Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:288

Zaaknummer

ZWB 288 - 2014

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk reeds behandeld door HvD en daarmee afgedaan. Indien twee toevoegingen zijn verleend, mogen deze beide worden gedeclareerd. Klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 november 2014

in de zaak ZWB 288-2014

naar aanleiding van de klacht van:

                                              

klaagster

 

tegen:

 

verweerster

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 28 oktober 2014 met kenmerk K14-066 , door de raad ontvangen op 29 oktober 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerster heeft klaagster in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure in appel bij het gerechtshof bijgestaan en geadviseerd over een mogelijk in te stellen loonvorderingsprocedure jegens dezelfde werkgever als in de procedure wegens kennelijk onredelijk ontslag. Verweerster heeft in beide zaken een toevoeging aangevraagd. De toevoeging in de loonvorderingsprocedure betrof een tweede mutatie van een eerder verleende toevoeging. Klaagster was in deze zaak op basis van een verleende toevoeging eerder al door twee advocaten bijgestaan.

1.2         Klaagster heeft op 30 december 2011 bij de deken een klacht ingediend over het optreden van verweerster in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure bij het gerechtshof. Deze klachtzaak is bij de raad bekend onder referentienummer B 310-2012. De klacht is door de raad bij beslissing dd. 16 september 2013 in alle onderdelen ongegrond verklaard, welke beslissing door het Hof van Discipline bij beslissing dd. 31 maart 2014 is bekrachtigd.

 1.3        In de loonvorderingsprocedure heeft verweerster zich bij brief dd. 4 september 2012 tot het bureau van de orde van advocaten gewend met het verzoek haar toe te staan, wegens een vertrouwensbreuk, de werkzaamheden voor klaagster te beeindigen. De deken heeft verweerster bij brief dd. 28 november 2012 toestemming verleend haar werkzaamheden voor klaagster in de loonvorderingszaak te beeindigen, onder de voorwaarde dat klaagster een redelijke temrijn zou worden gegeven om een nieuwe advocaat te raadplegen. Verweerster heeft klaagster bij brief dd. 3 december 2012 bericht dat zij voornemens was haar werkzaamheden voor klaagster te beëindigen. Zij heeft klaagster tot 31 december 2012 in de gelegenheid gesteld haar te berichten tot welke opvolgende advocaat klaagster zich had gewend, teneinde tot overdracht van het dossier en de toevoeging te kunnen komen. Verweerster berichtte klaagster voorts dat zij indien zij voor 31 december 2012 geen bericht had ontvangen tot beëindiging en declaratie van de adviestoevoeging zou overgaan. Verweerster heeft klaagster bij brieven dd. 17 en 21 december 2012 gerappelleerd. Verweerster heeft op 28 januari 2013 de toevoeging ter declaratie bij de Raad voor Rechtsbijstand ingediend.

 1.4        Verweerster heeft klaagster bij brief dd. 12 mei 2012 een afschrift van de brief van de wederpartij dd. 8 mei 2012 toegestuurd. De brief van de wederpartij betrof een aanmaning van de vordering tot betaling van de proceskosten, waarin klaagster in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure bij arrest van het gerechtshof dd. december 2011 was veroordeeld. 

 

2.           KLACHT

De voorzitter heeft de –overigens niet steeds goed begrijpelijke- klachten van klaagster als volgt verstaan. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat:

1.    verweerster de belangen van klaagster in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure niet goed heeft behartigd;

2.    verweerster buiten klaagster om, nadat zij haar opdracht had neergelegd, namens klaagster een procedure heeft gevoerd;

3.    verweerster haar werkzaamheden twee maal in rekening heeft gebracht

Klaagster brengt ter toelichting op haar klacht onder meer het volgende naar voren:

De eerdere klachten van klaagster zijn door het Hof van Discipline niet goed beoordeeld. Verweerster heeft klaagster ten onrechte vals beschuldigd. De arbeidsrelatie met de A. is onterecht beeindigd.

 

3.           VERWEER    

3.1         Verweerster heeft klaagster in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure in hoger beroep bijgestaan. Verweerster heeft in deze zaak een toevoeging aangevraagd. Verweerster heeft in deze zaak de eigen bijdrage, het griffierecht en verschotten bij klaagster in rekening gebracht. Eerdere klachten van verweerster over de rechtsbijstand van verweerster in deze procedure zijn afgedaan bij beslissing van het Hof van Discipline dd. 31 maart 2014. Hiermee is de behandeling van de klachten afgedaan.

3.2         Verweerster heeft haar werkzaamheden in de loonvorderingsprocedure, met instemming van de deken, voordat het tot een procedure is gekomen beëindigd. Verweerster had die zaak en de toevoeging van de vorige advocaat van klaagster overgenomen. In deze zaak zijn aan klaagster alleen verschotten in rekening gebracht. De toevoeging is als adviestoevoeging gedeclareerd. Na sluiting van het dossier heeft verweerster in deze zaak geen werkzaamheden meer verricht.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Vast staat dat verweerster klaagster in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure in de appelprocedure heeft bijgestaan. Klaagster heeft zich over de werkzaamheden van verweerster in deze zaak eerder beklaagd. Deze klachten van klaagster zijn door de raad en het Hof van Discipline beoordeeld en ongegrond verklaard. Hiermee is de behandeling van deze klachten afgedaan. Nu klachten niet voor een tweede maal ter beoordeling aan de tuchtrechter kunnen worden voorgelegd, kan klaagster, voor zover zij bedoeld heeft te klagen over de werkzaamheden van verweerster in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure niet worden ontvangen en zal de voorzitter klachtonderdeel 1 als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

4.3         Verweerster heeft haar werkzaamheden in de loonvorderingskwestie beëindigd voordat het tot een procedure is gekomen. Verweerster is bij de beëindiging van haar werkzaamheden zorgvuldig te werk gegaan. Zij heeft, rekening houdend met de mogelijk negatieve gevolgen voor klaagster ten aanzien van de (on)mogelijkheid van de overdracht van de toevoeging, de deken om toestemming verzocht voor de beëindiging van haar werkzaamheden in de loonvorderingszaak. Na verkregen toestemming heeft verweerster, conform het advies van de deken, klaagster geruime tijde de gelegenheid geboden om een opvolgend advocaat aan te zoeken, waarvan klaagster geen gebruik heeft gemaakt. Niet gebleken is dat verweerster in de loonvorderingszaak nog (procedurele) werkzaamheden heeft verricht nadat zij deze zaak heeft neergelegd. Wel heeft verweerster in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure, in welke procedure verweerster haar werkzaamheden niet had beëindigd, een aanmaningsbrief van de wederpartij ten aanzien van de vordering tot betaling van de proceskosten waarin klaagster door het gerechtshof was veroordeeld doorgeleid. Het behoorde tot de taak van verweerster om deze brief aan klaagster door te geleiden. Immers, wanneer klaagster niet zou voldoen aan de vordering tot betaling, zou dit mogelijk rechtsgevolgen voor klaagster met zich mee kunnen brengen. Het was de taak van verweerster om klaagster op de hoogte te brengen van de vordering tot betaling van de wederpartij. Dit had niets van doen met de loonvorderingszaak, waarin verweerster haar werkzaamheden had beëindigd. Het tweede onderdeel van de klacht is feitelijk onjuist en zal daarom door de voorzitter als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

4.3         Het derde onderdeel van de klacht kan evenmin tot gegrondheid leiden, nu klaagster geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat verweerster kosten twee maal in rekening heeft gebracht. Waar aan verweerster in twee zaken een toevoeging was verleend, was het haar goed recht in beide zaken de toevoeging ter declaratie bij de Raad voor rechtsbijstand in te dienen. De voorzitter zal het derde onderdeel van de klacht eveneens als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

 

BESLISSING

 

 

De voorzitter:

 

wijst onderdeel 1 van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af;

wijst onderdeel 2 en 3 als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 20 november 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.