Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:190

Zaaknummer

R. 4558/14.143

Inhoudsindicatie

Klacht tegen deken. Indien klager zich niet met de begrotingsbeslissing kan verenigen is voormelde rol van de deken bij de begrotingsbeslissing geen, althans onvoldoende aanleiding om te kunnen concluderen dat verweerder zich gedragen heeft zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Indien een klager zich niet met de inhoud van het onderzoek of het standpunt van de deken kan verenigen staat het hem vrij de klacht te doen voorleggen aan de Raad van Discipline. De tuchtrechtelijke procedure is niet bedoeld om de handelwijze en het oordeel van een deken over een klacht te beoordelen, behoudens indien en voor zover de deken daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Dit laatste is niet gebleken.

Inhoudsindicatie

 Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline, hierna de voorzitter, heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 26 juni 2014 met kenmerk K 140 2013, door de raad ontvangen op 27 juni 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Mr. R. heeft de belangen van klager behartigd in een conflict met zijn werkgever.

1.2 Bij brief van 30 januari 2012 heeft mr. R. de Raad van Toezicht verzocht om een begroting van de declaratie ten laste van klager.

1.3 Bij brief van 17 mei 2012 met bijlagen heeft klager zijn bezwaren in het kader van de begrotingsprocedure uiteengezet en tevens een klacht tegen mr. R. geformuleerd.

1.4 Op 14 september 2012 is een beslissing gegeven door de Raad van Toezicht op het begrotingsverzoek van mr. R.

1.5 Deze beslissing is op 27 september 2012 aan klager toegezonden.

1.6 Klager heeft een klacht ingediend tegen mr. R. Bij beslissing van 27 november 2012 heeft de voorzitter van de Raad van Discipline de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

1.7 Klager heeft bij brief van 10 december 2012 verzet aangetekend tegen deze beslissing.

1.8 Bij brief van 10 april 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de Raad van Discipline.

1.9 Bij verwijzingsbeschikking van de voorzitter van de Raad van Discipline is deze klacht voor onderzoek verwezen naar de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij in het kader van zijn onderzoek naar de door klager tegen mr R. ingediende tuchtrechtelijke klacht het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad door zich schuldig te maken aan corruptie en/of misbruik van het tuchtrecht in het voordeel van mr. R. door:

  a) ten onrechte de bezwaren van klager tegen de handelwijze van mr. R. af te wijzen door het begrotingsverzoek in behandeling te nemen, terwijl klager had gesteld dat mr. R wanprestatie jegens hem had gepleegd en een begrotingsverzoek om die reden niet aan de orde was. Hierdoor is mr. R. ten onrechte in de gelegenheid gesteld op eenvoudige wijze een incassoprocedure tegen klager te voeren;

  b) klagers klacht tegen mr. R. zonder noemenswaardig verweer van mr. R. “kennelijk ongegrond” te oordelen;

  c) bij inzending van klagers klacht naar de Raad van Discipline aan klager en de Raad van Discipline niet tevens het begrotingsdossier ter beschikking te stellen;

  d) niet te reageren op klagers verzoeken hem behulpzaam te zijn bij het formulieren van zijn klacht tegen mr. R.;

  e) klager geen afschrift te sturen van de notities en/of aantekeningen van de met hem gevoerde besprekingen;

  f) zich schuldig te maken aan misplaatste collegialiteit en niet integer handelen door mr. R. behulpzaam te zijn in het naar aanleiding van klagers bezwaren ingestelde onderzoek.

 

3. BEOORDELING

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en c

3.1 Een begrotingsprocedure voor de Raad van Toezicht is wettelijk geregeld in de Wet tarieven in burgerlijke zaken. Krachtens deze regeling kan de advocaat desgewenst een begrotingsverzoek indienen bij de Raad van Toezicht. Uit de door klager overgelegde beslissing van de Raad van Toezicht van 14 september 2012 blijkt dat mr. R. bij brief van 28 februari 2012 een begrotingsverzoek heeft ingediend betreffende zijn declaratie aan klager van 30 januari 2012, naar aanleiding waarvan die declaratie in de beslissing van 14 september 2012 door de Raad van Toezicht is begroot. De beslissing van de Raad van Toezicht van 14 september 2012 is ondertekend door de deken en de secretaris van de Raad van Toezicht. Zij zijn daartoe bevoegd. De begrotingsprocedure wordt gevoerd op de wijze als neergelegd in de Wet tarieven burgerlijke zaken. Indien de Raad van Toezicht zich bevoegd acht, stuurt de Raad aan de cliënt van de betreffende advocaat een kopie van het verzoek tot begroting met bijlagen, met de uitnodiging daarop te reageren. In het algemeen volgt dan een repliek en een dupliek. Na ontvangst van alle stukken dient de Raad van Toezicht opnieuw over zijn bevoegdheid te oordelen. Indien de Raad zich bevoegd acht, dient hij binnen een redelijke termijn een gemotiveerde beslissing te nemen. Deze procedure heeft in klagers geval geleid tot voormelde beslissing van 14 september 2012.

3.2 Een tuchtrechtelijke klachtprocedure loopt naast en ‘apart’ van een eventuele begrotingsprocedure. Dit betekent dat stukken of bezwaren uit de ene procedure niet worden toegevoegd aan de andere procedure, tenzij die stukken door de advocaat en/of cliënt/klager in de desbetreffende procedure worden overgelegd. Dit betekent dat klager verweerder niet met succes kan verwijten dat hij klagers bezwaren, zoals hem bekend zouden kunnen zijn uit de tuchtrechtelijke klachtprocedure tegen mr. R., niet heeft aangevoerd in de begrotingsprocedure. Het had op klagers weg gelegen deze bezwaren aan te voeren en stukken te overleggen, indien hij van oordeel was dat die bezwaren van belang waren in het kader van de begrotingsprocedure.

3.3 De beslissing in een begrotingsprocedure wordt genomen door de Raad van Toezicht. De rol van verweerder als deken is daarbij beperkt tot die van één van de leden van de Raad van Toezicht en één van de twee ondertekenaars van het besluit van de Raad van Toezicht. Indien klager zich niet met de begrotingsbeslissing kan verenigen is voormelde rol van de deken bij de begrotingsbeslissing geen, althans onvoldoende aanleiding om te kunnen concluderen dat verweerder zich gedragen heeft zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Nu klager ook overigens geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd en aangetoond op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur geschaad heeft, acht de voorzitter dit onderdeel van de klacht kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.4 Een deken heeft een grote beleidsvrijheid betreffende de inrichting van zijn onderzoek naar een tuchtrechtelijke klacht en het geven van zijn standpunt naar aanleiding van die klacht. Indien een klager zich niet met de inhoud van het onderzoek of het standpunt van de deken kan verenigen staat het hem vrij de klacht te doen voorleggen aan de Raad van Discipline. De tuchtrechtelijke procedure is niet bedoeld om de handelwijze en het oordeel van een deken over een klacht te beoordelen, behoudens indien en voor zover de deken daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Dit laatste is niet gebleken.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.5 Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de brief van 18 oktober 2012 - met klagers verzoek hem zo nodig bij te staan bij het formuleren van zijn klacht - is verzonden na de dekenvisie bij brief van 5 oktober 2012. Het standpunt van verweerder dat zijn onderzoek naar de klacht was gesloten en er om die reden geen taak meer voor hem was weggelegd is gegeven die omstandigheid niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

3.6 Het staat de deken vrij al dan niet de inhoud van de gevoerde besprekingen schriftelijk vast te leggen. Indien verweerder stelt dat hij geen gespreksverslagen heeft, is er geen reden om daaraan te twijfelen. De omstandigheid dat klager dit niet als waarschijnlijk inschat, acht de voorzitter onvoldoende om te kunnen concluderen dat de mededeling hieromtrent van verweerder op dit punt niet juist is.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

3.7 Op basis van de stukken en de stellingen over en weer is van corruptie en/of misbruik van tuchtrecht van en door verweerder niet gebleken. Artikel 46c lid 2 Advocatenwet bepaalt dat de deken een onderzoek instelt naar elke bij hem ingediende klacht. Hoe dit onderzoek dient plaats te vinden is niet nader geregeld, hetgeen betekent dat de deken een grote vrijheid toekomt in de inrichting van dat onderzoek en bij het bepalen van de reikwijdte ervan. Door klager zijn geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat verweerder zich heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. In zowel de begrotings- als de tuchtrechtprocedure bestaat bovendien de mogelijkheid voor klager om zijn bezwaren tegen de gang van zaken en de uitkomst aan een rechterlijke instantie voor te leggen.

3.8 Gelet op het voorgaande dient de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 15 juli 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.