactie ontvangen.

              3.2     Toelichting

                               Verweerder heeft aan de raad en aan de deken verklaard dat hij inmiddels met de verhuurder van zijn kantoorpand een regeling had getroffen. Van de zijde van de verhuurder is dit betwist. Waar verweerder dit wel heeft gesteld maar na betwisting nooit heeft aangetoond, heeft hij zowel de raad als de deken op het verkeerde been gezet, hetgeen tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar is.

 

4          VERWEER

 

4.1      Verweerder heeft de deken en de raad niet op het verkeerde been gezet. Verweerder had wel al eerder met de verhuurder gesproken over het treffen van een regeling. Verweerder had de toezegging om een bedrag te lenen van een cliënt om de huurachterstand te voldoen, maar heeft van die toezegging geen gebruik gemaakt. Het was beter geweest als verweerder had gezegd dat hij in onderhandeling was en dat hij de deken op de hoogte zou houden.

 

4.2      Het is juist dat verweerder zijn toezeggingen aan de deken niet is nagekomen en brieven onbeantwoord heeft gelaten. Verweerder geneerde zich voor de financiële problemen die waren ontstaan en heeft niet tijdig hulp ingeroepen. De problemen zijn inmiddels opgelost.

         

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Verweerder heeft alle door de deken naar voren gebrachte verwijten erkend, zodat het bezwaar in al haar onderdelen feitelijk is komen vast te staan. Verweerder is herhaaldelijk met de deken gemaakte afspraken niet nagekomen. Voorts blijkt uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht dat verweerder, waar hij tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2014 aan de raad heeft medegedeeld dat hij inmiddels met de verhuurder een regeling had getroffen, zowel aan de raad als aan de deken een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven.

 

5.2       Een advocaat dient een deken desgevraagd te informeren en ter zake met de deken gemaakte afspraken na te komen. Door met de deken gemaakte afspraken niet na te komen, na te laten de deken de gevraagde financiële informatie te verstrekken en hem niet tussentijds nader te informeren over de voortgang van de te nemen maatregelen, heeft verweerder de deken belemmerd in diens toezichthoudende taak, hetgeen verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. De raad zal het bezwaar derhalve in alle onderdelen gegrond verklaren.

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1      In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen toezicht te houden op een behoorlijke uitoefening van de praktijk alsmede op een behoorlijke financiële praktijkvoering. De deken heeft verweerder in dat kader onder meer verzocht hem nader te informeren over de door verweerder getroffen maatregelen ter verbetering van die financiële situatie.

 

6.2      Verweerder heeft nagelaten de deken nader te informeren en gemaakte afspraken daaromtrent na te komen. Aldus belemmerde verweerder de deken in diens hiervoor omschreven taakuitoefening. Het belemmeren van de deken in diens toezichthoudende taak valt een advocaat tuchtrechtelijk zwaar aan te rekenen. Verweerder heeft bovendien tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2014 de raad alsook de deken onjuist geïnformeerd.

 

 

6.3      Het onderhavige bezwaar staat voorts niet op zichzelf. Ondanks het feit dat bij beslissing van de raad d.d. 17 maart 2014 aan verweerder een berisping is opgelegd wegens soortgelijke tuchtrechtelijke verwijten van de deken volhardt verweerder in zijn onbetamelijk handelen.  De raad is evenwel van oordeel dat, nu de deken het vertrouwen heeft uitgesproken dat verweerder niet in herhaling zal vallen, kan worden volstaan met de hierna op te leggen maatregel.

 

              BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het bezwaar in alle onderdelen gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel vanschorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken, met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op twee jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

 

 

Aldus gegeven doormr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, E.J.P.J.M. Kneepkens, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2014.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op  1 juli 2014   

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-         verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

 

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl