Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:342

Zaaknummer

14-164

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat wegens kwaliteit dienstverlening kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 4 november 2014

in de zaak 14-164

 naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 7 oktober 2014 met kenmerk K 14/86 door de raad ontvangen op 8 oktober 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de in deze brief beschreven inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 23.

1.    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Op 13 juni 2012 heeft klager verweerster verzocht hem bij te staan naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Zutphen d.d. 24 augustus 2011 in een kwestie tussen klager en de Sociale Dienst Oost Achterhoek (hierna: SDOA).

1.3    Klager had zelf bij brief van 11 oktober 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank Zutphen omdat de SDOA niet tijdig een beslissing had genomen op zijn aanvraag d.d. 16 juni 2011 om bijzondere bijstand wegens deurwaarderskosten.

1.4    Bij vonnis d.d. 24 augustus 2011, welk vonnis op 31 augustus 2011 is verzonden, heeft de rechtbank beslist dat de SDOA binnen twee weken na de uitspraak een beslissing op de door klager ingediende aanvraag zou moeten nemen bij gebreke waarvan de SDOA een dwangsom zou verbeuren. Tevens heeft de rechtbank in dit vonnis de reeds door de SDOA verschuldigde dwangsom bepaald op € 1.260,-- en oordeelde de rechtbank dat de SDOA het door klager verschuldigde griffierecht, een bedrag van

€ 41,--, aan klager diende te vergoeden.

1.5    De SDOA is in gebreke gebleven om binnen twee weken na de uitspraak een beslissing te nemen op de aanvraag zodat uiteindelijk het maximum aan dwangsommen, een bedrag van € 15.000,-- door de SDOA aan klager was verbeurd.

1.6    Verweerster heeft klager bijgestaan bij de executie van de uitspraak d.d. 24 augustus 2011. Eind augustus 2012 heeft de SDOA het bedrag van

€ 15.000,--, alsmede het bedrag van € 1.260,--, het bedrag van € 41,-- wegens griffierecht, en ook de wettelijke rente aan klager betaald. Daarmee was volledig voldaan aan het vonnis.

1.7    Klager heeft verweerster, eveneens in augustus 2012, verzocht hem bij te staan bij de executie van een uitspraak van de rechtbank Zutphen d.d. 9 januari 2012.  Ook in deze kwestie had klager zelf beroep ingesteld bij de rechtbank Zutphen omdat de SDOA niet tijdig een beslissing had genomen op zijn aanvraag om bijzondere bijstand, dit keer voor de kosten van vorderingen van Vitens, Essent en Menzis.

1.8    Verweerster heeft aan dit verzoek voldaan en heeft de SDOA ter zake aangeschreven. Bij brief d.d. 22 januari 2013, per fax verstuurd, liet de SDOA verweerster weten dat op 22 december 2011 reeds een beslissing op de aanvraag van klager was genomen. In de brief van 22 januari 2013 van de SDOA aan klaagster staat onder andere het volgende: “U stelt dat de heer [naam klager] geen besluit in zijn bezit heeft op de aanvraag bijzondere bijstand, dat heeft geleid tot de uitspraak van de Rechtbank Zutphen, sector bestuursrecht d.d. 9 januari 2012 (11/1579).

Over deze zelfde materie zijn wij per brief van 2 april 2012 benaderd door mr. [naam andere advocaat] van [naam ander advocatenkantoor] te [plaats]. Wij hebben op 4 april 2012 een reactie aan mr. [naam andere advocaat] gegeven.

Onze reactie op uw verzoek is de volgende:

U verwijst naar de uitspraak 11/1579 WWB van de Rechtbank van 9 januari 2012. Vóór de datum van de uitspraak, heeft de Sociale Dienst Oost Achterhoek een besluit genomen met betrekking tot de aanvragen voor de kosten van vorderingen van Vitens, Essent en Menzis. Een kopie van dit op 22 december 2011 verzonden besluit naar de heer [naam klager] is als bijlage bij deze brief gevoegd. Ook hebben wij andere bijlagen bij deze brief gevoegd: …. …. …..

Het besluit van 22 december 2011 hebben wij niet naar de Rechtbank Zutphen gezonden. Wij hebben bij het instellen door de heer [naam klager] van het beroep bij de rechtbank actie ondernomen door een besluit te nemen.

Gezien de hoeveelheid procedures die door de heer [naam klager] in gang zijn gezet beperken wij onze werkzaamheden ten behoeve van hem tot een minimum. Wij hebben niet meer de moeite genomen de rechtbank in kennis te stellen van ons genomen besluit van 22 december 2011. Voldoening van dwangsommen is pas dan aan de orde als wij geen besluit hadden genomen binnen twee weken na de datum van verzending van uitspraak 11/1579 WWB van 9 januari 2012. Aangezien wij op 22 december 2011 een besluit op de aanvraag van 16 juni 2011 hebben genomen en deze datum ruim vóór 9 januari 2012 is, zien wij geen enkele aanleiding om dwangsommen te voldoen.”

1.9    Verweerster heeft de brief van 22 januari 2013 van de SDOA eveneens bij brief van 22 januari 2013 aan klager gestuurd. In deze brief heeft zij klager laten weten dat nu is gebleken dat de SDOA op 22 december 2011 een besluit op de aanvraag van klager had genomen er geen grond was voor het innen van dwangsommen.

1.10    Bij brief d.d 28 maart 2013 heeft verweerster dit nogmaals aan klager bevestigd. In deze brief schreef zij onder meer het volgende: “Conform de door u aan mij verstrekte opdracht ben ik voor u nagegaan of u op grond van het vonnis d.d. 9 januari 2012 over kunt gaan tot inning van in totaal € 15.000,00 aan dwangsommen bij de Sociale Dienst Oost Achterhoek.

Ik heb u reeds telefonisch medegedeeld dat voorgaande niet mogelijk is, nu de Sociale Dienst op 22 december 2011 een besluit heeft genomen ter zake uw aanvraag bijzondere bijstand. De termijn voor de dwangsommen begon pas te lopen twee weken na het vonnis, derhalve twee weken na 9 januari 2012. Nu de Sociale Dienst al voor de uitspraak een besluit heeft genomen, is de Sociale Dienst de door u gestelde € 15.000,00 aan dwangsommen niet verschuldigd.

Wel liet ik u weten dat ik namens u de Sociale Dienst zal sommeren de verschuldigde dwangsommen op grond van artikel 4:17 lid 1 Awb te voldoen, derhalve een totaalbedrag ter hoogte van € 1.260,00. Ik zal u te dien aanzien zo spoedig mogelijk berichten, … ….” 

1.11    Op 23 april 2013 heeft de SDOA het bedrag van € 1.260,00 overgemaakt op de derdenrekening van het kantoor van verweerster. Bij de stukken bevindt zich een op 5 augustus 2013 door klager ondertekende machtiging om van dat bedrag een bedrag van € 747,40 en een bedrag van € 222,31 over te maken naar de kantoorrekening van het kantoor van verweerster wegens honorarium rechtsbijstand en het restant ad € 290,29 over te maken op de bankrekening van klager. Deze overboeking is op die manier uitgevoerd op 15 augustus 2013.

1.12    Bij brief van 31 januari 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend. De klacht werd aangevuld door klager bij brieven van 5 februari 2014, 14 februari 2014 en 24 juni 2014.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    de zaak met betrekking tot de uitspraak van 9 januari 2012 voor klager in behandeling te nemen, terwijl een medewerker van de SDOA werkzaam is geweest op het kantoor van verweerster;

b)    de SDOA te vragen een besluit te nemen ten aanzien van het verzoek van klager om bijstand met betrekking tot vorderingen van Vitens, Essent en Menzis op 15 augustus 2012, terwijl dit een gepasseerd station was;

c)    zich in haar e-mail van 25 juli 2012 onjuist uit te laten over de betaalbaarstelling van bedragen door de SDOA;

d)    een opmerking te maken over een bezwaarschrift tegen een besluit van 15 juni 2012, welke opmerking volgens klager ‘pure nonsens’ is;

e)    in haar brief van 3 juli 2012 te ‘neuzelen’ over een uitspraak van 31 augustus 2012;

f)    een bedrag van € 1.260,00 op haar derdenrekening te hebben ontvangen en klager vervolgens schriftelijk te laten weten dat de zaak hiermee voor haar geëindigd is. 

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt aan de orde bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

ad klachtonderdeel a)

4.2    Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster de zaak niet in behandeling had mogen nemen omdat de heer [naam], een medewerker van de SDOA werkzaam is geweest op het kantoor van verweerster.

4.3    Verweerster geeft aan dat zij de heer [naam] niet kent en dat de heer [naam] nimmer werkzaam is geweest op het kantoor waaraan zij verbonden is.

4.4    De voorzitter constateert dat  klager dit klachtonderdeel op geen enkele wijze feitelijk onderbouwt zodat dit klachtonderdeel bij gebrek aan feitelijke grondslag kennelijk ongegrond is.

ad klachtonderdeel b)

4.5    Verweerster erkent dat zij de SDOA bij brief van 15 augustus 2012 heeft verzocht om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van de vorderingen van Vitens, Essent en Menzis. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij op dat moment nog niet op de hoogte was van de beslissing van 11 december 2011 omdat klager haar deze beslissing niet had overhandigd noch haar had verteld dat deze beslissing genomen was.

4.6    Gelet op deze omstandigheden ziet de voorzitter geen tuchtrechtelijk verwijt in de handelwijze van verweerster zodat ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond is.

ad klachtonderdeel c)

4.7    Verweerster heeft aangegeven dat zij in haar e-mail van 25 juli 2012 uitsluitend de SDOA heeft gesommeerd om tot betaling over te gaan. Naar aanleiding van deze e-mail heeft de SDOA bij e-mail van 30 juli 2012 laten weten dat de bedragen op 20 augustus 2012 betaalbaar zouden worden gesteld. Zowel klager als de SDOA hebben verweerster laten weten dat de bedragen uiteindelijk ook zijn voldaan.

4.8    Nu deze feiten door klager niet zijn weersproken is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel d)

4.9    Bij gebreke van verdere onderbouwing van dit klachtonderdeel door klager slaagt het verweer van verweerster. Verweerster geeft aan dat zij in overleg met klager de SDOA heeft bericht dat zij hem niet zou bijstaan in de kwestie waarin klager zelf de SDOA in gebreke had gesteld naar aanleiding van een besluit van 15 juni 2012. Verweerster heeft de SDOA in die brief tevens verzocht de in gebrekestelling van klager aan te merken als bezwaar tegen dat besluit. In deze handelwijze ziet de voorzitter geen tuchtrechtelijk verwijt. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel e)

4.10    Verweerster geeft aan dat met dit klachtonderdeel waarschijnlijk bedoeld is dat zij zou ‘neuzelen’ over een uitspraak van 31 augustus 2011 in haar brief d.d. 3 juli 2012. In haar brief van 3 juli 2012 heeft zij inderdaad gesproken over de uitspraak van 24 augustus 2011, welke op 31 augustus 2011 was verzonden aan klager. Deze uitspraak was immers het onderwerp van de opdracht van klager aan haar.

4.11    Ter onderbouwing van deze stelling heeft verweerster een kopie van haar brief d.d. 19 juni 2012 aan klager overgelegd waarin zij klager bevestigt dat hij haar tijdens hun bespreking van 13 juni 2012 opdracht heeft gegeven hem bij te staan bij het executeren van de uitspraak van de rechtbank Zutphen waarin een dwangsom is aangezegd aan de SDOA. Verweerster heeft tevens een kopie van de brief van klager aan haar d.d. 22 juni 2012 overgelegd waarin klager het nummer van de uitspraak, 11/595 WWB noemt. Dit nummer is het zaaknummer van de uitspraak van 24 augustus 2011, verzonden op 31 augustus 2011. Gelet hierop deelt klachtonderdeel e) het lot van de voorgaande klachtonderdelen.

ad klachtonderdeel f)

4.12    Ook het laatste klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Verweerster heeft op 28 maart 2012 met klager besproken en heeft dit bij brief van dezelfde datum aan klager bevestigd dat inning van de verschuldigde dwangsommen tot een totaalbedrag van € 15.000,00 niet mogelijk was omdat de SDOA reeds op 22 december 2011 een besluit had genomen. Verweerster zou wel de SDOA sommeren om de verschuldigde dwangsommen op grond van artikel 4:17 lid 1 Awb, een bedrag ter hoogte van € 1.260,00 te voldoen. Verweerster heeft dit gedaan en heeft vervolgens klager bij brief van 16 mei 2013 laten weten dat de SDOA het bedrag van € 1.260,00 op haar derdenrekening had overgemaakt. Nadat verweerster het klager toekomende bedrag aan hem had overgemaakt heeft zij klager bericht dat haar werkzaamheden geëindigd waren. Ook in deze handelwijze ziet de voorzitter geen tuchtrechtelijk verwijt.

BESLISSING

Wijst de klacht af in alle onderdelen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 4 november 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerster

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten