Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:266

Zaaknummer

14-039A

Inhoudsindicatie

Gedeeltelijk gegronde klacht tegen advocaat wederpartij. Niet-gelijktijdige verzending van kopie van fax aan rechter aan wederpartij (en bovendien per post in plaats van per fax) in strijd met Gedragsregel 15 lid 1.

Inhoudsindicatie

Herhaald pleidooiverzoek na vonnisbepaling door rechter niet in strijd met Gedragsregel 15 lid 2.

Uitspraak

Beslissing van 7 oktober 2014

in de zaak 14-039A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

gemachtigde:

mr.

advocaat te

klager

tegen:

mevr. mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 februari 2014 met kenmerk 4013-0853, door de raad ontvangen op 13 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 augustus 2014 in aanwezigheid van klager, zijn gemachtigde mr. Bil en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.1 genoemde brief van de deken tezamen met de bijlagen bij die brief genummerd 1 t/m 17;

- Het proces-verbaal van de zitting met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van mr. Bil.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager was verwikkeld in een procedure tegen zijn voormalige werkgever. In deze procedure werd hij bijgestaan door mr. Bil. De voormalige werkgever werd bijgestaan door verweerster.

2.3 In de procedure bij de kantonrechter heeft verweerster op 22 oktober 2012 een verzoek tot pleidooibepaling gedaan. Namens klager is op 24 oktober 2012 een akte genomen. Daarna heeft de kantonrechter vonnis bepaald, voor 19 december 2012.

2.4 Verweerster heeft op 24 oktober 2012 een fax aan de kantonrechter gezonden met daarin, onder meer, opnieuw het verzoek tot pleidooibepaling. Verweerster heeft een afschrift van de fax aan de kantonrechter per Falk koerier aan gemachtigde van klager gezonden, met een begeleidende brief gedateerd op 25 oktober 2012. Mr. Bil heeft deze brief op 26 oktober 2012 ontvangen.

2.5 De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 19 december 2012 pleidooi toegestaan. Het pleidooi heeft op 25 juni 2013 plaatsgevonden.

2.6 Op 9 oktober 2013 heeft de kantonrechter eindvonnis gewezen. Dit vonnis is rond 11.43 uur per fax aan partijen verzonden.

2.7 Op 9 oktober 2013 om 12.30 uur heeft verweerster een fax aan de kantonrechter gezonden met het verzoek een kennelijke verschrijving in het vonnis te corrigeren. De griffier heeft daarop mr. Bil gebeld over dit verzoek van verweerster. Op dat moment had mr. Bil nog geen afschrift van de fax van verweerster aan de kantonrechter ontvangen. Hij heeft de fax circa een half uur later alsnog ontvangen. Later die middag heeft verweerster het correctieverzoek ingetrokken.

2.8 Verweerster heeft de rechtbank dezelfde dag om 14.10 uur een tweede fax gestuurd met het verzoek het vonnis te corrigeren op een ander aspect. Verweerster heeft per mail aan mr. Bil een kopie van deze fax verzonden. De kantonrechter heeft dit correctieverzoek afgewezen.

2.9 Bij brief van 24 juni 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster. Bij brief van 24 oktober 2013 is de klacht aangevuld.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) zich zonder toestemming van haar wederpartij tot de rechter heeft gewend met een hernieuwd pleidooiverzoek op het moment dat de procedure in staat van wijzen was;

b) herhaaldelijk heeft nagelaten om haar wederpartij gelijktijdig een afschrift te zenden van haar faxen aan de rechtbank;

c) de procedure tussen klager en zijn voormalige werkgever ernstig heeft vertraagd en daarmee klager financieel heeft gedupeerd; en

d) de rechtbank tweemaal ten onrechte heeft verzocht onjuistheden in het vonnis te corrigeren.

3.2 Ter toelichting op klachtonderdeel b) stelt klager dat het "herhaaldelijk nalaten" ziet op verweersters faxen van 24 oktober 2012 en van 9 oktober 2013 (om 12.30 uur).

4 VERWEER

4.1 Verweerster stelt dat Gedragsregel 15 lid 2 niet van toepassing was op de situatie op 24 oktober 2012 omdat de rechter zelfstandig vonnis had bepaald (zonder dat door partijen om vonnis was gevraagd) en omdat zij slechts een procedureel (hernieuwd) verzoek tot pleidooibepaling deed.

4.2 Verweerster erkent een kopie van haar fax aan de rechter van 24 oktober 2013 eerst per Falk koerier op 25 oktober 2012 aan mr. Bil te hebben verzonden.

4.3 Volgens verweerster heeft zij haar beide faxen van 9 oktober 2013 ongeveer gelijktijdig aan zowel de rechtbank als de mr. Bil verzonden. Mogelijk zat een half uur tijdsverschil tussen de ontvangst door de rechtbank van de eerste fax en de ontvangst door mr. Bil. Dit laat onverlet dat mr. Bil heeft kunnen reageren op beide faxen, hetgeen hij ook gedaan heeft.

4.4 Verweerster ontkent dat de procedure is vertraagd door het pleidooiverzoek. Daarbij wijst zij op vrijheid van elke partij om pleidooi te verzoeken. Het pleidooi is bepaald op een datum, rekening houdend met de (aanzienlijke hoeveelheid) verhinderdata van de zijde van klager.

4.5 Verweerster wijst ten slotte op haar vrijheid om verzoeken tot correctie van een vonnis te doen.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) constateert de raad dat verweerster al eerder de kantonrechter had gevraagd pleidooi te bepalen en daarom in haar fax van 24 oktober 2013 een herhaald pleidooiverzoek heeft gedaan.

5.2 Met klachtonderdeel a) betoogt klager specifiek dat verweerster, na de mededeling op het roljournaal dat de zaak voor vonnis stond, geen pleidooiverzoek had mogen doen en dat haar pleidooiverzoek op 24 oktober 2012 aldus in strijd is met Gedragsregel 15 lid 2.

5.3 Een herhaald verzoek om pleidooibepaling acht de raad niet in strijd met Gedragsregel 15 lid 2 of met de ratio van deze regel. Dit geldt temeer nu verweerster naar aanleiding van haar eerdere verzoek geen kenbare, laat staan gemotiveerde, afwijzing van de kantonrechter van dit verzoek heeft gekregen. In deze situatie stond het verweerster vrij om na het rolbericht dat de zaak voor vonnis stond haar verzoek te herhalen. Met dit herhaalde verzoek kon en mocht verweerster nagaan of het pleidooiverzoek over het hoofd was gezien en of de zaak abusievelijk al voor vonnis stond. Op grond van het voorgaande is de raad dan ook van oordeel dat met het herhaalde pleidooiverzoek aan de kantonrechter verweerster niet in strijd met Gedragsregel 15 lid 2 heeft gehandeld. Klachtonderdeel a) over het pleidooiverzoek op 24 oktober 2012 is derhalve ongegrond.

5.4 Ten overvloede overweegt de raad dat verweersters fax van 24 oktober 2012 naast het herhaalde pleidooiverzoek ook inhoudelijke passages over de procedure bevatte. Hoewel de klacht uitsluitend ziet op het feit dat verweerster op 24 oktober 2012 een herhaald pleidooiverzoek heeft gedaan en de andere passages van haar fax dus buiten de klacht vallen, overweegt de raad dat de inhoudelijke passages in haar fax gekwalificeerd kunnen worden als "napleiten". Het ter kennis brengen van deze passages aan de kantonrechter, terwijl de zaak al voor vonnis stond, is in strijd met Gedragsregel 15 lid 2.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Ter onderbouwing van klachtonderdeel b), inhoudende dat verweerster herhaaldelijk zou nalaten gelijktijdig met haar mededeling aan de rechter een afschrift daarvan aan de advocaat van de wederpartij toe te zenden, ziet op de mededelingen in de faxen van verweerster aan de kantonrechter van 24 oktober 2012 en 9 oktober 2013. De raad zal beide delen van dit klachtonderdeel afzonderlijk oordelen.

5.6 Verweerster heeft de niet-gelijktijdige verzending aan mr. Bil van een afschrift van haar fax aan de kantonrechter van 24 oktober 2012 erkend. Daarmee staat vast dat verweerster niet gelijktijdig een afschrift van haar mededeling aan mr. Bil heeft verzonden en aldus Gedragsregel 15 lid 1 heeft geschonden.

5.7 In eerdere tuchtrechtspraak is bovendien bepaald dat Gedragsregel 15 lid 1 voorschrijft dat "gelijktijdige verzending" impliceert dat het verzenden van het afschrift op dezelfde wijze, dan wel op een even snelle wijze moet geschieden. Ook aan dit voorschrift heeft verweerster niet voldaan met de toezending per Falk koerier aan mr. Bil.

5.8 Het op verweersters handelwijze op 24 oktober 2012 ziende deel van klachtonderdeel b) is derhalve gegrond.

5.9 Ten aanzien van de verzending aan mr. Bil van een kopie van verweersters fax aan de kantonrechter van 9 oktober 2013 (12.30 uur) heeft de raad niet kunnen vaststellen of verweerster bewust de verzending heeft vertraagd. Tegenover de stelling van klager dat mr. Bil de fax pas heeft gekregen na diens telefonische verzoek daartoe (naar aanleiding van zijn telefoongesprek met de griffier van de rechtbank) stelt verweerster dat zij de intentie had zo snel mogelijk het afschrift aan mr. Bil te zenden. De feiten waarop het klachtenonderdeel berust kunnen, ten aanzien van de handelwijze van verweerster op 9 oktober 2013, niet door de raad worden vastgesteld. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat enige vertraging tussen het verzenden van de mededeling aan de rechter en het afschrift daarvan aan de advocaat van de wederpartij te billijken valt, al blijft het uitgangspunt (mede op grond van Gedragsregel 15 lid 1) dat zowel de mededeling als het afschrift daarvan gelijktijdig worden verzonden.

5.10 Op grond van het voorgaande verklaart de raad klachtonderdeel b) ten aanzien van de handelwijze van verweerster op 9 oktober 2013 ongegrond.

Ad klachtonderdeel c) en d)

5.11 De raad ziet aanleiding klachtonderdelen c) en d) gezamenlijk te behandelen. Bij de behandeling van klachtonderdelen c) en d) staat voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klager, heeft te gelden de door het Hof van Discipline - de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht - gehanteerde maatstaf, inhoudende dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (i) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (ii) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd zijn met de waarheid, of indien (iii) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

5.12 Tegenover de verwijten van klager dat verweerster de procedure bij de kantonrechter niet had mogen vertragen door pleidooi te verzoeken heeft verweerster, naar het oordeel van de raad: terecht, gewezen op het belang van haar cliënte, dat zij meende te dienen met haar verzoek om pleidooi. Bovendien is het recht op pleidooi verankerd in het (proces)recht. Met haar verzoek heeft verweerster dan ook gehandeld binnen de grenzen van haar advocatuurlijke vrijheid (zoals hiervoor in 5.11 genoemd), door in het belang van haar cliënte te procederen op de wijze die haar, in overleg met haar cliënte, goeddunkt. Klachtonderdeel c) is daarom ongegrond.

5.13 Ook de handelwijze van verweerster waar klachtonderdeel d) op ziet valt binnen de advocatuurlijke vrijheid van verweerster. Het feit dat klager het niet eens was met de verzoeken van verweerster tot correctie van het vonnis, verweerster haar eerste correctieverzoek heeft ingetrokken en de kantonrechter verweersters tweede verzoek heeft afgewezen, doet niet af aan de mogelijkheid om dergelijke verzoeken in te dienen. Ook overigens is niet gebleken dat verweerster de vrijheid die haar op grond van vaste tuchtrechtspraak heeft misbruikt of de in de tuchtrechtspraak ontwikkelde grenzen heeft overschreden. Ook klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Bij de bepaling van een eventueel aan verweerster op te leggen maatregel vanwege de gedeeltelijke gegrondverklaring van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat verweerster ter zitting excuses heeft aangeboden en blijk heeft gegeven van inzicht in haar laakbare handelwijze op 24 oktober 2012. Tevens neemt de raad in aanmerking dat verweerster niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

6.2 Op grond van het voorgaande meent de raad dat het opleggen van een maatregel achterwege kan blijven.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel b) gedeeltelijk gegrond, voor zover dit klachtonderdeel ziet op het nalaten van verweerster op 24 oktober 2012 zoals hiervoor onder 5.6 en 5.7 overwogen;

 - verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. K. Straathof, C. Wiggers, S. Wieberdink, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de ongegrondverklaring van klachtonderdelen a), c) en d) en de gedeeltelijke ongegrondverklaring van klachtonderdeel b) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien de gedeeltelijke gegrondverklaring van klachtonderdeel b) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl