Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:253

Zaaknummer

14-233A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Vrijheid van handelen. Verweerder mocht afgaan op informatie cliënt. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen.

Uitspraak

Beslissing van 22 september 2014

in de zaak 14-233A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 26 augustus 2014 met kenmerk 4014-0192, door de raad ontvangen op 28 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerder staat de wederpartij in die procedure bij. De wederpartij is tevens de broer van verweerder.

1.3 Verweerder heeft namens zijn cliënt een verzoekschrift strekkende tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend, waarin hij onder meer heeft geschreven:

Huwelijk en voorgeschiedenis:

1. De man is op 26 augustus 2002 na een langdurig huwelijk weduwnaar geworden. Uit dit huwelijk zijn twee (thans) meerderjarige kinderen geboren, te weten: [X], geboren [datum] en [Y], geboren: [datum]. De kinderen zijn in Limburg geboren. De man heeft tot aan de aankoop van de echtelijke woning te Deventer in Limburg gewoond. Hij was tot aan zijn (pre)pensioen (september 2004) werkzaam bij DSM in Limburg als hoofd chemicus en is voordien gepromoveerd aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.

2. De vrouw is eerder tot tweemaal toe gehuwd geweest, welke huwelijken zijn geëindigd middels echtscheiding. Uit de twee huwelijken zijn vijf (thans) meerderjarige kinderen geboren. De vrouw was op parttime basis werkzaam in het onderwijs aan het [A] Lyceum te Deventer en wegens een onoverbrugbaar verschil van inzicht is dat dienstverband per 1 november 2010 eervol beëindigd. De vrouw geniet nadien een WW-uitkering met aanvulling door haar oud-werkgever.

(…)

4. Vlak voor het bereiken door de man van de pensioengerechtigde leeftijd (geboortedatum man 16 september 1944) zijn partijen op 7 september 2009 te Deventer met elkaar gehuwd, met als doel voor de vrouw daarmee een aanspraak te creëren op nabestaandenpensioen in geval van overlijden van de man.

1.4 Bij brief van 14 januari 2014 heeft klaagster de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) door zijn bijstand aan de echtgenote van klaagster in strijd handelt met gedragsregel 7 lid 4, nu verweerder in het verleden voor klaagster heeft opgetreden;

b) in de procedure onjuiste mededelingen heeft gedaan en zich onnodig grievend jegens klaagster heeft uitgelaten;

c)  van zijn cliënt verkregen informatie niet heeft geverifieerd.

2.2 Ter toelichting heeft klaagster gesteld dat verweerder haar in het verleden heeft bijgestaan in een arbeidsgeschil en dat hij vertrouwelijke informatie die hij daarover heeft nu tegen klaagster gebruikt. Bovendien heeft verweerder klaagster bijgestaan in verband met een door de psycholoog van haar dochter ingestelde incassoprocedure. Het inbrengen van de informatie over het beëindigen van het dienstverband van klaagster dient volgens klaagster geen enkel doel en is bovendien onnodig grievend. Hetzelfde geldt voor de opmerking dat het huwelijk kort voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de echtgenoot van klaagster is aangegaan teneinde voor klaagster een aanspraak op nabestaandenpensioen te creëren. Verweerder heeft ten slotte in het verzoekschrift onjuiste mededelingen gedaan zonder deze informatie te verifiëren.

3 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

3.1 De voorzitter overweegt ten aanzien van dit klachtonderdeel dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt, terwijl voorts de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt. Deze uitgangspunten leiden slechts uitzondering indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in gedragsregel 7 lid 5 òf indien beide partijen overeenkomstig gedragsregel 7 lid 6 op grond van de hun verstrekte behoorlijke informatie vooraf hebben ingestemd met het optreden namens één van beide partijen tegen de andere partij.

3.2 Verweerder heeft gemotiveerd weersproken dat hij voor klaagster is opgetreden in een arbeidsgeschil. De kwestie is behandeld door een jurist van de vakbond en verweerder heeft met de kwestie geen bemoeienis gehad, zodat van een belangconflict geen sprake is geweest. Het feit dat een e-mail van de vakbond aan klaagster via het e-mailadres van de echtgenote van klaagster is doorgezonden aan verweerder maakt zulks niet anders. In de kwestie met de psycholoog heeft verweerder aangegeven dat hij op verzoek van zijn broer in 2009 een kort briefje heeft gezonden aan de (gemachtigde) van de psycholoog, waarna de kwestie op minnelijke wijze is opgelost. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzitter terecht erop gewezen dat niet valt in te zien dat sprake zou zijn van tegenstrijdige belangen. De incassokwestie staat verder los van de onderhavige echtscheidingsprocedure, zodat is voldaan aan de voorwaarden van gedragsregel 7 lid 5.

3.3 Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. 

 Ad klachtonderdelen b) en c)

3.4 Deze klachtonderdelen hangen samen en kunnen gezamenlijk worden beoordeeld. Met deze klachtonderdelen verwijt klaagster verweerder dat hij onjuiste mededelingen gedaan en zich onnodig grievend jegens haar heeft uitgelaten.

3.5 De voorzitter stelt voorop dat nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

3.6  Verweerder betwist dat hij onjuiste mededelingen heeft gedaan en stelt voorts dat hij de van zijn cliënt verkregen informatie heeft geverifieerd en dat bovendien geen aanleiding bestond om daaraan te twijfelen. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat de door hem in het verzoekschrift gedane mededelingen ter zake doende zijn. In het onderhavige geval is de voorzitter noch uit de stukken noch anderszins gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 22 september 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.