Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:69

Zaaknummer

R. 4225/13.132

Inhoudsindicatie

De zaak betreft een verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline. Klager is ontvankelijk in het verzet aangezien hem een nieuwe termijn voor het indienen van verzet is gegeven.

Inhoudsindicatie

De Raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 juni 2013 met kenmerk R 12/13/73 ed, door de raad ontvangen op 14 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 12 juli 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 juli 2013 aan partijen is verzonden. Op 14 augustus 2013 is klager de beslissing nogmaals toegezonden en is hem meegedeeld dat hij binnen 14 dagen verzet kon aantekenen.

1.3 Bij brief van 19 augustus 2013, door de raad ontvangen op 19 augustus 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2013 in aanwezigheid van verweerders. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

   de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klager d.d. 19 augustus 2013. 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Klager heeft zich tot het kantoor van verweerster sub 2 gewend in het kader van zijn echtscheiding.

2.2 Verweerster sub 2 heeft namens klager hoger beroep ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking.

2.3 De (voormalig) echtgenote van klager heeft in 2012 een kort geding tegen klager aanhangig gemaakt en in die procedure de voorzieningenrechter om verlof verzocht de voormalige echtelijke woning zonder klagers toestemming te verkopen. De behandeling van dit kort geding heeft op 15 mei 2012 plaatsgevonden, waarbij de zaak is aangehouden vanwege het beproeven van een minnelijke schikking.

2.4 Verweerder sub 1 heeft de behandeling van het kort geding overgenomen van zijn kantoorgenote verweerster sub 2.

2.5 Verweerder sub 1 is in overleg getreden met de wederpartij en het kort geding is wederom aangehouden.

2.6 De hypotheeknemer van de voormalige echtelijke woning van klager heeft aangekondigd de woning openbaar te zullen verkopen op 10 september 2012. Vervolgens is de koopprijs verlaagd, ten gevolge waarvan de hypotheeknemer heeft toegestemd de openbare verkoop aan te houden.

2.7 Vanaf medio augustus 2012 heeft verweerder sub 3 voor klager twee procedures gevoerd. Het betrof een beroep bij de rechtbank inzake klagers bezwaar tegen het besluit van de provincie Zuid-Holland tot ontruiming van klagers perceel en een procedure bij het UWV.

2.8 Het beroep bij de rechtbank is tijdens de comparitie van partijen op 28 augustus 2012 geschikt. De procedure bij het UWV was ten tijde van het indienen van de klacht nog niet afgerond.

2.9 Klager heeft bij brief van 10 december 2012 een klacht tegen verweerders ingediend bij de deken.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager:

a. verweerder sub 1 dat hij geen kort geding tegen de hypotheeknemer aanhangig heeft gemaakt om daarmee de openbare verkoop van de voormalige echtelijke woning tegen te houden, terwijl verweerder sub 1 dit wel aan klager heeft toegezegd;

b. verweerder sub 1 dat hij een onjuiste toonzetting in zijn correspondentie jegens klager heeft gekozen. Verweerder sub 1 heeft dreigende taal gebruikt “met de woorden dat ik u op geen enkele wijze hoef te duiden wat u moet doen anders dreigde u te stoppen”. Dit is niet bevorderlijk geweest voor klagers gezondheid, terwijl er tegen klagers zin ook telefonisch contact was tussen verweerder sub 1 en de advocaat van klagers voormalig echtgenote. Voorts werd slechts sporadisch gecorrespondeerd met de wederpartij;

c. verweerders dat zij klager geen concept hebben doen toekomen van te verzenden brieven;

d. verweerders dat zij post van de wederpartij willens en wetens hebben achtergehouden;

e. verweerder sub 1 en sub 3 dat zij buiten de toestemming van klager om hebben meegewerkt aan de verlaging van de koopprijs van de voormalige echtelijke woning;

f. verweerder sub 3 dat hij de beroepsprocedure bij de rechtbank inzake klagers bezwaar tegen het besluit van de provincie Zuid-Holland tot ontruiming van klagers perceel niet naar klagers tevredenheid heeft behandeld;

g. verweerster sub 2 dat zij eerst aangegeven heeft dat een hoger beroep tegen klagers echtscheiding kansloos is, maar vervolgens toch tegen de beschikking in hoger beroep is gegaan en daarmee irreële verwachtingen heeft gewekt;

h. verweerster sub 2 dat zij geen omgangsregeling met klagers kinderen tot stand heeft weten te brengen en klager niet goed heeft bijgestaan in de contacten met Jeugdzorg;

i. verweerders dat zij het bij klager in rekening gebrachte griffierecht niet hebben verminderd, terwijl dit wel had gemoeten;

j. verweerder sub 1 dat hij in zijn brief van 7 februari 2013 heeft beweerd dat klager psychische klachten heeft. Klager ervaart dit als zeer grievend en als pure smaad.

3.1 In het verzet heeft klager kenbaar gemaakt zich niet te kunnen vinden in de beslissing van de voorzitter van de raad.

 

4 BEOORDELING

 Ontvankelijkheid

4.1 Aangezien klager bij brief van 14 augustus 2013 een nieuwe termijn voor het indienen van verzet is gegeven, eindigde de verzettermijn op 28 augustus 2013 om 24.00 uur. Het verzet is ingesteld op 19 augustus 2013 en is derhalve tijdig.

Inhoudelijke beoordeling

4.2 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de voorzitter. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven.

4.3 Het verzet is ongegrond.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2014.

griffier voorzitter                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.