Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:165

Zaaknummer

R.4344/13.251

Inhoudsindicatie

Een advocaat dient zijn cliënt waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en deze afspraken ook schriftelijk vast te leggen.

Inhoudsindicatie

In het klachtdossier zijn geen stukken aanwezig waaruit blijkt dat verweerder klaagster geadviseerd heeft over de inhoud van de zaak, zijn aanpak en de daaraan verbonden risico's. Verder staat vast dat verweerder klaagster evenmin geïnformeerd heeft over zijn contacten met de bank en het verzoek van de kantonrechter om nadere informatie c.q. stukken, terwijl verweerder voorts verzuimd heeft om direct na ontvangst van de beschikking van 31 januari 2013 klaagster hiervan op de hoogte te stellen.

Inhoudsindicatie

De Raad houdt het ervoor dat verweerder klaagster voorts ook niet telefonisch van de nodige informatie heeft voorzien.

Inhoudsindicatie

De klacht is gegrond.

Inhoudsindicatie

Maatregel: berisping

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

2 Bij brief van 24 september 2013 met kenmerk K043 2012/2013, door de raad ontvangen op 25 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2014 in aanwezigheid van klaagster, haar stiefvader en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

4 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster heeft zich in 2011 tot verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan om een bedrag van € 10.000,00 te verkrijgen uit de nalatenschap van haar overleden vader ten behoeve van haar kappersopleiding. De nalatenschap was onder bewind gesteld tot aan haar 21e jaar. Op het moment van het verzoek  was klaagster 18 jaar oud.

2.2 Bij e-mailbericht van 5 juni 2012 heeft de stiefvader van klaagster zich namens klaagster beklaagd over verweerder bij de deken, aangezien verweerder niet op berichten en verzoeken van klaagster reageerde.

2.3 Bij e-mailbericht van 6 juni 2012 van de Orde van Advocaten is klaagster meegedeeld dat men van verweerder vernomen heeft dat er een afspraak gemaakt is en dat hij die week een en ander over de rekening van klaagster zou berichten.

2.4 Bij brief van 22 oktober 2012 heeft verweerder de deken van de Orde van Advocaten meegedeeld dat hij die dag een gesprek had gevoerd met de moeder van klaagster en dat toen bleek dat een in augustus toegestuurd concept niet ontvangen was. Voorts heeft verweerder meegedeeld dat het verzoekschrift verzonden was aan het kantongerecht.

2.5 Bij e-mailbericht van 30 oktober 2012 heeft de moeder van klaagster namens klaagster meegedeeld dat er nog steeds geen kopie ontvangen was van de verzonden stukken en werd meegedeeld dat klaagster de klacht wenste door te zetten.

2.6 Bij brief van 14 januari 2013 heeft verweerder de deken meegedeeld dat hij op verzoek van de kantonrechter stukken had aangevuld en dat klaagster in de tussenliggende periode op geen enkele wijze contact met hem had gezocht.

2.7 Bij e-mailbericht van 4 april 2013 heeft de moeder van klaagster de Orde van Advocaten gevraagd of men al iets vernomen had van verweerder.

2.8 Bij brief van 12 april 2013 heeft verweerder de Orde van Advocaten meegedeeld dat de kantonrechter het verzoek niet-ontvankelijk had verklaard.

2.9 Bij beschikking van de Rechtbank Den Haag, team Kanton Den Haag,  van 31 januari 2013 heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen en onder meer overwogen: 

“(…)

Zij heeft desgevraagd nagelaten aan te geven op grond van welke bepaling toestemming van de kantonrechter is vereist, zodat het verzoek zal worden afgewezen. (…)”

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a) haar zaak sinds 2011 niet voortvarend ter hand heeft genomen;

b) haar niet geïnformeerd heeft over de aanpak en de voortgang van haar zaak; en

c) niet op zorgvuldige wijze een concept processtuk heeft opgesteld.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder erkent dat hij de zaak niet voortvarend heeft opgepakt en behandeld. Hij heeft eerst contact gezocht met de bank om te bekijken of de bank bereid was € 10.000,00 te verstrekken, ondanks de in het testament opgenomen clausule. Nadien heeft hij een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter. Verweerder heeft meestal telefonisch contact gehad met de vader of moeder van klaagster. Verweerder kan niet goed verklaren waarom hij klaagster niet direct over de beschikking van de kantonrechter heeft geïnformeerd. Hij was boos over het resultaat en heeft een nieuw verzoek opgesteld dat hij had willen indienen. Het verzoek is niet ingediend omdat er eerst nog een bemiddelingsgesprek bij de deken plaatsvond.

4.2 Verweerder wijst erop dat de zaak van klaagster een lastige was. Hij heeft overleg gehad met diverse notarissen. Men kwam echter niet met een oplossing voor de situatie. Verweerder maakt zijn excuses voor de gang van zaken.

 

5 BEOORDELING

5.1 Een advocaat dient zijn cliënt waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en deze afspraken ook schriftelijk vast te leggen.

5.2 In het klachtdossier zijn geen stukken aanwezig waaruit blijkt dat verweerder klaagster geadviseerd heeft over de inhoud van de zaak, zijn aanpak en de daaraan verbonden risico’s. Verder staat vast dat verweerder klaagster evenmin geïnformeerd heeft over zijn contacten met de bank en het verzoek van de kantonrechter om nadere informatie c.q. stukken, terwijl verweerder voorts verzuimd heeft om direct na ontvangst van de beschikking van 31 januari 2013 klaagster hiervan op de hoogte te stellen. Verweerder heeft dit pas gedaan door de beschikking enkele maanden later in de klachtprocedure te sturen aan de deken. Verweerder heeft voorts erkend dat hij klaagster niet gewezen heeft op de mogelijkheid van hoger beroep en dat hij haar niet geadviseerd heeft over de verdere aanpak van haar zaak.

5.3 Gelet op het feit dat klaagster ontkend heeft dat verweerder telefonisch contact met haar of haar ouders heeft gehad over onder meer de voortgang van de zaak en schriftelijke stukken ontbreken waaruit de juistheid van de stellingen van verweerder volgt, houdt de raad het ervoor dat verweerder klaagster ook niet telefonisch van de nodige informatie heeft voorzien.

5.4 Verweerder is aldus ernstig tekort geschoten in de  op hem jegens klaagster rustende zorgplichten heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.5 De klacht is gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt verweerder de maatregel op van berisping.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT, Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl