Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:26

Zaaknummer

ZWB 204 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Verzuimd vast te leggen welke rol verweersters patroon bij de behandeling van de zaak zou vervullen. Werkzaamheden patroon ten onrechte tegen hoger uurtarief in rekening gebracht. Toevoeging zonder intrekking terzijde gelegd. Niet gebleken van onvoldoende adequate rechtsbijstand. Niet gebleken dat klachten niet serieus zijn behandeld.

Klacht (deels) gegrond. Waarschuwing

Uitspraak

 

                                        Beslissing van 24 februari 2014

     in de zaak ZWB204-2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.

klaagster

 

 

tegen:

 

B.

verweerster

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 24 juni 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Ter zitting van 16 december 2013 zijn klaagster en verweerster, vergezeld van haar kantoorgenoot mr.M., zijnde verweersters voormalige patroon,verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 24 juni 2013 en de daarbij gevoegde stukken;

-       De nagekomen brief met bijlagen van klaagster d.d. 27 november 2013;

-       De nagekomen brief van verweerster d.d. 3 december 2013.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster heeft klaagster als (opvolgend) advocaat bijgestaan in klaagsters echtscheidingszaak. Verweerster heeft klaagster bijgestaan in de procedure bij de rechtbank vanaf september 2009 tot aan de einduitspraak in juli2010 en aansluitend in de procedure in hoger beroep aangaande de alimentatie. Die procedure is geëindigd met het arrest van 26 april 2011. Ten slotte is er bijstand verleend in de kort geding procedure over de echtelijke woning in juni 2011. 

 

2.2      Partijen hebben afgesproken dat verweerster voor klaagster een toevoeging zou aanvragen en dat bij intrekking van de toevoeging de werkzaamheden op basis van een uurtarief van € 100,-- exclusief BTW bij klaagster in rekening zouden worden gebracht. Er zijn voor klaagster drie toevoegingen aangevraagd. De eerste toevoeging was al aangevraagd en verkregen voordat verweerster de behandeling van de zaak op zich nam. Voor de procedure in hoger beroep is vervolgens een toevoeging aangevraagd alsook voor de kort geding procedure. Verweerster heeft de toevoegingen terzijde gelegd , zonder dat deze door de Raad voor Rechtsbijstand waren ingetrokken, en haar werkzaamheden in rekening gebracht bij klaagster.

 

2.3      Mr. M., indertijd de patroon van verweerster, is bij besprekingen tussen klaagster en verweerster aanwezig geweest, diens naam is in de processtukken als behandelend advocaat opgenomen en hij is ook de behandelend advocaat geweest ter zitting van 3 december 2009, omdat verweerster niet in staat was om de gehele zitting bij te wonen. De door mr. M. bestede tijd is in rekening gebracht op basis van een tarief van € 176,--exclusief BTW.

 

 

3          KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij:

1.         zonder toestemming van klaagster een kantoorgenoot (haar patroon) in het dossier van klaagster heeft laten werken en namens klaagster ter zitting heeft laten optreden;

2.         geen duidelijkheid heeft gegeven over de financiële afwikkeling;

3.         de belangen van klaagster niet adequaat heeft behartigd en fouten heeft gemaakt bij de behandeling van haar zaak;

4.         klachten van klaagster niet serieus heeft behandeld.

3.2    Toelichting

         Klachtonderdeel 1

Klaagster heeft uitdrukkelijk verzocht om een vrouwelijke advocaat en heeft (de heer) mr. M. geen toestemming gegeven om in haardossier werkzaamheden te verrichten.

Klachtonderdeel 2

Er zijn toevoegingen aangevraagd, maar het is klaagster niet duidelijk hoeveel toevoegingen het betreft en waarvoor die toevoegingen zijn afgegeven. Klaagster heeft met verweerster afgesproken dat bij intrekking van de toevoeging(en) haar werkzaamheden zouden worden gedeclareerd tegen € 100,-- per uur exclusief BTW. Echter, voor de werkzaamheden die mr. M. heeft verricht is een veel hoger uurtarief berekend en beide advocaten hebben voor dezelfde werkzaamheden tijd in rekening gebracht. De afspraak dat klaagster pas zou betalen na verkoop van de woning is niet nagekomen. Omdat klaagster een toevoeging had, is ten onrechte aanspraak gemaakt op betaling op grond van een uurtarief.

Klachtonderdeel 3

Verweerster heeft de belangen van klaagster niet adequaat behartigd en heeft fouten gemaakt bij de behandeling van haar zaak. In het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij er niet voor heeft gezorgd dat de bijdrage van klaagsters ex-echtgenoot in de woonlasten is opgenomen in het dictum van de uitspraak van de rechtbank. Verder verwijt klaagster verweerster dat zij in hoger beroep eenzijdig en zonder klaagsters toestemming haar behoefte op een hoger bedrag heeft gesteld. Verweerster heeft de zitting van 22 maart 2011 niet goed voorbereid, mede nu het proces-verbaal van de zitting in eerste instantie d.d. 3 december 2010 klaagster pas een dag voor de zitting is aangereikt. Als gevolg van de door verweerster gemaakte fouten is klaagsters recht op alimentatie in hoger beroep veel lager vastgesteld dan in eerste instantie. Klaagster is niet goed geïnformeerd over de beslissing in appel noch over de mogelijkheden om in cassatie te gaan.

Klachtonderdeel 4

Verweerster heeft de klachten van klaagster niet serieus behandeld.

 

 

4          VERWEER

 

4.1    Klachtonderdeel 1

Verweerster erkent dat klaagster om een vrouwelijke advocaat heeft gevraagd. Verweerster werd als stagiaire begeleid door haar patroon mr. M., die haar ook heeft vervangen als zij verhinderd was. Klaagster had geen bezwaar tegen de aanwezigheid van mr. M. bij de besprekingen. Klaagster had enkel bezwaar tegen het door mr. M. gehanteerde uurtarief en tegen het dubbel in rekening brengen van uren. Naar aanleiding van klaagsters opmerkingen is de declaratie aangepast. Pas na de kort geding procedure heeft klaagster aangegeven dat mr. M voortaan eerst bij de behandeling   betrokken mocht worden na haar goedkeuring.

 

 

4.2    Klachtonderdeel 2

Tijdens de behandeling van de zaken is gebleken dat klaagster niet meer voor een toevoeging in aanmerking kwam. Ook buiten de echtelijke woning had klaagster een zodanig vermogen dat zij niet meer voor een toevoeging in aanmerking kwam. Dit vermogen bestond uit een lening, een aandeel in een erfenis, banksaldi en diverse polissen. Klaagster heeft de declaraties ook uit die gelden voldaan. Over de hoogte van de declaraties is overeenstemming bereikt. Klaagster diende te betalen bij verkoop en levering dan wel toescheiding van de echtelijke woning. Klaagster heeft zelf aangegeven dat zij tot betaling zou overgaan en is daartoe niet gedwongen. Voor de werkzaamheden van mr. M. is een uurtarief van € 176,-- gehanteerd, terwijl dubbel gerekende uren zijn gecrediteerd. De toevoegingen zijn niet ingetrokken, omdat dit geen doel diende.

              4.3    Klachtonderdeel 3

De man heeft tot 1 januari 2011 de bijdrage in de woonlasten ad € 250,-- betaald. Vanaf dat moment weigerde hij de bijdrage nog te betalen en is de deurwaarder gevraagd de beschikking te executeren. Dat weigerde hij. De behandeling bij het gerechtshof zou toen op korte termijn plaatsvinden.

Een advocaat heeft de vrijheid om de processtukken te formuleren op de wijze die hem/haar het beste voorkomt. Verweerster was van mening dat het beter zou zijn om in hoger beroep uit te gaan van een behoefte van € 2.500,-- per maand in plaats van € 1.900,-- per maand. Klaagster heeft het concept met een zelfstandige grief goedgekeurd.

De zitting bij het Hof vond plaats op 22 maart 2011. Het proces-verbaal van de zitting van 3 december 2010 is pas op 21 maart 2011 per fax ontvangen en kon niet eerder aan klaagster worden verstrekt. Verweerster heeft zich voor de zitting van 22 maart 2011 goed voorbereid en klaagster heeft geen ongenoegen geuit na afloop van de zitting. Klaagster is voor bijstand in de kort gedingprocedure weer teruggekomen bij verweerster. Deze procedure is goed verlopen en de vorderingen van de wederpartij werden afgewezen.

De advocaat kan niet worden verweten dat een procedure minder goed afloopt dan wordt gehoopt. Er was geen aanwijzing dat de beschikking in hoger beroep in cassatie met succes zou kunnen worden aangetast. De uitspraak is met klaagster besproken en klaagster is gewezen op de mogelijkheid van cassatie. Verweerster betwist fouten te hebben gemaakt.

              4.4    Klachtonderdeel 4

Verweerster en mr. M. hebben naar aanleiding van de door klaagster geformuleerde klachten uitgebreid met klaagster gesproken en daarop is ook uitgebreid schriftelijk gereageerd.

 

 

5       BEOORDELING

 

5.1     Klachtonderdelen 1 en 2

          Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1 en 2 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster de met klaagster gemaakte afspraken bij brief d.d. 9 september 2009 heeft bevestigd. In deze brief is vastgelegd dat bij intrekking van de toevoeging verweersters werkzaamheden op basis van een uurtarief van € 100,-- exclusief BTW in rekening zou worden gebracht. In de brief wordt niet gesproken over de rol van mr. M. bij de behandeling van de zaak en een eventueel afwijkend uurtarief dat door mr. M. zou worden gehanteerd. In januari 2010 heeft verweerster een tussentijdse urenspecificatie aan klaagster toegestuurd, waarin de door mr. M. bestede tijd is opgenomen tegen een uurtarief van € 176,--exclusief BTW.

5.2     De raad overweegt dat de advocaat uit hoofde van Gedragsregel 8 zijncliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Voorts is bij de boordeling van de onderhavige klachtzaak van belang Gedragsregel 26, die bepaalt dat wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt dient te bespreken en inzicht dient te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. De raad is van oordeel dat verweerster is tekort geschoten in de nakoming van de uit deze gedragsregels voortvloeiende verplichtingen.

5.3     Verweerster heeft verzuimd vast te leggen welke rol mr. M. bij de behandeling van klaagsters zaak zou vervullen en wat daarvan de financiële consequenties zouden zijn. Ter mondelinge behandeling van de raad heeft verweerster dit ook erkend. Tevens heeft verweerster ter mondelinge behandeling van de raad erkend dat de werkzaamheden van mr. M., die verweerster bij de bij de behandeling van de zaak in zijn hoedanigheid van patroon heeft begeleid, ten onrechte tegen een hoger uurtarief in rekening zijn gebracht.

5.4     De raad is van oordeel dat verweerster bij de behandeling van de zaak niet voldoende doortastend en duidelijk is geweest over de financiële gevolgen van haar werkzaamheden. Verweerster heeft een onduidelijke situatie gecreëerd door enerzijds na afloop van de echtscheidingsprocedure in eerste instantie de werkzaamheden te declareren en anderzijds toch voor de procedure in hoger beroep een toevoeging aan te vragen. Voorts is voor de kort geding procedure een toevoeging aangevraagd, waarna direct na afloop van de kort geding procedure op betalende wijze met klaagster is afgerekend. Verweerster heeft erkend dat zij de verleende toevoegingen steeds terzijde heeft gelegd zonder deze formeel te laten intrekken. Het had op de weg gelegen van verweerster om aan de Raad voor Rechtsbijstand te verzoeken om de definitieve verlening van de toevoeging te beoordelen, waarmee klaagster en verweerster concreet duidelijkheid hadden kunnen verkrijgen over de vraag of klaagster (nog) in aanmerking kwam voor een toevoeging.

5.5     De raad is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond zijn.

5.6     Klachtonderdeel 3

Klaagster verwijt verweerster dat zij er niet voor heeft gezorgd dat de bijdrage van klaagsters ex-echtgenoot in de woonlasten is opgenomen in het dictum van de beschikking van de rechtbank d.d. 22 december 2009. De raad stelt vast dat deze tussen partijen gemaakte afspraak wel is vastgelegd in de beschikking van de rechtbank. Dit volgt uit het dictum in samenhang gelezen met rechtsoverweging 3.6 sub a. Het feit dat de man de betaling op enig moment heeft gestaakt heeft klaagster niet in een nadeliger positie gebracht, nu inmiddels de procedure in hoger beroep aanhangig was en het gerechtshof bij het opnieuw vaststellen van de verplichtingen rekening heeft gehouden met de daadwerkelijk wel en niet verrichte betalingen.

5.7     Verder verwijt klaagster verweerster dat zij in hoger beroep eenzijdig en zonder klaagsters toestemming haar behoefte op een hoger bedrag heeft gesteld. De raad overweegt dat voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van de zaak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend.Klaagster heeft voorts het door verweerster opgestelde concept goedgekeurd. Niet is gebleken dat het vermelden van de hogere behoefte in het verweerschrift voor klaagster enig nadelig effect heeft gehad. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is aldus naar het oordeel van de raad geen sprake.

5.8      Klaagster heeft betoogd dat v erweerster de zitting van 22 maart 2011 niet goed heeft voorbereid, mede nu het proces-verbaal van de zitting in eerste instantie d.d. 3 december 2010 klaagster pas een dag voor de zitting is aangereikt. De raad is van oordeel dat, nu verweerster het proces-verbaal van de zitting aantoonbaar eerst op 21 maart 2011 heeft ontvangen, verweerster geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij dit stuk niet eerder aan klaagster heeft doorgeleid.

5.9     De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat de uitkomst van de procedure in hoger beroep het gevolg is geweest van onvoldoende adequate rechtsbijstand door verweerster. Wel acht de raad voorstelbaar dat door de gebrekkige communicatie door verweerster de aanpak van haar zaak en de gevolgen voor haar positie voor klaagster niet steeds voldoende duidelijk zijn geweest.

5.10   Klaagster heeft gesteld dat zij niet goed is geïnformeerd over de beslissing in appel noch over de mogelijkheden om in cassatie te gaan. Verweerster heeft dit weersproken. Uit de correspondentie valt echter niet op te maken of en in hoeverre klaagster is geïnformeerd over de beslissing in appel en over de mogelijkheden van het instellen van cassatie, hetgeen voor risico dient te komen van verweerster, nu het op haar weg was gelegen om een en ander behoorlijk schriftelijk te bevestigen. Gelet op de zeer beperkte mogelijkheden in cassatie acht de raad dit verzuim evenwel niet van een zodanig gewicht dat verweerster hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.11   De raad is van oordeel dat het derde onderdeel van de klacht ongegrond moet worden verklaard.

5.12   Klachtonderdeel 4

          Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster schriftelijk op klaagsters klacht heeft gereageerd, waarna klaagster is uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor van verweerster in aanwezigheid van mr. M. Tijdens dit gesprek is de klacht van klaagster besproken. Na het gesprek heeft klaagster nogmaals schriftelijk haar visie aan mr. M. kenbaar gemaakt, die steeds kort op klaagsters brieven heeft gereageerd. Gelet op de wijze waarop de klacht van klaagster door (het kantoor van) verweerster in behandeling is genomen, kan naar het oordeel van de raad niet worden gezegd dat klachten van klaagster niet serieus zijn behandeld. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

 

6        MAATREGEL

6.1     De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond, en de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond moeten worden verklaard. Ter zake de gegrond verklaarde onderdelen van de klacht heeft de raad te beoordelen welke maatregel passend en geboden is. Gezien het feit dat verweerster te tijde van de behandeling van de zaak advocaat-stagiaire was en de gebreken in haar handelwijze mede het gevolg zijn van onvoldoende begeleiding door haar patroon, volstaat de raad met de oplegging van een enkele waarschuwing.           

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond en legt ter zake aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing;

2.    verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr.J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2014.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 februari 2014      

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-         verweerster

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerster

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, tevens door:

-              klaagster

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl