Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:313

Zaaknummer

OB 299 - 2014

Inhoudsindicatie

Advocaat dient zich zo goed mogelijk te doen informeren. Vertrouwelijkheid niet geschonden door het stellen van vragen aan de psychiater van klager. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 december 2014

in de zaak OB 299 - 2014

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                                              

klager

 

 

tegen:

 

 

 

verweerster

 

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant d.d. 10 juli 2014, verzonden op 14 augustus 2014, met kenmerk 48/14/084K , door de raad ontvangen op 15 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1.               FEITEN

1.1         Verweerster heeft klager bijgestaan in een ontruimingsprocedure tegen woningstichting X. Klager heeft zich eerder bij herhaling beklaagd over het over het optreden van verweerster. De eerdere klachtzaken van klager tegen verweerster zijn bij de raad geregistreerd onder  referentienummers H 200-2012, ZWB 386-2013, OB 40-2014 en OB 216 en 217-2014.  

1.2         In klachtzaak H 200-2012 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad bij beslissing dd. 17 augustus 2012 de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Het door klager tegen deze beslissing ingestelde verzet is door de raad bij beslissing dd 17 december 2012, als niet tijdig ingediend, niet-ontvankelijk verklaard. In klachtzaak ZWB 386-2013 heeft de raad klachtonderdeel 1 van de klacht gegrond verklaard en ter zake aan verweerster een enkele waarschuwing opgelegd. De raad heeft in deze klachtzaak voorts klager in klachtonderdeel 5 niet-ontvankelijk verklaard, omdat al eerder op dit klachtonderdeel was beslist, en de overige onderdelen van de klacht ongegrond verklaard. In klachtzaak OB 40-2014 is klager bij beslissing van de raad dd. 25 augustus 2014 en in de klachtzaken OB 216 en 217-2014 bij beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad dd. 8 september 2014 niet -ontvankelijk verklaard, aangezien al eerder op de klachten van klager was beslist.

              In de klachtzaken H 200-2012, ZWB 386-2013 en OB 216 en 217-2014 is onherroepelijk door de raad beslist. Klachtzaak OB 40-2014 is thans aanhangig bij het Hof van Discipline.

 

1.3         Uit voormelde klachtzaken zijn de volgende feiten bij de raad bekend.

Bij vonnis van 19 januari 2012 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Gouda (hierna: de kantonrechter), in een procedure jegens  stichting MW, klager veroordeeld om zijn woning te ontruimen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Klager heeft verweerster vervolgens verzocht om rechtsbijstand in deze zaak. Bij per telefax verzonden brief van 7 februari 2012 heeft verweerster, onder overlegging van een conceptdagvaarding, het gerechtshof ’s-Gravenhage verzocht om een spoedprocedure op de grond dat de woningbouwcorporatie niet bereid was de ontruiming – die gepland stond voor 8 februari 2012 – op te schorten in afwachting van het hoger beroep. Het hof heeft daarop beslist om het in te stellen hoger beroep te behandelen met bijzondere spoed (als bedoeld in artikel 9.1.14 van het procesreglement) en heeft de woningbouwvereniging, bij wijze van tijdelijke voorlopige voorziening, mondeling verboden om in de periode tot en met 10 februari 2012 te ontruimen. Bij exploot van 8 februari 2012 is verweerster voor klager in kort geding hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter d.d. 19 januari 2012 en zijn de grieven tegen het vonnis aangevoerd. Op 9 februari 2012 is het procesdossier overgelegd. Bij afzonderlijke brief van 9 februari 2012 zijn door verweerster nog aanvullende producties in het geding gebracht. Ter zitting van 10 februari 2012 hebben partijen hun standpunt bepleit. Verweerster heeft hierbij een pleitnota overgelegd. Partijen hebben ter zitting afstand gedaan van het recht op het nemen van een memorie van grieven respectievelijk een memorie van antwoord en arrest gevraagd. Bij arrest van 21 februari 2012 heeft het gerechtshof voornoemd vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het arrest is gewezen door drie rechters en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2012. Bij brief van 8 maart 2012 heeft verweerster de samenwerking met klager beëindigd. Zij heeft daarin vermeld dat de termijn voor cassatieberoep in het onderhavige geval 4 weken bedroeg, te rekenen vanaf 21 februari 2012, dus tot uiterlijk 20 maart 2012. Daarbij heeft zij de processtukken aan klager geretourneerd en hem voor rechtsbijstand door een andere advocaat verwezen naar het bureau van de Orde van Advocaten in ’s-Gravenhage.

 

2.               KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster op 6 februari 2012 zonder toestemming van klager telefonisch aan de psychiater van klager heeft gevraagd of er sprake was van hallucinatie bij klager, of de medicatie die klager gebruikte voldoende was en of een opname geïndiceerd was.

 

3.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

3.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

3.2         Vast staat dat in de klachtzaken H 200-2012, ZWB 386-2013 en OB 216 en 217-2014 onherroepelijk is beslist. Klachtzaak OB 40-2014 is aanhangig bij het Hof van Discipline. Volgens vaste tuchtrechtspraak kan de klager in een klacht over het optreden van een advocaat waarover  door de tuchtrechter is beslist, niet voor een tweede keer worden ontvangen. De advocaat moet er immers na de beslissing in een klachtzaak op kunnen vertrouwen dat de klacht daarmee definitief afgewikkeld is, behoudens door de klager in een herhaalde klacht te stellen feiten die hem bij de formulering van de eerdere klacht niet bekend waren noch konden zijn.

 

3.3         De klachten die klager bij brief van 15 mei 2014 bij de deken heeft ingediend, hebben betrekking op hetzelfde feitencomplex als waarop de klachten in bovenvermelde zaken betrekking hadden. Door klager is naar voren gebracht dat hij de onderhavige klacht niet eerder heeft kunnen indienen omdat hij pas enkele dagen voor indiening van de klacht bekend is geworden met zijn dossier van de GGZ, waaruit blijkt dat verweerster zich op 6 februari 2012 achter zijn rug om tot zijn psychiater heeft gewend. De voorzitter acht klager, gelet op de door klager vermelde nieuwe omstandigheid in deze klachtzaak ontvankelijk in zijn klacht.

 

 

4.           BEOORDELING VAN DE KLACHT

 

4.1         Uit de door klager overgelegde telefoonnotitie blijkt dat verweerster op 6 februari 2012 telefonisch contact met de psychiater van klager heeft opgenomen. Een advocaat dient zich, om de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te kunnen behartigen, zo optimaal mogelijk te informeren. De voorzitter acht het daarom niet onbegrijpelijk dat verweerster zich, om zich een zo compleet mogelijk beeld van de zaak van klager te kunnen vormen en om klager zo goed mogelijk te kunnen bijstaan, met de psychiater van klager in verbinding heeft gesteld. Verweerster heeft enkel informatieve vragen aan de betreffende psychiater gesteld, waarbij het aan de psychiater ter beoordeling was of hij deze vragen al dan niet zou beantwoorden. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerster de op haar rustende geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Verweerster heeft immers geen vertrouwelijk informatie van klager aan zijn psychiater toevertrouwd.

 

4.2         Klager stelt weliswaar dat hij verweerster toestemming heeft onthouden om contact op te nemen met zijn psychiater, maar deze stelling wordt door klager niet met concrete feiten onderbouwd. 

4.3         Niet gebleken is dat klager enig nadeel heeft ondervonden van het beklaagde optreden van verweerster.

4.4         De voorzitter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat                              verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en zal de klacht op               grond daarvan als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op 9 december 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.