Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:104

Zaaknummer

ZWB 107 - 2014

Inhoudsindicatie

Een deken dient zich te houden aan de aanwijzing door de voorzitter van de raad om een klacht te behandelen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 12 mei 2014

in de zaak ZWB 107 - 2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                      

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

Klager heeft op 1 juli 2013 bij de voorzitter van de raad van discipline een klacht tegen verweerder ingediend. De voorzitter van de raad van discipline heeft bij beslissing dd. 31 juli 2013 de behandeling van deze klacht verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 23 april 2014 met kenmerk K13-128 , door de raad ontvangen op 24 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1          Klager is sinds augustus 2012 verwikkeld in een geschil met BV E, verder te noemen E. Mr. X, als advocaat in loondienst werkzaam bij E, heeft in die zaak de belangen van E behandeld. Klager heeft bij verweerder, in diens hoedanigheid van deken, een klacht ingediend tegen mr. X. Verweerder heeft de klacht tegen mr. X onderzocht en vervolgens in zijn dekenadvies aangegeven dat het hem voorkwam dat de klacht als kennelijk ongegrond was aan te merken.

1.2          Klager was eind 2012 tevens verwikkeld in een geschil met zijn rechtsbijstandsverzekeraar, verder te noemen A. Op 20 december 2012 heeft de deken van het voormalige arrondissement Roermond mr. Y aangewezen als bindend adviseur in het geschil met A. Mr. Y heeft de aanstelling aanvaard, maar weigerde uiteindelijk als bindend adviseur op te treden omdat A de kosten van mr. Y niet wenste te betalen. Klager heeft zich hierover op 28 december 2012 beklaagd bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Roermond. In verband met de samenvoeging van de arrondissementen Roermond en Maastricht per 1 januari 2013 heeft de deken van het arrondissement Limburg, verder mr. P., de behandeling van deze klacht op zich genomen. Mr. P heeft bij brief dd. 21 maart 2013 aan klager te kennen gegeven dat de klacht tegen mr. Y hem ongegrond voorkwam. Klager heeft vervolgens op 11 april 2013 een klacht tegen mr. P ingediend. De voorzitter van de raad van discipline heeft de behandeling van deze klacht bij beslissing dd. 2 mei 2013 ter verdere behandeling verwezen naar verweerder.

1.3          Klager heeft bij brieven dd. 16 mei en 28 juni 2013 aan verweerder medegedeeld dat het hem niet vrij staat de klacht tegen mr. P. Te behandelen en verzocht verweerder om zijn opdracht terug te geven aan de raad van discipline, zodat een andere deken kan worden aangewezen. Verweerder heeft klager bericht geen reden te zien om zijn opdracht neer te leggen, waarna klager bij de voorzitter van de raad van discipline een klacht tegen verweerder heeft ingediend.

 

2.           KLACHT

 2.1          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder ten onrechte geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van klager om de behandeling van de klacht tegen mr. P. neer te leggen.

2.2          Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:

Verweerder weigerde de opdracht tot behandeling van de klacht tegen mr. P neer te leggen, terwijl hij eerder betrokken is geweest bij de behandeling van de klacht tegen mr. X, welke klacht zijn oorsprong in hetzelfde geschil vond. Verweerder was daardoor niet meer in staat om onpartijdig, objectief en onbevangen over de klacht van klager tegen mr. P. te oordelen en had zich daarom als klachtbehandelaar van deze klacht behoren terug te trekken. Door dat niet te doen heeft verweerder niet behandeld zoals van een deken mag worden verwacht.

 

3.           VERWEER    

3.1         Verweerder valt geen enkel verwijt te maken van de wijze waarop hij de klacht tegen mr. X heeft afgedaan. Verweerder zag en ziet geen reden waarom hij de klachtzaak tegen mr. P. niet zou mogen afdoen. Hij heeft deze inmiddels dan ook onderzocht en afgehandeld.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht voor advocaat heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Het handelen van een advocaat in diens hoedanigheid van deken staat niet ter beoordeling van de tuchtrechter tenzij deze zich in zijn hoedanigheid van deken schuldig zou hebben gemaakt aan grove verwaarlozing van zijn taak of het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Derhalve ligt in deze slechts ter beoordeling voor de vraag of verweerder zich bij de uitoefening van zijn taak als deken, zodanig heeft gedragen of misdragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd.

4.3         Vast staat dat verweerder door de voorzitter van de raad van discipline bij beslissing dd. 2 mei 2013 is aangewezen om de klacht van klager tegen mr. P te onderzoeken en af te handelen. Een deken dient zich te houden aan een aanwijzing door de voorzitter. Slechts bij hoge uitzondering kan er voor een deken een reden zijn om de voorzitter van de raad van discipline te verzoeken zijn of haar beslissing te herzien en een andere deken aan te wijzen. Van uitzonderlijke omstandigheden is in deze niet gebleken.

4.4         Verweerder heeft in de door klager aangevoerde feiten en omstandigheden terecht geen reden gezien om de voorzitter te verzoeken om een andere deken aan te wijzen. Dat klager zich niet kon vinden in een door verweerder in een andere klachtzaak gegeven dekenadvies, betekent niet dat het verweerder niet meer vrij zou staan om andere klachten van klager te onderzoeken en af te handelen. Dit is niet anders indien een nieuwe klacht (enige) samenhang heeft met een eerdere door verweerder behandelde klacht. Verweerder heeft juist gehandeld door de klacht van klager tegen mr. P, zoals hem door de voorzitter was opgedragen, te onderzoeken en af te handelen.

4.5         De voorzitter zal de klacht op grond van het bovenstaande als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 12 mei 2014.

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

 Brabant.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West- Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.