Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:228

Zaaknummer

14-26

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij in een echtscheidingsprocedure over onnodig grievende en onterecht beschuldigende uitlatingen. In familiekwesties moet de advocaat waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden en wordt een bepaalde mate van terughoudendheid verwacht. Verweerster heeft de juistheid van door haar beschreven feiten in een voorlopige voorzieningen procedure enkel gebaseerd op wat haar cliënte haar daarover heeft verteld. In combinatie met het ontbreken van een redelijk doel voor het poneren van die feiten had zij meer terughoudend moeten zijn. Klacht gegrond, enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 14 juli 2014

in de zaak 14-26

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 4 februari 2014, door de raad ontvangen op 6 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    De in 1.1 genoemde brief en van de stukken genummerd 1 t/m 7 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld, waarbij zijn ex-vrouw wordt bijgestaan door verweerster. Op 24 juli 2013 heeft de advocaat van klager een verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend bij de rechtbank Gelderland. Het betrof het verzoek van klager om de twee minderjarige kinderen van partijen aan hem toe  te vertrouwen.

2.3    Op 19 augustus 2013 heeft een incident plaatsgevonden waarbij onenigheid is ontstaan tussen de echtelieden in het bijzijn van de kinderen. Naar aanleiding van dit incident is de politie gebeld en is er een tijdelijke regeling vastgesteld in overleg met bureau Jeugdzorg. Deze bestond er uit dat de kinderen op maandag en dinsdag bij de vrouw zouden verblijven, op woensdag en donderdag bij de man en op vrijdag, zaterdag en zondag de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw.

2.4    Op 27 augustus 2013 stond de mondelinge behandeling van het verzoek bij de rechtbank gepland. Verweerster heeft in de aanloop naar de mondelinge behandeling getracht om een vier-gesprek tussen partijen tot stand te laten komen. Dit is niet gelukt en op 26 augustus 2013 heeft zij namens haar cliënte een verweerschrift ingediend.

2.5    Verweerster heeft in het verweerschrift onder meer opgenomen:

“Echter, de man begon de vrouw te sarren dat dit allemaal haar schuld was en heeft haar vervolgens hardhandig van de stoel getrokken, terwijl X bij haar op schoot zat, en buiten gezet. De vrouw heeft tal van blauwe plekken. X heeft nog tussen beiden willen komen, maar werd door de man omver geduwd. Ook X heeft een blauwe plek. Toen de vrouw hardhandig buiten was gezet rende de man met huilende kinderen naar boven”.

In het verweerschrift concludeert verweerster tot afwijzing van het verzoek van de man om X aan de man toe te vertrouwen en refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank terzake het verzoek om Y aan de man toe te vertrouwen.

2.6    Bij brief met bijlagen van 6 oktober 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat

zij zich in het verweerschrift onnodig grievend en onterecht beschuldigend heeft uitgelaten over klager.

4    BEOORDELING

4.1    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2    De raad overweegt daarbij dat de advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden en dat van hem een bepaalde mate van terughoudendheid mag worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in de procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.

4.3    In de onderhavige kwestie betreft het schriftelijke stellingen in een voorlopige voorzieningen procedure, waarbij klager, de man, onder meer probeert de twee gezamenlijke kinderen toegewezen te krijgen. Met de door klager gewraakte tekst van verweerster in het verweerschrift, lijkt zij te willen betogen dat het voor de kinderen onveilig is bij klager. Echter, de vrouw is het blijkens haar verweerschrift wel eens met het toewijzen van één van de kinderen aan de man, althans refereert zij zich op dat punt aan het oordeel van de rechtbank. Daarmee geeft zij in feite toch aan dat het bij de man voldoende veilig is. Gegeven dit feit ontbrak volgens de raad de noodzaak om zo uit te weiden over het incident op 19 augustus 2014 als verweerster heeft gedaan. Dat de passages kwetsend zouden zijn voor klager was te verwachten en zonder het hebben van een redelijk doel, is dat tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij komt  dat verweerster de door haar beschreven feiten uitsluitend heeft gebaseerd op wat haar cliënte haar daarover heeft verteld, hetgeen door verweerster niet in het verweerschrift is vermeld. De juistheid daarvan is dus op geen enkele (andere) wijze voor verweerder bevestigd. Eens te meer had dit voor verweerder aanleiding moeten zijn om, ook tegen de achtergrond van het ontbreken van een redelijk doel die feiten in de procedure naar voren te brengen, daarmee terughoudend om te gaan. 

4.4    Getoetst aan de onder 4.1 en 4.2. geformuleerde maatstaf kan het handelen van verweerster de tuchtrechtelijke toets niet doorstaan. Verweerster heeft door haar optreden de belangen van klager onnodig geschaad door niet de vereiste terughoudendheid aan de dag te leggen die in het bijzonder in familierechtelijke procedures verlangd wordt. De klacht zal om die reden gegrond worden verklaard.

5    MAATREGEL

5.1    Naar het inzicht van de raad is verweerster tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens de wederpartij. Gelet op de ernst van het verwijt acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond;

legt aan verweerster de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door:  mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, F.A.M. Knüppe, R.J.A. Dil, H. Dulack, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juli 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.