Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:110

Zaaknummer

ZWB 131 - 2014

Inhoudsindicatie

Enkel klacht tegen deken dient ter verwijzing naar de voorzitter van de raad van discipline te worden doorgezonden, voor het overige beleidsvrijheid van de deken. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 14 mei 2014

in de zaak ZWB 131-2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

Klager heeft bij brief dd. 10 februari 2014, door de raad ontvangen op 11 februari 2014, tegen verweerder klachten ingediend. Aangezien verweerder deken is van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant heeft de voorzitter van de raad van discipline de klacht bij beslissing dd. 12 februari 2014 verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant, teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in de artikelen 46 c, d en e van de advocatenwet omschreven.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 2 mei 2014 met kenmerk K14-024 , door de raad ontvangen op5 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1             Klager heeft vanaf maart 2012 bij verweerder in diens hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant meerdere klachten tegen mr. X ingediend. Klager heeft in zijn brieven dd. 31 juli, 7 augustus 2012 en 16 januari 2013 en e-mails dd. 21 en 28 januari 2013 aan de raad uiting gegeven aan zijn ongenoegen over de wijze waarop verweerder de klachten onderzocht en afhandelde. De voorzitter van de raad heeft uit voormelde correspondentie in onderlinge samenhang bezien, geconcludeerd dat hieruit bleek dat klager een klacht had ingediend tegen verweerder. Deze klacht is vervolgens ingevolge de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad dd. 29 januari 2013 onderzocht en afgehandeld door de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant en bij brief dd. 16 december 2013 met kenmerk K13-016, door de raad ontvangen op 17 december 2013, doorgezonden naar de raad van discipline. De voorzitter van de raad van discipline heeft de klacht bij beslissing dd. 14 januari 2014 in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is tegen de beslissing van de voorzitter in verzet gekomen. De mondelinge behandeling van het verzet zal plaatsvinden op 2 juni 2014.

 

1.2         Op 5 januari 2014 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant negen nieuwe klachten ingediend tegen mr. X. De staffunctionaris van de orde van advocaten i het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft klager bij brief dd. 8 januari 20-14 bericht dat de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant niet bevoegd was de nieuwe klachten te behandelen en dat hij deze klachten bij verweerder diende in te dienen. Klager heeft de klachten vervolgens bij brief dd. 19 januari 2014 ingediend bij verweerder met het verzoek de klacht door te zenden aan de voorzitter van de raad van discipline met het verzoek een andere deken aan te wijzen, aan welk verzoek verweerder geen gevolg heeft gegeven. De deken heeft de nieuwe klachten tegen mr. X onderzocht en afgehandeld en bij brief dd. 3 februari 2014 zijn dekenstandpunt aan klager toegezonden.

 

2.                KLACHT

2.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder de behandeling van de klacht tegen mr. X in behandeling heeft genomen, terwijl klager hem had verzocht de klacht door te zenden naar de voorzitter van de raad van discipline met het verzoek een andere deken aan te wijzen;

2.    verweerder geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de door klager ingediende klachten

     2.2        Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:

                  Het stond verweerder niet vrij de nieuwe klachten tegen mr. X te behandelen, aangezien er nog een klachtprocedure van klager tegen verweerder aanhangig is. Het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter dient immers nog door de raad te worden behandeld. Verweerder stelt in zijn dekenstandpunt ten onrechte dat deze klacht zou zijn afgehandeld en maakt zich daardoor schuldig aan misleiding en onzorgvuldig handelen. Verweerder heeft ten onrechte niet voldaan aan het verzoek van klager om de klacht ter verwijzing door te zenden aan de voorzitter van de raad van discipline.

                  Verweerder heeft niet alle negen klachten onderzocht en afgehandeld.

 

3.                VERWEER

    3.1         Het staat verweerder vrij om een klacht tegen een advocaat te behandelen, ook indien die klager eerder een klacht tegen diezelfde advocaat heeft ingediend. Dit wordt niet anders indien die klager heeft geklaagd over de wijze waarop verweerder die eerdere klacht heeft afgedaan. Daar komt nog bij dat niet alleen de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, die de tegen verweerder ingediende klacht heeft onderzocht, de klacht als ongegrond heeft beschouwd, maar ook de voorzitter van de raad van discipline. Onder deze omstandigheden stond het verweerder vrij om de nieuwe klachten tegen mr X af te doen. Verweerder heeft bovendien slechts zijn visie op de klacht gegeven, het oordeel daarover is voorbehouden aan de tuchtrechter.

3.2             Verweerder heeft de nieuwe klachten van klager onderzocht en is daarbij tot de conclusie gekomen dat het dezelfde klachten betrof als de klachten waarop al eerder door de raad van discipline is beslist, en voor zover dat niet het geval was, klager zijn klachten in een keer had moeten indienen. Klager hoeft geen genoegen te nemen met standpunt van verweerder. Het stond klager vrij de zaak aan de raad van discipline voor te leggen, wat hij inmiddels ook heeft gedaan.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

   4.2        Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht voor advocaten heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, geldt het advocatentuchtrecht voor hem slechts in die zin dat, indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.3         Het was de plicht van verweerder om de nieuwe klachten van klager tegen mr. X te onderzoeken en af te handelen. Op grond van de advocatenwet bestaat slechts de plicht om een klacht door te sturen naar de voorzitter van de raad van discipline, indien de klacht de deken zelf betreft. Dat was in deze zaak niet het geval. In alle andere zaken is het de beleidsvrijheid van de deken om te bepalen of hij redenen ziet een klacht ter verwijzing voor te leggen aan de voorzitter van de raad van discipline. Hiertoe wordt slechts bij hoge uitzondering overgegaan.

4.4         Het is de taak van een deken om de klacht te onderzoeken en vervolgens desgevraagd voor te leggen aan de raad van discipline. Het is weliswaar gebruikelijk dat een deken zijn standpunt aan partijen kenbaar maakt, maar het beoordelen van de inhoud van de klacht is voorbehouden aan de tuchtrechter. Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerder de klachten overeenkomstig zijn taak heeft onderzocht en daarbij voldoende voortvarend te werk is gegaan. Dat klager zich niet kan verenigen met de visie van verweerder betekent niet dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De klachtzaak tegen mr. X ligt thans ter beoordeling aan de raad van discipline voor. De mondelinge behandeling van de nieuwe klacht tegen mr. X zal plaatsvinden op 2 juni 2014.

4.5         De voorzitter komt op grond van al het bovenstaande tot het oordeel dat verweerder de beleidsvrijheid die hem als deken bij de behandeling van de klacht van klager tegen mr. X toekwam niet heeft overschreden, noch dat verweerder in diens hoedanigheid van deken anderszins het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De voorzitter zal de klacht daarom in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 14 mei 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2014

 

per aangetekende en per gewone post en per e-mail ( evddrift@telfort.nl ) verzonden aan:

- klager

 

en per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

 Brabant.

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.