Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:120

Zaaknummer

13-282

Inhoudsindicatie

Klaagster is op verzoek van verweerder opgetreden als waarneemster voor verweerders kantoorgenote. Niet anders te beschouwen dan als opdracht. Toen toevoeging werd geweigerd diende verweerder dan ook in te staan voor het aan klaagster toekomende honorarium.

Uitspraak

Beslissing van 28 april 2014

in de zaak 13-282

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 15 november 2013 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 18 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 maart 2014 in aanwezigheid van zowel klaagster, bijgestaan door haar kantoorgenote mr. [A], als mr. [B], kantoorgenoot van verweerder als diens waarnemer. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    voornoemde brief van de deken met bijlagen

-    de brief van verweerder van 21 februari 2014 met bijlage, waarin hij om uitstel verzoekt van de behandeling van de klacht, alsmede het antwoord van de griffier op dat verzoek d.d. 24 februari 2014

-    de brief van mr. [A] van 24 februari 2014 aan de raad met bijlagen

-    de brief van mr. [B] d.d. 27 februari 2014 aan de raad met bijlage

-    de brief van mr. [B] d.d. 28 februari 2014 aan de raad met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klaagster en mr. [A] per e-mail van 13 november 2012 benaderd met de vraag of een van hen kon inspringen op een regiezitting op 4 december 2012 voor het Hof […] in een fraudezaak. Voor de desbetreffende cliënte was van belang dat haar zaak zou worden afgesplitst van de veel grotere […] zaak waar zij inhoudelijk niets mee te maken had, zo schreef hij hen. Hij zou proberen dit voor te bewerken met de A-G. Er moest echter wel iemand beschikbaar zijn voor de zitting en mogelijk ook voor een voorafgaand schriftelijk verzoek aan het Hof.

2.3    De dag daarvoor had verweerder klaagsters kantoorgenoot mr. [C] al benaderd met de vraag naar de e-mailadressen van klaagster en mr. [A] omdat hij als gevolg van ziekte en vertrek van twee medewerksters in de problemen zat en naarstig op zoek was naar vervanging.

2.4    Klaagster heeft zich bereid verklaard om de zaak waar te nemen.

2.5    Bij e-mail van 19 november 2012 heeft verweerder haar daarop de mededeling van dagvaarding van zijn cliënte gestuurd, en vermeld dat het vooral gaat om de zitting van 4 december a.s.. Verweerder sprak in de mail de hoop uit dat [M] (zijn medewerkster die nog met bevallingsverlof was) weer terug zou zijn als de zaak inhoudelijk behandeld zou worden. Hij verzocht klaagster in diezelfde mail vriendelijk een toevoeging te vragen omdat de cliënte in staat van faillissement verkeerde en er geen andere mogelijkheid was. Verweerder sloot de mail af met de mededeling de zaak graag op korte termijn inhoudelijk met klaagster te willen bespreken.

2.6    Die bespreking vond plaats op 30 november 2012 bij klaagster op kantoor, deels in aanwezigheid van verweerder die de zaak en de cliënte bij klaagster introduceerde. Bij de verdere voorbereiding bleek dat niet alleen een verzoek tot splitsing van de hoofdzaak moest worden gedaan maar dat op de regiezitting ook de onderzoekswensen zouden worden behandeld. Klaagster heeft ook dat aspect verder voorbereid en in haar e-mail van 3 december 2012 aan zowel de cliënte als aan verweerder verzocht haar te  laten weten welke personen zij al dan niet als getuigen aan het Hof zou voordragen.

2.7    Klaagster heeft op 22 november 2012 een toevoeging aangevraagd. Over de verdeling van de op de toevoeging te ontvangen vergoeding hebben zij en verweerder afspraken gemaakt. Bij beslissing van 6 december 2012 heeft de raad voor rechtsbijstand de aanvraag echter afgewezen. Het inkomen van de cliënte en haar partner overschreed de wettelijk vastgestelde financiële grenzen. Het faillissement bleek, zonder dat verweerder dat wist, te zijn opgeheven. De cliënte en verweerder hebben onderzoek gedaan naar de kansen van een bezwaarprocedure tegen de afwijzing. Daarvan hebben zij in onderling overleg afgezien.

2.8    Per e-mail van 11 februari 2013 heeft verweerder aan klaagster gevraagd wat de tot dan toe gemaakte kosten zijn als zij dat vriendelijk behandelt. Klaagster heeft daarop per e-mail van 15 februari 2013 geantwoord dat zij exclusief reistijd 21,30 uur in de zaak had gewerkt, en dat zij in de gegeven omstandigheden bereid was haar uurtarief te matigen van € 260,00 tot € 175,00.

2.9    Verweerder heeft daarop aan klaagster laten weten dat cliënte het daarmee gemoeide bedrag wilde afbetalen. Klaagster heeft niet met een betalingsregeling willen instemmen, haar stond betaling door verweerder voor ogen nu verweerder in haar ogen als opdrachtgever voor de betaling van haar honorarium en kosten  diende in te staan. Blijkens informatie ter zitting van de raad had de cliënte op dat moment € 600,00 in mindering op de declaratie van klaagster aan het kantoor van verweerder betaald.

2.10    De deken heeft, na op verzoek van klaagster in de kwestie tweemaal een dekenstandpunt te hebben ingenomen, en vervolgens tussen klaagster en verweerder te hebben bemiddeld, op verzoek van klaagster d.d. 27 augustus 2013 het dossier omgezet in een klachtdossier.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder, na aan klaagster opdracht te hebben gegeven om de zaak van zijn cliënte waar te nemen, niet heeft willen instaan voor de financiële consequenties daarvan. Zulks is in strijd met hetgeen is neergelegd in gedragsregel 21 van de Gedragsregels 1992.

4    VERWEER

4.1    Volgens verweerder heeft hij niet de diensten van klaagster ingeroepen maar heeft hij de cliënte aangeraden zich tot klaagster te wenden om in elk geval tijdelijk de zaak over te nemen. Mogelijk zou de zaak ook voor het vervolg moeten worden overgenomen omdat terugkeer van de behandelend advocaat nog onzeker was.

4.2    Er bestond geen misverstand over dat de zaak op toevoegingsbasis zou worden verricht. Verweerder heeft op geen enkele wijze een zakelijke afspraak met klaagster gemaakt die ertoe dwingt dat hij in moet staan voor betaling van haar declaratie.

4.3    Verweerder meent dat de cliënte met haar voorstel van een betalingsregeling in termijnen waarbij in 2013 de volledige nota van klaagster zou zijn voldaan een passend voorstel heeft gedaan.

5    BEOORDELING

5.1    Gelet op de omstandigheden waaronder verweerder de hulp van klaagster heeft ingeroepen kan niet worden gezegd dat hij de behandeling van de zaak aan haar heeft overgedragen, noch dat de cliënte zich zelf tot klaagster heeft gewend met verzoek de behandeling van haar zaak over te nemen.

5.2    Er kan geen twijfel over bestaan dat hier sprake is geweest van een urgente situatie, waarin verweerder zich - als gevolg van het wegvallen van twee van zijn medewerkers en zijn eigen incompatibiliteit als plaatsvervangend raadsheer in het Hof […] genoodzaakt heeft gezien de bijstand van een collega in te roepen. Dat kan moeilijk anders worden geduid dan als het verstrekken van een opdracht in de zin van regel 21 van de Gedragsregels. Het was ook van meet af aan de bedoeling dat de zaak zodra mogelijk weer terug in behandeling zou komen bij de met bevallingsverlof afwezige advocaat.

5.3    Verweerders inhoudelijke betrokkenheid na de introductie van de cliënte bij klaagster op kantoor, waarvan blijkt uit de e-mail van klaagster aan verweerder en de cliënte van 3 december 2012,  onderstreept nog eens dat klaagster niet anders dan als tijdelijke hulppersoon is opgetreden.

5.4    Dat de toevoegingsaanvraag is afgewezen komt in deze situatie voor risico van verweerder. Klaagster heeft zich voor de honorering van haar werkzaamheden in deze op hem verlaten en heeft op zijn verzoek een toevoeging aangevraagd. Zij heeft, nu de cliënte geen eigen cliënte van haar was, het maken van zelfstandige afspraken omtrent haar honorering met deze cliënte voor het geval de toevoeging niet zou worden verleend achterwege gelaten.

5.5    De raad is dan ook van oordeel dat verweerder, bij gebreke van enig door hem gemaakt voorbehoud op dat punt, in moest en moet staan voor het aan klaagster toekomende honorarium en kosten. Dat klemt temeer waar klaagster hem, en indirect de cliënte, met een substantiële verlaging van haar uurtarief reeds vergaand tegemoet is gekomen. Het door klaagster aan verweerder gemaakte tuchtrechtelijk verwijt treft doel.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de aard en ernst van de verweten gedraging, en gezien de omstandigheid dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is bestraft, wordt oplegging aan verweerder van de hierna te noemen maatregel passend geacht.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klaagster tegen verweerder is gegrond.

Aan verweerder wordt terzake de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. J.R.O. Dantuma, H. Dulack, P.R.M. Noppen en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 april 2014.

griffier    voorzitter