Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:310
Zaaknummer
14-02
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft griffierecht in hoger beroep niet tijdig betaald. Verweerster heeft na constatering van deze fout een akte genomen en daarbij een beroep op de hardheidsclausule gedaan. Het beroep is afgewezen. Verweerster heeft klager eerst geïnformeerd na het eindarrest. Gelet op de beroepsfout en het feit dat verweerster klager niet terstond heeft geïnformeerd is de klacht deels gegrond.
Inhoudsindicatie
Na het eindarrest heeft verweerster cassatie-advies gevraagd en haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar ingelicht. Verweerster heeft daardoor voldoende adequaat gehandeld ten opzichte van klager.
Uitspraak
Beslissing van 12 mei 2014
in de zaak 14-02
naar aanleiding van de klacht van:
de heer [ ]
klager
tegen:
mr. [ ]
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 9 september 2013 heeft klager de klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland. Bij brief van 31 december 2013 met kenmerk 13/143 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland, de klacht ter kennis van de raad gebracht. De klacht is op 3 januari 2014 door de Raad van Discipline ontvangen.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 februari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 31 december 2013 en van de daarbij gevoegde stukken.
2 FEITEN
2.1 Verweerster heeft klager eind 2012 in een procedure, die aanvankelijk in eerste aanleg is gevoerd door een jurist van de DAS rechtsbijstand, in hoger beroep bijgestaan tegen A. levensverzekeringsmaatschappij NV. De procedure in eerste aanleg werd gevoerd bij de rechtbank Den Haag sector kanton. In die procedure is namens klager gevorderd dat A. de pensioenvoorziening van klager premievrij diende voort te zetten. Aan deze vordering werd ondermeer ten grondslag gelegd het feit dat klager ten tijde van zijn dienstverband vanwege een oogaandoening arbeidsongeschikt is geworden in de zin van het pensioenreglement. De vordering van klager werd bij vonnis van 17 juli 2012 afgewezen. Door verweerster is bij het gerechtshof Den Haag tijdig hoger beroep ingesteld. De zaak is aangebracht op 20 november 2012 en is aangehouden tot 18 december 2012, de uiterste datum waarop het griffierecht moest zijn voldaan. Het griffierecht is betaald op 21 december 2012, 3 dagen te laat. Op de rol van 8 januari 2013 is door verweerster een akte genomen waarin zij, naar later is gebleken tevergeefs, een beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule. Het gerechtshof Den Haag heeft op 12 maart 2013 arrest gewezen waarbij in verband met het uitblijven van betaling van het verschuldigde griffierecht, A. werd ontslagen van instantie met veroordeling van klager in de proceskosten.
2.2 Verweerster heeft klager eerst na ontvangst van het arrest op 20 maart 2013 op de hoogte gesteld van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Verweerster heeft cassatieadvies gevraagd. Het cassatie-advies is uitgebracht op 8 mei 2013 en was negatief. Het cassatie-advies is op 24 mei 2013 ten kantore van verweerster met klager besproken.
2.3 Klager heeft verweerster aansprakelijk gesteld. Verweerster heeft haar beroepsaansprakelijkheidsverzekering ingelicht.
2.4 Bij brief met bijlagen van 9 september 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) Verweerster zich niet voldoende deskundig heeft ingespannen bij de behartiging van klagers belangen ondermeer door de termijn van betaling van griffierecht ongebruikt te laten verlopen en klager daarover onvoldoende te informeren.
b) Verweerster zonder overleg met klager en zonder diens instemming het dossier heeft overhandigd aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerster.
c) De beroepsfout heeft erkend en vervolgens geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de gevolgen daarvan en klager onvoldoende te informeren.
3.2 Ter zitting van de raad heeft klager het klachtonderdeel dat verweerster zonder overleg met klager en zonder diens instemming het dossier heeft overhandigd aan een cassatieadvocaat om advies uit te brengen, ingetrokken.
4 VERWEER
4.1 Verweerster erkent het griffierecht niet op tijd te hebben betaald. Zij heeft deze omissie door bij akte een beroep op de hardheidsclausule te doen, willen repareren. Toen dat niet mogelijk bleek heeft zij klager op de hoogte gesteld. In overleg en met goedkeuring van klager heeft zij cassatie-advies gevraagd. Verweerster heeft klager in het gesprek van 24 mei 2013 uitgenodigd haar schriftelijk aansprakelijk te stellen. Klager was er van op de hoogte dat verweerster het dossier ter beoordeling van de aansprakelijkheid en schade aan de beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar over zou leggen.
5 BEOORDELING
5.1 Klachtonderdeel a.
Klaagster erkent dat door haar toedoen het griffierecht te laat is betaald en dat zij dus een beroepsfout heeft gemaakt.. Het had op de weg van verweerster gelegen om klager terstond, na de ontdekking van de niet tijdige betaling, te informeren. Door klager eerst te informeren nadat bij arrest ontslag van instantie aan A. werd verleend, heeft verweerster in strijd met haar verplichting die voortvloeit uit Gedragsregel 8 om klager omtrent belangrijke informatie en feiten tijdig te informeren, gehandeld. Klachtonderdeel a. is derhalve gegrond.
5.2 Klachtonderdeel b.
Tegenover het verwijt van klager dat zonder voorafgaande instemming van klager door verweerster het dossier aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft verzonden, staat de lezing van verweerster, die stelt dat zij eerst na de schriftelijke aansprakelijkheidstelling van klager, na daarover met klager te hebben gesproken en met diens instemming het dossier heeft toegezonden aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Het verwijt dat aan klachtonderdeel b. ten grondslag ligt, is niet feitelijk komen vast te staan. Klachtonderdeel b. is derhalve ongegrond.
5.3 Klachtonderdeel c.
Verweerster heeft geprobeerd haar fout te herstellen door in een akte beroep te doen op de hardheidsclausule. Dit heeft evenwel niet tot het door verweerster beoogde resultaat geleid. Verweerster heeft voorts onderzocht of het instellen van cassatie zou leiden tot een reparatie van de gevolgen van de door haar gemaakte beroepsfout. Verweerster heeft haar beroepsaansprakelijkheidsverzekering ingelicht met betrekking tot de door haar gemaakte beroepsfout. Van de kant van verweerster is derhalve datgene ondernomen wat van verweerster, ter reparatie van de gevolgen van haar beroepsfout, kon worden verwacht. Klachtonderdeel c is derhalve ongegrond.
5.4 Gelet op het uitdrukkelijke verzoek van klager overweegt de raad dat de aard van het verwijt, het maken van een beroepsfout, erin bestaand dat griffierecht niet tijdig is betaald, met zich brengt dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van klager.
6 MAATREGEL
Gelet op het feit dat verweerster inzicht heeft getoond in het tuchtrechtelijk verwijtbare van haar nalaten het griffierecht op tijd te betalen en om klager daarover terstond te informeren ziet de raad aanleiding om te volstaan met de volgende maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
Klachtonderdeel a is gegrond.
Klachtonderdelen b en c zijn ongegrond.
De raad legt aan verweerster een enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs, A.D.G. Bakker, E.A.T.M. Steverink. I.P.A. van Heijst en P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.