Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:45

Zaaknummer

L 193 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Vanwege ontbreken eigen belang is klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht dat verweerder in een procedure is gaan optreden voor klaagsters wederpartijen, terwijl zijn kantoorgenoot als curator in het faillissement van klaagsters echtgenoot reeds een procedure tegen klaagster had geëntameerd en de beide procedures verband met elkaar hielden. Van het feit dat daarbij stukken uit de procedure die verweerder behandelde, door zijn kantoorgenoot zijn overgelegd in de andere procedure, kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 10 maart 2014

     in de zaak L193-2013

naar aanleiding van de klacht van:           

 

A.

                             

klaagster

 

gemachtigde:

 

B.

 

tegen:

 

C.                          

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 juni 2013 met kenmerk A187, door de raad ontvangen op 12 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Ter zitting van 6 januari 2014 is geen der partijen verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 13 juni 2013 met bijlagen;

-       Het faxbericht van verweerder d.d. 2 januari 2014. Ofschoon dit faxbericht te laat is verzonden, nu tot uiterlijk 14 dagen voor de zitting stukken kunnen worden ingediend, heeft de raad besloten het faxbericht bij wijze van uitzondering te accepteren.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      De echtgenoot van klaagster is failliet verklaard. De curator in dit faillissement heeft jegens klaagster een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt, waarbij enerzijds werd gevorderd dat de woning van klaagster in de faillissementsboedel van haar echtgenoot valt en waarbij anderzijds betaling door klaagster van een aanzienlijk geldbedrag aan de boedel werd gevorderd.

 

2.2      Klaagster heeft op haar beurt een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt tegen mevrouw P. en de heer Van W., waarbij zij teruggave van bepaalde goederen en betaling van een geldsom heeft gevorderd. Mevrouw P. en de heer Van W. hebben een advocaat in de arm genomen, zijnde verweerder. Verweerder is een kantoorgenoot van de curator.

 

2.3      De curator heeft in de sub 2.1 bedoelde procedure bij akte een aantal brieven in het geding gebracht, welke brieven klaagster in de procedure tegen mevrouw P. en de heer Van W. had ingebracht.

 

 

3          KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:

1.         in een procedure is gaan optreden voor klaagsters wederpartijen, terwijl zijn kantoorgenoot als curator in het faillissement van klaagsters echtgenoot reeds een procedure tegen klaagster had geëntameerd en de beide procedures verband met elkaar hielden;

2.         daarbij zijn stukken uit de procedure die verweerder behandelde, door zijn kantoorgenoot overgelegd in de andere procedure.

 

4          VERWEER

 

4.1      De beide procedures hielden geen verband met elkaar. De procedure waarin verweerder mevrouw P. en de heer Van W. bijstond betrof een volstrekt ander rechtsbelang en feitencomplex dan de procedure namens de faillissementsboedel. Het staat een kantoorgenoot van de curator vrij om in een – door de echtgenoot van de gefailleerde opgestarte – procedure op te treden tegen de echtgenoot van de gefailleerde. Verweerder heeft geen enkel stuk aan de curator ter beschikking gesteld. Verweerders cliënten zijn met de van klaagster ontvangen dagvaarding met producties naar de curator gegaan. Op die wijze is de curator met de dagvaarding en de producties bekend geraakt. Er is geen sprake van schending van de privacy van klaagster.

 

4.2      De bepalingen van Gedragsregel 7 strekken slechts ter bescherming van de cliënten van de advocaat. De wederpartij van die cliënten kan zich hierop niet beroepen. Het is niet juist dat binnen een kantoor niet in twee procedures mag worden opgetreden jegens één en dezelfde wederpartij. De gerechtvaardigde belangen van cliënten noch het vertrouwen in de advocatuur wordt hiermee geschaad. Verweerder heeft niet in strijd met enige gedragsregel of de Advocatenwet gehandeld en verweerder kan derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Klachtonderdeel 1

Op grond van regel 7 lid 1 van de Gedragsregels 1992 is een advocaat die de belangen van twee of meer partijen behartigt, in het algemeen verplicht zich geheel uit de zaak terug te trekken zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict ontstaat. Deze regel heeft de bescherming van die partijen - de cliënten van de desbetreffende advocaat - ten doel, hetgeen - volgens vaste jurisprudentie van het hof (HvD 27augustus 1990, 1355; Advocatenblad 1991, blz. 174) –met zich meebrengt dat een wederpartij van een of meer van die cliënten of een derde zich niet op deze regel kunnen beroepen.

 

5.2      Verweerder is niet als advocaat opgetreden voor klaagster, maar voor  mevrouw P. en de heer Van W. De bepaling van regel 7 lid 1 strekt in casu derhalve slechts tot de bescherming van de belangen van mevrouw P. en de heer Van W. en niet tot die van klaagster als wederpartij van mevrouw P. en de heer Van W.

 

5.3      Nu op grond van het hiervoor overwogene klaagster geen rechtens te respecteren belang bij klachtonderdeel 1 heeft, zal zij niet-ontvankelijk in dat onderdeel van de klacht moeten worden verklaard.

 

5.4      Klachtonderdeel 2

Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat de curator, zijnde een kantoorgenoot van verweerder, stukken die door klaagster in de procedure tegen P. en Van W. waren ingebracht, in het geding heeft gebracht in de procedure tegen klaagster. Niet is evenwel komen vast te staan dat de curator de betreffende stukken tot zijn beschikking heeft gekregen door toedoen van verweerder. Derhalve kan verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het tweede onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 1;

2.    verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 maart 2014   

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagsters gemachtigde

-       verweerder

-       de deken in het arrondissement Limburg

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       klaagster

-       verweerder

-       de deken in het arrondissement Limburg

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl