Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:193

Zaaknummer

ZWB 81 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerder weigerde een volgens klager cruciale getuigenverklaring in het geding te brengen. Verweerder heeft verzuimd aan klager uit te leggen waarom de verklaring niet werd overgelegd. Voorts verwijt klager verweerder niet goed voorbereid te zijn geweest, de rechter niet te hebben gewraakt, een betalingsvoorstel niet te hebben overgebracht aan de wederpartij en een toezegging niet te zijn nagekomen.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

 

Beslissing van 25 augustus 2014

in de zaak ZWB 81 - 2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

       

klager

 

tegen:

 

 

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 31 maart 2014 met kenmerk K13-072, door de raad ontvangen op 1 april 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 juni 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 31 maart 2014 met de daarbij behorende bijlagen.

 

 

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager heeft zich tot verweerder gewend met, onder andere, het verzoek hem bij te staan in een verzoek tot het verkrijgen van vervangende toestemming erkenning vaderschap van de minderjarige X. De moeder van X heeft zich tegen de erkenning verzet. In de procedure heeft klager vastgehouden aan zijn stelling dat X door hem is verwekt en dat zulks bevestigd kon worden door een getuigenverklaring van de paragnost van klager. Deze getuigenverklaring is door verweerder niet in het geding gebracht.

2.2      Bij brief van 14 juni 2013 heeft klager zich met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.    verweerder ondanks herhaald verzoek een cruciale getuigenverklaring niet heeft overgelegd aan de rechtbank;

2.    verweerder te laat was op de zitting;

3.    verweerder de rechter had moeten wraken;

4.    verweerder geen pleitnotitie had;

5.    verweerder ter zitting slecht was voorbereid;

6.    verweerder de door klager gedane betalingsvoorstellen ter voldoening van de proceskosten niet heeft voorgelegd aan de wederpartij;

7.    verweerder heeft toegezegd beroep aan te tekenen bij de AIVD tegen de afwijzing van inzage in de gegevens van klager bij de AIVD maar hij deze toezegging niet is nagekomen.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de getuigenverklaring niet van dermate gewicht was dat het noodzakelijk was om deze aan de rechtbank over te leggen. De verklaring was ook niet verifieerbaar. Voorts voert verweerder nog aan dat de verklaring door klager ook is getoond aan de bijzonder curator en dat het dan aan de bijzonder curator zou zijn om de verklaring aan de rechtbank over te leggen. Verweerder verklaart daarnaast dat hij samen met klager de getuige heeft bezocht en dat verweerder twijfelde aan de betrouwbaarheid van de getuige. De getuige heeft namelijk de uitzending van Y waarover hij een verklaring aflegt niet gezien en spreekt in termen van “hoogst waarschijnlijk” en “dat moet nog worden uitgezocht”.

4.2      Verweerder erkent dat hij te laat was voor de zitting. Verweerder betreurt dat maar geeft aan dat een eerdere zitting was uitgelopen en dat dus sprake was van overmacht. De rechter heeft gewacht tot verweerder aanwezig was, zodat klager niet in zijn belangen is geschaad. Anders dan klager stelt was verweerder wel goed voorbereid. Het overleggen van een pleitnota is niet altijd noodzakelijk. Verweerder erkent dat hij geen pleitnota had, maar is van mening dat die in dit geval niet nodig was.

4.3      Verweerder geeft aan dat hij het opmerkelijk vond dat de rechter ter zitting uitspraak heeft gedaan, maar stelt zich op het standpunt dat zulks niet betekent dat de rechter daarmee vooringenomen was. Voor verweerder was er dus geen reden om de rechter te wraken. Daarbij zou wraken ook zinloos zijn geweest, omdat een rechter niet kan worden gewraakt nadat uitspraak is gedaan.

4.4      Voor wat betreft het betalingsvoorstel geeft verweerder aan dat hij dat wel degelijk heeft voorgelegd aan de wederpartij van klager. De wederpartij van klager was echter niet bereid om een regeling te treffen en is overgegaan tot executie van de beschikking . Dat was ook mogelijk want de beschikking was uitvoerbaar bij voorraad. Verweerder kon de executie dus niet tegenhouden.

4.5      Tot slot betwist verweerder dat hij heeft toegezegd om beroep in te stellen tegen de beslissing van de AIVD.

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1      Klager verwijt verweerder dat verweerder een voor klager cruciale getuigenverklaring niet aan de rechtbank heeft overgelegd. Verweerder erkent dat hij wist dat klager deze getuigenverklaring van cruciaal belang vond, maar geeft aan dat hij die verklaring niet in het geding heeft gebracht omdat hij twijfelde aan de juistheid van de verklaring. Verweerder geeft daarnaast aan dat de bijzonder curator van X de verklaring ook heeft ontvangen van klager en deze ook in het geding had kunnen brengen.

5.2      Alhoewel het in beginsel aan de advocaat is om het beleid in een zaak te bepalen, is de raad van oordeel dat dat echter wel dient te gebeuren in overleg met de cliënt. Wanneer de advocaat een verklaring, die de cliënt van cruciaal belang vindt, niet in het geding wil brengen, ligt het op de weg van de advocaat om aan de cliënt uit te leggen waarom hij de betreffende verklaring niet in het geding wil brengen, zodat de cliënt de keuze heeft om zich ofwel bij dat advies neer te leggen, danwel een andere advocaat te benaderen die de verklaring mogelijk wel in het geding wil brengen. Verweerder erkent dat hij wist dat de verklaring voor klager van cruciaal belang was. Verweerder kan desgevraagd echter geen bewijzen overleggen van het feit dat hij aan klager heeft uitgelegd waarom de verklaring, naar de mening van verweerder, niet moest worden overgelegd. Door niet met klager te bespreken waarom verweerder de verklaring niet in het geding wilde brengen, heeft verweerder klager de mogelijkheid ontnomen om een andere advocaat te vragen de behandeling van de zaak over te nemen. Verweerder heeft daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad is bovendien van oordeel dat verweerder zich niet achter de bijzonder curator van X kan verschuilen. Verweerder was de advocaat van klager en diende de belangen van klager te behartigen. Het had derhalve op de weg van verweerder gelegen om ofwel de getuigenverklaring in het geding te brengen, danwel aan klager uit te leggen waarom hij dat niet wilde doen. Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 2, 4 en 5

5.3      De klachtonderdelen 2, 4 en 5 hebben betrekking op de zitting die in de procedure tussen klager en de moeder van X heeft plaatsgevonden. Klager verwijt verweerder dat hij te laat was, geen pleitnotitie had en slecht was voorbereid. Verweerder erkende dat hij te laat aanwezig was, maar gaf aan dat de rechter wel heeft gewacht tot verweerder aanwezig was, zodat klager daardoor niet in zijn belangen is geschaad.

5.4      Hoewel van een advocaat mag worden verwacht dat hij tijdig bij de zitting aanwezig is, kunnen er zich onvoorziene omstandigheden voordoen waardoor een advocaat wordt opgehouden. In dit geval liep een eerdere zitting van verweerder uit. Kennelijk heeft verweerder wel contact gehad met de rechtbank, want de rechtbank heeft met de mondelinge behandeling gewacht totdat verweerder aanwezig was. Door klager wordt dat standpunt niet bestreden.

5.5      Uit de beschikking, die zich in het dossier bevindt, blijkt ook dat verweerder bij de zitting aanwezig was en namens klager relevante stellingen naar voren heeft gebracht. Dat verweerder daarbij geen pleitnota heeft overgelegd betekent niet dat verweerder slecht was voorbereid. Het overleggen van een pleitnota is namelijk niet verplicht en ook niet in alle zaken gebruikelijk.

5.6      Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat het feit dat verweerder te laat bij de zitting aanwezig was en geen pleitnota heeft overgelegd niet betekent dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De klacht op deze onderdelen is dan ook ongegrond.

5.7      Datzelfde geldt voor het verwijt dat verweerder niet goed was voorbereid. Uit hetgeen ter zitting is besproken en uit de stukken blijkt niet dat verweerder onvoldoende voorbereid was. Uit de beschikking blijkt bovendien dat relevante stellingen wel degelijk naar voren zijn gebracht. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.8      Klager is van mening dat verweerder de rechter had moeten wraken. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat dat zinloos was, aangezien de rechter al tijdens de zitting mondeling uitspraak had gedaan. Het is niet mogelijk om een rechter, nadat uitspraak is gedaan, nog te wraken. Dit verwijt van klager treft dan ook geen doel. Het derde klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 6

5.9      Klager verwijt verweerder dat hij door klager gedane betalingsvoorstellen ter voldoening van de proceskostenveroordeling niet aan de wederpartij van klager heeft voorgelegd. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij het voorstel wel aan de wederpartij van klager heeft voorgelegd, maar dat deze niet bereid was tot het treffen van een regeling. De beschikking waarin de proceskostenveroordeling was opgenomen, was uitvoerbaar bij voorraad en kon dus door de wederpartij van klager worden geëxecuteerd. Verweerder kon dat onmogelijk voorkomen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 7

5.10    Door klager wordt gesteld dat verweerder heeft toegezegd beroep aan te tekenen tegen de afwijzing van inzage in de gegevens van klager bij de AIVD. Door verweerder wordt dit betwist. Verweerder erkent dat hij een verzoek daartoe van klager heeft ontvangen, maar verweerder geeft aan dat hij niet op dit verzoek in is gegaan en geen toezeggingen heeft gedaan omtrent het instellen van beroep. Nu de verklaringen van klager en verweerder op dit punt lijnrecht tegenover elkaar staan, kan de raad geen oordeel uitspreken. Dat betekent niet dat aan de verklaring van verweerder meer waarde wordt gehecht dan aan de verklaring van klager, het betekent alleen dat niet is komen vast te staan wat er precies gebeurd is. Dit laatste klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van waarschuwing en verklaart de klacht op alle overige onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2014.                   

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-        klager

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof: 076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl