Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:120

Zaaknummer

13-327A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Samenhangend met 13-328A. Verweerder stond klager samen met verweerster in zaak 13-328A bij in een omvangrijke strafprocedure. Klachten over onvoldoende bereikbaarheid, gebrek aan punctualiteit en te late toezending van kopie van het dossier ongegrond. Klachten betrekking hebbend op het informeren over de inhoud van het dossier en de gekozen - van de wensen van klager afwijkende - strategie wel gegrond.

Uitspraak

Beslissing van 13 mei 2014

in de zaak 13-327A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 oktober 2013 met kenmerk GK/AvO/kdb/pdj; 4013-0783, door de raad ontvangen op 31 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 maart 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad

- de stukken genummerd 1-10 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van 29 oktober 2013 behorende inventarislijst

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Op 28 oktober 2011 heeft een huiszoeking bij klager thuis plaatsgevonden alwaar onder meer een kilo op hennep gelijkend goed is aangetroffen.

2.3 Op 31 oktober 2011 is klager aangehouden en in verzekering gesteld in alle beperkingen in de PI Dordrecht. Op 2 november 2011 is zijn bewaring bevolen. Verweerder was zijn voorkeursadvocaat.

2.4 Op het kantoor van verweerder is werkzaam mr. Q, destijds stagiaire van verweerder. De samenwerking tussen verweerder en mr. Q was zo dat verweerder de leiding in de zaak van klager had en de strategie bepaalde. Mr. Q had een meer uitvoerende taak: mr. Q bezocht klager en woonde de getuigenverhoren bij. Tegen mr. Q heeft klager gelijktijdig een klacht ingediend, die bij de raad bekend is onder nr. 13-328A.

2.5 Op 4 november 2011 heeft mr. Q klager voor het eerst bezocht.

2.6 Bij brief van 8 november 2011 heeft verweerder aan klager (via een brief aan de directeur van de PI) een kopie toegestuurd van het schaduwdossier uit zijn strafzaak.

2.7 Mr. Q heeft klager op 11 en 16 november 2011 bezocht in de PI.

2.8 Verweerder heeft de rechter-commissaris bij brief van 18 november 2011 verzocht om drie medeverdachten te horen in het kader van een mini-instructie.

2.9 Verweerder heeft op 28 november 2011 een verzoekschrift tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend. Bij beschikking van 7 december 2011 heeft de rechtbank Dordrecht dit verzoek afgewezen. Bij beschikking van 11 januari 2012 heeft het Hof Den Haag de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

2.10 Op 29 november 2011 heeft een medeverdachte van klager een voor klager belastende verklaring afgelegd. Deze verklaring is toegevoegd aan het dossier.

2.11 Klager heeft verweerder eind 2011 verzocht mr. Q van zijn zaak af te halen.

2.12 Klager is op 16 januari 2012 in de PI door mr. Q bezocht en op 2 februari 2012 door verweerder.

2.13 Op 7 februari 2012 vond de pro forma zitting plaats. Verweerder kwam de zitting binnen nadat die zitting al was begonnen. Op die zitting is de voorlopige hechtenis van klager onder voorwaarden geschorst. Een van de voorwaarden was dat klager zich wekelijks bij de politie moest melden. Het proces-verbaal van deze zitting is klager pas 2 oktober 2012 toegestuurd.

2.14 Op 23 februari 2012 heeft een bespreking tussen verweerder en klager plaatsgevonden.

2.15 Per e-mail van 21 mei 2012 heeft klager aan verweerder gevraagd een verzoek tot vervallenverklaring van de meldplicht in te dienen, nu de advocaten van zijn medeverdachten een dergelijk verzoek al hadden ingediend. Per e-mail van 11 juni 2012 heeft klager verweerder hiervoor gerappelleerd.

2.16 Op 4 september 2012 is één van de medeverdachten van klager als getuige gehoord. Op 1 oktober 2012 heeft ook een getuigenverhoor plaatsgevonden.

2.17 Klager heeft op 2 oktober 2012 een e-mail gestuurd aan mr. Q naar aanleiding van een telefoontje van haar aan hem dat zij de dag erop, 3 oktober 2012, vragen moest indienen voor het getuigenverhoor dat gepland stond voor 5 oktober 2012. In die e-mail heeft klager gevraagd welke getuigen gehoord gingen worden en of verweerder of mr. Q aanwezig zou zijn bij de bespreking die de advocaten van de medeverdachten die week hadden gepland. Voorts heeft klager gevraagd of het procesdossier met de brief van het regioparket van 27 september 2012 compleet was en of het dossier aan hem werd toegestuurd. Klager heeft tenslotte nog voorgesteld dat voorafgaand aan de zitting van begin november 2012 een zesgesprek zou worden gepland met de drie verdachten (waaronder hij zelf) en de drie advocaten.

2.18 Op 3 oktober 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen verweerder en klager en zijn vriendin op het kantoor van verweerder. Mr. Q heeft die dag per e-mail contact gehad met de advocaat van een medeverdachte van klager, over een gezamenlijke aanpak van het getuigenverhoor op 5 oktober 2012.

2.19 Tijdens het getuigenverhoor op 5 oktober 2012 is mr. Q voor het eind van het verhoor vertrokken in verband met andere verplichtingen.

2.20 Per e-mail van 12 oktober 2012 heeft klager verweerder bericht dat hij geen vertrouwen meer heeft in de bijstand door het kantoor van verweerder en heeft hij verweerder verzocht het dossier over te dragen aan mr. S.

2.21 Op 7 november 2012 heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen klager plaatsgevonden. Op die zitting heeft klager zich laten bijstaan door mr. S.

2.22 Bij brief met bijlagen van 21 mei 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder en mr. Q.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) zijn toezegging dat hij mr. Q van de zaak zou afhalen niet gestand heeft gedaan;

b) niet goed bereikbaar was en niet reageerde op telefoontjes van klager;

c) naliet voldoende / juiste informatie te verstrekken;

d) naliet relevante informatie tijdig te verstrekken;

e) onjuiste informatie heeft verstrekt;

f) structureel te laat kwam (of soms geheel niet) bij afspraken en op zittingen;

g) heeft nagelaten terzake de hennep een – volgens klager ontlastend – rapport te laten opmaken en een 6-gesprek te arrangeren zoals was afgesproken.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert tegen de klachten verweer. Op de inhoud daarvan zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Verweerder heeft erkend dat klager vanuit de PI zijn onvrede over mr. Q aan hem kenbaar heeft gemaakt en dat hij heeft toegezegd mr. Q te vervangen door een andere medewerker. De door verweerder bedoelde nieuwe medewerker, die met hem aan de zaak van klager zou gaan werken, voldeed niet aan de verwachting van verweerder, waardoor mr. Q met verweerder aan de zaak van klager is blijven werken.

5.2 Uit het klachtdossier en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat klager begin 2012 bij verweerder opnieuw melding heeft gemaakt van zijn onvrede over mr. Q, terwijl mr. Q wel contact met klager over de zaak bleef houden. Nu de raad niet heeft kunnen vaststellen dat klager verweerder erop heeft aangesproken dat - ondanks verweerders toezeggingen - mr. Q toch bijna tien maanden aan zijn zaak bleef doorwerken, kan verweerder van het niet nakomen van de toezegging mr. Q van klagers zaak af te halen geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.3 Klachtonderdeel a is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.4 Verweerder heeft erkend dat hij als gevolg van zittingen en PI-bezoek vaak niet direct bereikbaar was, maar ook overtuigend beschreven hoe, via wie en wanneer hij wel bereikbaar was. Verweerder heeft ter zitting ook nog gewezen op de door mr. Q in de hiermee samenhangende klachtzaak 13-328A overgelegde tijdregistratie uit het jaar 2012, waaruit blijkt dat regelmatig persoonlijke en telefonische gesprekken hebben plaatsgevonden tussen klager en verweerder of mr. Q. Gelet op deze gemotiveerde betwisting kan de raad niet concluderen dat verweerder niet goed bereikbaar was en niet reageerde op telefoontjes van klager. Het is de raad niet gebleken dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt over zijn bereikbaarheid en reacties.

5.5 Klachtonderdeel b) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c) - e)

5.6 Ten aanzien van de klachtonderdelen c), d) en e) omtrent de - in de ogen van klager niet toereikende - informatievoorziening door verweerder, overweegt de raad als volgt.

5.7 De raad stelt voorop dat een advocaat van een verdachte in een omvangrijke strafzaak, zoals in het geval van klager, zijn cliënt aantoonbaar op de hoogte dient te brengen (mondeling, schriftelijk of per e-mail) van de inhoud van de voor de cliënt belangrijke stukken in het dossier en hem op de hoogte dient te houden van de voor de cliënt relevante ontwikkelingen in het onderzoek en de strafrechtelijke procedure. Er zijn geen regels die bepalen dat een verdachte in een omvangrijke strafzaak recht heeft op toezending van een integrale kopie van het strafdossier. Dat is alleen al daarom niet mogelijk omdat strafdossiers in omvangrijke strafzaken vaak vele honderden pagina’s beslaan.

5.8 Tegenover het verwijt van klager dat verweerder het dossier nooit heeft opengeslagen, heeft verweerder gesteld wel degelijk kennis te hebben genomen van de inhoud van het dossier. In het licht van de door mr. Q overgelegde tijdregistratie, waaruit blijkt dat regelmatig tijd is geschreven voor dossierstudie, komt deze stelling van verweerder de raad geloofwaardig voor.

5.9 Klager verwijt verweerder dat hij pas in oktober 2012 op de hoogte is gesteld van de inhoud van de door een medeverdachte op 29 november 2011 afgelegde verklaring, die voor klager belastend was. Verweerder heeft gesteld dat klager wel al eerder op de hoogte was van de inhoud van deze verklaring, maar stukken waaruit dit blijkt bevinden zich niet in het klachtdossier. De raad moet er - in het licht van de plicht van een advocaat zijn cliënt aantoonbaar op de hoogte te stellen en te houden van de voor de cliënt belangrijke stukken in het dossier - van uitgaan dat klager eerst in oktober 2012 bekend werd met de inhoud van de verklaring van zijn medeverdachte van 29 november 2011. Nu de inhoud van deze verklaring van belang was voor de te kiezen strategie, klaagt klager er terecht over dat verweerder hem niet veel eerder op de hoogte heeft gesteld van de inhoud van deze verklaring. Voor zover de klachtonderdelen c) - e) hierover klagen zijn zij gegrond. Voor het overige stuiten zij af op hetgeen de raad hiervoor onder 5.7 en 5.8 heeft overwogen.

5.10 De onderdelen c) - e) zijn deels gegrond en deels ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

5.11 Verweerder heeft erkend dat hij niet op tijd aanwezig was op de zitting van 7 februari 2012. Verweerder heeft echter onbetwist gesteld dat hij de rechtbank hiervan op de hoogte had gesteld en dat de rechtbank heeft gewacht tot hij aanwezig was.

5.12 Het siert een advocaat niet om te laat voor een zitting te komen, maar een advocaat verkeert soms in een overmachtsituatie waardoor hij niet op tijd kan komen. In een dergelijke situatie dient een advocaat telefonisch door te geven dat hij te laat is. Verweerder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van zijn te late verschijning op 7 februari 2012, nu hij de rechtbank heeft geïnformeerd dat hij niet op tijd aanwezig zou zijn.

5.13 Verweerder heeft betwist dat hij op andere afspraken te laat zou zijn gekomen. De raad is ook overigens niet gebleken dat verweerder structureel te laat kwam, zodat de feiten waarop dit klachtonderdeel berust niet zijn komen vast te staan.

5.14 Klachtonderdeel f) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

5.15 Bij de beoordeling van klachtonderdeel g) stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van de cliënt het best zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Als een verschil van mening tussen advocaat en cliënt over de aanpak van een zaak onoverbrugbaar blijkt, zal de advocaat de cliënt erop dienen te wijzen dat hij diens belangen niet langer meer kan behartigen. En in ieder geval, ook bij geringe verschillen van inzicht, zal de advocaat de cliënt moeten informeren over waarom hij, advocaat, de aanpak zal kiezen die hem zelf het beste voorkomt en moeten vastleggen dat de cliënt desondanks instemt met voortzetting van de belangenbehartiging door hem. De raad toetst het handelen van verweerder aan deze maatstaf.

5.16 De raad constateert dat verweerder geen opdrachtbevestiging aan klager heeft gestuurd. In het klachtdossier bevinden zich evenmin (fax)brieven, gespreksverslag(en) of e-mails van verweerder of mr. Q aan klager waarin hij de met hem besproken strategie vastlegt en/of vastlegt wat hij wel en niet zal aanvoeren en wat hij wel of niet zal laten onderzoeken. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat hij de met klager besproken strategie niet schriftelijk aan hem heeft bevestigd.

5.17 Ter zitting heeft verweerder voorts bevestigd dat het zijn, verweerders, voorkeur had de hennep niet te laten onderzoeken, omdat onduidelijkheid over de precieze samenstelling in het voordeel van klager kon werken. Een zesgesprek wilde verweerder niet voeren omdat hij de schijn wilde vermijden dat hij een getuige zou hebben beïnvloed. Nu klager ontkent dat verweerder met hem deze strategische keuzes heeft besproken en verweerder ze niet schriftelijk aan klager heeft bevestigd, dient de hierdoor ontstane onduidelijkheid en bron voor discussie voor rekening en risico van verweerder te komen. Het had op zijn weg gelegen duidelijkheid te verschaffen over zijn koers en daarmee ook over de verwachtingen van klager. Om die reden kan verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.18 Klachtonderdeel g) is gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Gezien de gegronde klachtonderdelen over de schriftelijke vastlegging van de strategie van de zaak en het niet tijdig aantoonbaar verstrekken van voor klager belangrijke informatie uit het dossier, acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a) b), en f) ongegrond;

- verklaart klachtonderdelen c), d) en e) deels gegrond, deels ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel g) gegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, G. Kaaij, B.J. Sol en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl