Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:83

Zaaknummer

ZWB 240 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft gemotiveerd te kennen gegeven, op grond waarvan hij tot de conclusie was gekomen dat het niet zinvol was om het bezwaar tegen de beslissing van het BJZ dd. 14 juni 2012 door te zetten. Dat klaagster zich hierin niet kon vinden, betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Van een advocaat kan niet worden verwacht, dat hij een procedure voortzet, indien hij dit niet zinvol noch in het belang van zijn cliënt acht.

Inhoudsindicatie

Dat aan een advocaat in een zaak een toevoeging is verleend, betekent niet dat die advocaat zijn cliënt in een andere zaak, waarvoor die toevoeging niet is verstrekt, ter zitting dient bij te staan.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

 

Beslissing van 14 april 2014

in de zaak ZWB 240-2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

 

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 22 juli 2013 met kenmerk K12/12-010, door de raad ontvangen op 23 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2014 in aanwezigheid van verweerder . De zus van klaagster heeft de griffie van de raad kort voor de aanvang van de mondelinge behandeling telefonisch bericht dat klaagster wegens ziekte verhinderd was om te verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 22 juli 2013, met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster heeft op 24 mei 2012 bij het Bureau J. verder te noemen BJZ, op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur, verder te noemen WOB, een verzoek gedaan om afgifte van het dossier van haar zoon X . Het BJZ heeft bij beslissing dd. 14 juni 2012 het WOB-verzoek van klaagster om afgifte van het dossier afgewezen. Klaagster heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt.

2.2      Klaagster heeft zich vervolgens op 2 augustus 2012 gewend tot verweerder in verband met voormelde beslissing van het BJZ dd. 14 juni 2012. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op 29 augustus 2012 aan klaagster een toevoeging verleend, met als nadere omschrijving “bezw. Besliss. 14-6-12 WOB”.

2.3      Verweerder heeft klaagster voor de zitting van 4 september 2012 afgemeld en gesteld dat zij het bezwaar handhaafde. Het bezwaar is bij beslissing dd. 7 september 2012 ongegrond verklaard.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder e en afspraak om klaagster op 4 september 2012 bij te staan in een hoorzitting bij Bureau J. enkele dagen voor de zitting heeft afgezegd, omdat het een kansloze zaak zou zijn;

2.    verweerder heeft geweigerd klaagster bij te staan op de zitting van 17 september 2012 over een schriftelijke aanwijzing, omdat hij naar een cursus moest;

3.    verweerder geen vervanging door een kantoorgenoot heeft geregeld, omdat in de toevoeging meegaan naar de zitting niet was inbegrepen;

4.    verweerder klaagster niet heeft bijgestaan op de momenten waarop dat moest.

 

4          VERWEER

4.1      Klaagster heeft zich op 2 augustus 2012 tot verweerder gewend. Klaagster had een geschil met het BJZ over de ondertoezichtstelling van haar zoon. Klaagster wilde de ondertoezichtstelling aanvechten en had daarvoor de dossiers van het BJZ, het Maatschappelijk werk en de school van haar zoon nodig. Klaagster had op grond van de WOB al een verzoek tot afgifte van de dossiers gedaan. Het BJZ heeft dit verzoek op juridische gronden afgewezen. Klaagster had tegen deze beslissing zelf al bezwaar ingediend. De opdracht aan verweerder was om te beoordelen of de beslissing van het BJZ juridisch juist was. Tijdens het eerste gesprek is niet gesproken over een hoorzitting op 4 september 2012. Verweerder heeft een toevoeging voor klaagster aangevraagd. Na bestudering van de stukken kwam verweerder tot de conclusie dat de beslissing van het BJZ juridisch juist was.

4.2      Klaagster heeft verweerder pas nadat hij het bezwaar van klaagster had beoordeeld verzocht haar te vergezellen tijdens de hoorzitting van 4 september 2012. Verweerder achtte het niet in het belang van klaagster om het bezwaar tegen de beslissing van het BJZ door te zetten, in verband met de gewenste beëindiging van de ondertoezichtstelling van de zoon van klaagster en omdat klaagster het dossier al op andere wijze had verkregen (verweerder had dit inmiddels opgevraagd).

4.3      Klaagster gaf op 12 september 2012 te kennen dat op maandag 17 september 2012 een hoorzitting zou plaatsvinden in de procedure betreffende een schriftelijke aanwijzing door BJZ. Klaagster had deze procedure zelf gestart. Klaagster heeft verweerder nimmer gevraagd haar in deze procedure bij te staan. Op verzoek van klaagster heeft op 14 september 2012 een gesprek tussen klaagster en verweerder over deze procedure plaatsgevonden. Verweerder heeft klaagster te kennen gegeven haar niet ter zitting dd. 17 september 2012 bij te zullen staan. Verweerder was verhinderd en bovendien viel deze zaak niet onder de verstrekte toevoeging.

 

5          BEOORDELING

5.1      De eerste zaak die klaagster aan verweerder heeft voorgelegd betrof de beslissing van het BJZ dd. 14 juni 2012, waartegen klaagster zelf al bezwaar had aangetekend. Verweerder is na bestudering van de stukken tot de conclusie gekomen dat het met het oog op het geschil over de ondertoezichtstelling van de zoon van klaagster niet in het belang van klaagster was om het bezwaar voort te zetten en dat klaagster bovendien inmiddels over de stukken beschikte. Verweerder had deze inmiddels opgevraagd. Verweerder heeft klaagster van zijn conclusie op de hoogte gesteld, waarna klaagster aan verweerder verzocht haar bij te staan tijdens de mondelinge behandeling van haar bezwaarschrift.

5.2      Verweerder heeft gemotiveerd te kennen gegeven, op grond waarvan hij tot de conclusie was gekomen dat het niet zinvol was om het bezwaar tegen de beslissing van het BJZ dd. 14 juni 2012 door te zetten. Dat klaagster zich hierin niet kon vinden, betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Van een advocaat kan niet worden verwacht, dat hij een procedure voortzet, indien hij dit niet zinvol noch in het belang van zijn cliënt acht. Onder voormelde omstandigheden kon van verweerder niet worden verwacht dat hij klaagster ter zitting dd. 4 september 2012 vergezelde. Verweerder heeft bovendien op verzoek van klaagster aan BJZ nog te kennen gegeven dat zij haar bezwaar handhaafde. De raad zal klachtonderdeel 1 ongegrond verklaren.

5.3      Klaagster heeft in augustus 2012 bezwaar gemaakt tegen een aanwijzing door het BJZ. Klaagster heeft verweerder een kopie van het bezwaarschrift toegezonden. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder in deze zaak optrad als advocaat van klaagster. Uit de omschrijving van de op 29 augustus 2012 verleende toevoeging blijkt duidelijk dat deze enkel is afgegeven in de zaak betreffende het bezwaar tegen de beslissing van het BJZ dd. 14 juni 2012. Klaagster verzocht tijdens het gesprek op 14 september 2012 aan verweerder of hij haar ter zitting dd. 17 september 2012 wilde bijstaan. Nu klaagster verweerder niet eerder had verzocht haar in deze zaak bij te staan rustte op hem geen verplichting om zo kort voor de zitting de opdracht van klaagster in deze zaak aan te nemen. Dat verweerder -geheel onverplicht- op 14 september 2012 een gesprek met klaagster heeft willen aangaan over deze zaak maakt dit niet anders. Nu op verweerder geen verplichting rustte om klaagster ter zitting bij te staan, rustte op hem evenmin de verplichting om een kantoorgenoot ter vervanging te regelen. Dat verweerder klaagster niet heeft bijgestaan op momenten waarop dat moest is uit de aan de raad overgelegde stukken evenmin gebleken. Op grond hiervan zal de raad de klachtonderdelen 2,3 en 4 eveneens ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans en A.L.W.G. Houtakkers , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 april 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

-        Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond / niet-ontvankelijk is verklaard tevens door:

 

-      klaagster

-        de deken van de orde van advocaten te Zeeland West-Brabant   

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl