Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:146

Zaaknummer

R. 4294/13.201

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Noch uit de stukken, noch anderszins is gebleken dat verweerster de haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Uit de inhoud van het verzoekschrift blijkt dat verweerster daarin het standpunt van haar cliënte heeft verwoord. De wijze waarop zij dat heeft gedaan en de accenten die zij daarbij heeft gelegd leveren geen schending van gedragsregel 1 op. Het is de raad voorts niet gebleken dat verweerster feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan zij wist althans behoorde te weten dat die onjuist zijn. Van onnodig grievende uitlatingen is evenmin gebleken. Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 1 september 2013 met kenmerk K041 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 3 september en 18 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Klaagster is ter zitting vergezeld van haar zuster tevens gemachtigde mr. D.. Verweerster is vergezeld van haar kantoorgenote tevens gemachtigde mr. G.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft de voormalig werkgever van klaagster als gemachtigde bijgestaan in een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

2.3 Het dienstverband tussen klaagster en haar voormalig werkgever is per 1 februari 2013 ontbonden. Aan klaagster is daarbij een vergoeding toegekend.

2.4 Bij brief met bijlagen van 4 februari 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. zij gedragsregel 1 heeft geschonden door zich niet zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in haar eigen beroepsuitoefening niet werd geschaad;

b. gedragsregel 30 heeft geschonden door zich niet te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan zij wist althans behoorde te weten dat die onjuist waren;

c. gedragsregel 31 heeft geschonden door zich in woord en geschrift onnodig grievend uit te laten over klaagster. 

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

 Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2 De schending van gedragsregel 1 bestaat volgens klaagster uit vier onderdelen: het verzoekschrift zou zijn ingediend met zeer weinig onderbouwing, het zou zich focussen op de onderhandelingsfase en niet op de ontslagreden, de aangeboden beëindigingsvergoeding zou slechts een fractie behelzen van de eerder aangeboden vergoedingen en er zou sprake zijn van intimidatie.

5.3 De raad deelt de visie van klaagster dat verweerster gedragsregel 1 heeft geschonden, niet. Of zij het verzoekschrift al dan niet voldoende heeft onderbouwd, is ter beoordeling aan de rechter die over het ontbindingsverzoek beslist. Uit de inhoud van het verzoekschrift blijkt dat verweerster het standpunt van haar cliënte daarin heeft verwoord. De wijze waarop zij dat heeft gedaan en de accenten die zij daarbij heeft gelegd leveren geen schending van gedragsregel 1 op. Dat de in het verzoekschrift aangeboden vergoeding lager is dan de tijdens de onderhandelingen aangeboden vergoeding, levert evenmin een schending op. Bovendien is het de rechter die over de hoogte van de vergoeding gaat in geval hij de ontbinding uitspreekt. Tot slot is van intimidatie in de brief aan de kantonrechter van 28 november 2012 naar het oordeel van de raad geen sprake. In elk geval levert de inhoud van die brief geen schending van gedragsregel 1 op. De klacht is in zoverre derhalve ongegrond.

 Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4 Van schending van gedragsregel 30 is slechts sprake indien een advocaat feitelijke gegevens verstrekt waarvan hij weet althans behoort te weten dat die onjuist zijn. Het is de raad niet gebleken dat een dergelijke situatie zich hier heeft voorgedaan. Integendeel, uit de inhoud van het dossier blijkt dat verweerster is uitgegaan van de juistheid van de stellingen van haar cliënte en dat zij ook geen reden heeft gehad om daar aan te twijfelen. De wijze waarop de stellingen vervolgens worden gepresenteerd is aan de advocaat, zij het dat dit dient te gebeuren binnen de grenzen van de gedragsregels. Die grenzen zijn naar het oordeel van de raad niet overschreden. De klacht stuit daar in zoverre op af.

Ten aanzien van klachtonderdeel c.

5.5 Voor wat betreft de verweten schending van gedragsregel 31 deelt de raad de zienswijze van klaagster evenmin. Naar het oordeel van de raad is geen sprake van onnodig grievende uitlatingen als hiervoor onder 5.1 bedoeld. Verweerster heeft slechts de zienswijze van haar cliënte naar voren gebracht.

5.6 Concluderend is de raad dan ook van oordeel dat de klacht van klaagster in alle onderdelen ongegrond is. Daarbij verdient wel opmerking dat de raad het betreurt dat de deken geen bemiddelingspoging heeft gedaan. Dat zou wellicht een klachtprocedure hebben kunnen voorkomen, gelet op de uitlating van klaagster ter zitting dat wanneer verweerster haar excuses zou hebben aangeboden, zij de zaak niet zo ver zou hebben doorgezet.

  

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, J.A. van Keulen, P.J.E.M. Nuiten en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2014.

 

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl