Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:418

Zaaknummer

139/13

Inhoudsindicatie

Een advocaat is gehouden te reageren op brieven en telefoontjes van de gemachtigde van de  wederpartij, die relevante vragen stelt over de afwikkeling van een vonnis.De advocaat kan zich niet verschuilen achter het argument dat hij de zaak weer heeft teruggeven aan zijn opdrachtgever en dat de opdrachtgever zelf zal reageren, terwijl hij ook aan de gemachtigde van de wederpartij heeft toegezegd zelf informatie te zullen verstrekken. Voorts is het klachtwaardig als een advocaat weigert mee te werken aan de tenuitvoerlegging van een vonnis waarop een dwangsomi is gesteld en vervolgens wel aanspraak maakt op betaling van de dwangsommen. Klacht gegrond; berisping.

Uitspraak

Beslissing van 5 december 2014

in de zaak 139/13

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

gemachtigde: mr. [    ]

 

tegen

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 12 december 2013 met kenmerk 011/012 K086, door de raad ontvangen op 13 december 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 oktober 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager had een geschil met zijn zoon over voortzetting van de onderneming die aanvankelijk door vader en zoon gezamenlijk werd gedreven. Klager wordt in dat geschil bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.3    Verweerder heeft van het incassobureau M. opdracht gekregen de zoon bij te staan in het geschil met zijn vader. Genoemd bureau was zowel tijdens de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep de opdrachtgever van verweerder.

2.4    In hoger beroep heeft het gerechtshof L. bij arrest van 24 april 2012 klager veroordeeld om een perceel grond dat op naam van vader en zoon stond, over te dragen aan de zoon en om de proceskosten te voldoen. Aan het arrest was een dwangsom verbonden.

2.5    Incassobureau M. heeft bij brief van 1 mei 2012 klager een termijn gesteld van 5 dagen om voor betaling zorg te dragen dan wel een betalingsregeling te treffen. Op 3 mei 2012 heeft de deurwaarder in opdracht van genoemd bureau een exploot van betekening en bevel uitgebracht.

2.6    Op 4 mei 2012 heeft de gemachtigde van klager de deurwaarder bericht volledige medewerking te verlenen ten aanzien van de overdracht van het perceel en ten aanzien van de proceskosten, het laatste in overleg met verweerder.

2.7    Bij brief van 8 mei 2012 heeft de deurwaarder de gemachtigde van klager bericht dat het perceel reeds was overgedragen en dat daardoor geen sprake was van verbeurde dwangsommen en slechts de proceskosten moesten worden voldaan.

2.8    Bij brief van 25 mei 2012 heeft de gemachtigde van klager aan verweerder meegedeeld dat, in tegenstelling tot de eerdere mededeling van 8 mei 2012, uit de kadastrale gegevens was gebleken dat het perceel nog steeds op naam van vader en zoon stond en dat klager daardoor kosten maakte die niet voor rekening van klager mochten komen. De gemachtigde van klager stelde voor zo spoedig mogelijk over te gaan tot levering van het perceel en om de eerder genoemde kosten te verrekenen met de proceskostenveroordeling.

2.9    Op 13 juni 2012 hebben de gemachtigde van klager en verweerder elkaar (wederom) telefonisch gesproken, waarbij verweerder zijn excuses heeft aangeboden voor het feit dat hij nog niet aan de kwestie was toegekomen. Bij brief van 14 juni 2012 heeft verweerder aan de gemachtigde van klager meegedeeld dat hij ‘de zaak bij cliënt in de week heeft gelegd en hem de vraag heeft voorgelegd wie de kosten in 2010 en 2011 van dat stuk grond heeft betaald’.

2.10    Bij brief van 9 juli 2012 meldde verweerder aan de gemachtigde van klager dat klager nog steeds niet aan de inhoud van het arrest had voldaan, zodat de dwangsommen inmiddels waren opgelopen tot € 52.000,00 en steeds verder opliepen. Verweerder kondigde tevens executiemaatregelen aan ter zake van de dwangsom en de proceskosten. Gelijktijdig ontving de gemachtigde van klager een brief van de deurwaarder die wederom aanzegde dat de dwangsommen zouden worden verbeurd als het perceel niet zou worden overgedragen.

2.11    Bij brief van 18 juli 2012 heeft de gemachtigde van klager er nogmaals op gewezen dat het perceel nog steeds niet was overgedragen en voorgesteld de levering zo spoedig mogelijk te doen plaatsvinden. Daarop heeft verweerder niet gereageerd.

2.12    Bij brief van 1 augustus 2012 heeft de advocaat van klager aan verweerder gemeld dat de deurwaarder begonnen was met de eerder aangezegde executiemaatregelen en dat aanspraak werd gemaakt op € 67.000,00 aan verbeurde dwangsommen. De advocaat van klager heeft verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade op grond van onzorgvuldig handelen van verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder stelselmatig niet inhoudelijk heeft gereageerd op telefonische en schriftelijke berichten van de gemachtigde van klager over de overdracht van het perceel en over de afwikkeling van de proceskosten terwijl het aan de cliënt van verweerder, als verkrijger van het stuk grond, was om een notaris aan te wijzen en een en ander in gang te zetten. De gemachtigde van klager heeft verweerder herhaaldelijk verzocht aan te geven waar en wanneer de akte kon worden gepasseerd.

b)    verweerder niets heeft geregeld over de overdracht van het perceel grond, hoewel klager steeds heeft aangegeven mee te willen werken aan de overdracht en berichten van verweerder daarover afwachtte. In tegendeel, verweerder stelde klager in gebreke en maakte aanspraak op een bedrag van € 67.000,00 aan verbeurde dwangsommen.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder voert aan dat het aan klager was om actie te ondernemen op basis van het arrest van het gerechtshof L. en dat deze een afspraak met de notaris zou moeten maken voor de overdracht. Klager heeft de zaak maar op zijn beloop gelaten.

De zoon was weliswaar cliënt van verweerder, maar incassobureau M. was zijn opdrachtgever. Genoemd incassobureau zorgde, na het wijzen van het arrest, voor de verdere afwikkeling. De taak van verweerder als advocaat was toen ten einde en hij fungeerde slechts als doorgeefluik ten aanzien van de verzoeken en voorstellen van de gemachtigde  van klager aan incassobureau M.

4.2    Er is steeds gecorrespondeerd tussen incassobureau M. en de gemachtigde van klager. Wel is er tweemaal contact geweest over de proceskostenveroordeling en de wijze van betaling van dat bedrag. Verweerder heeft daarvan kennis genomen en doorgegeven aan zijn opdrachtgever, incassobureau M. Daarom heeft verweerder niet gereageerd naar de gemachtigde van klager toe en heeft evenmin initiatief genomen tot de overdacht.

4.3    Nadat incassobureau M. verweerder had geïnformeerd over het feit dat klager nog niet aan de inhoud van het arrest had voldaan, heeft verweerder in het belang van klager diens gemachtigde op de hoogte gesteld.

4.4    Verweerder is in zijn brief van 9 juli 2012 aan de gemachtigde van klager inderdaad niet teruggekomen op het voorstel van de gemachtigde van klager met betrekking tot spoedige levering van het perceel. Verweerder had daartoe echter geen voorstel gekregen en had daar geen weet van. De correspondentie over de overdracht liep tussen de gemachtigde van klager en de deurwaarder. Daarnaast liep de kwestie van de overdracht ook via incassobureau M. en de deurwaarder.

Ad klachtonderdeel b)

4.5    Het aanzeggen van de dwangsommen is gebeurd in opdracht van incassobureau M. Genoemd incassobureau heeft de deurwaarder opdracht gegeven tot betekening en executie over te gaan.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    De raad constateert dat uit de overgelegde briefwisseling blijkt dat verweerder bij de gemachtigde van klager de indruk heeft gewekt dat hij nog steeds voor incassobureau M. c.q. de zoon van klager optrad, ook na het arrest van het gerechtshof L. van 24 april 2012. Hij reageerde immers inhoudelijk op brieven van de gemachtigde van klager, onder meer in zijn brief van 14 juni 2012 waarin hij schrijft dat hij de kwestie van de overdracht en de proceskostenveroordeling bij zijn cliënt ‘in de week’ heeft gelegd. Tevens staat als onweersproken vast dat er telefonisch overleg heeft plaatsgevonden tussen de gemachtigde van klager en verweerder en dat verweerder diverse brieven over de kwestie heeft geschreven aan verweerder. Verweerder heeft daarbij niet aangegeven dat hij zich niet met de afwikkeling bemoeide. Ondanks brieven van de gemachtigde van klager is verweerder in gebreke gebleven concreet te antwoorden op het verzoek van de gemachtigde van klager mee te werken aan de overdracht van het perceel grond. De raad oordeelt zulks tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    De raad is van oordeel dat het inderdaad aan de zoon van klager was om een notaris aan te wijzen en de overdracht in gang te zetten terwijl tevens vaststaat dat klager heeft aangeboden mee te werken aan de overdracht. Het is onbehoorlijk om, hoewel klager heeft aangegeven mee te willen werken aan de overdracht, aanspraak te maken op verbeurte van de dwangsommen terwijl tevens vaststaat dat verweerder wel bemoeienis had met de afwikkeling van de gevolgen van het arrest van het gerechtshof L. van 24 april 2012, althans bij klager die indruk heeft doen ontstaan.

5.3    De klacht is in beide onderdelen gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Bij de op te leggen maatregel houdt de raad rekening met het feit dat het vertrouwen van klager in de advocatuur ernstig is geschaad door het optreden van verweerder, die medewerking aan de nakoming van een uitspraak van een rechterlijke instantie traineert, hoewel klager, als veroordeelde partij daartoe wel bereid is, waarbij verweerder vervolgens wel aanspraak maakt op forse bedragen ter zake van dwangsommen, waarbij zelfs een kort geding noodzakelijk was om executoriale maatregelen tegen te houden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, H.J. Meijer, N.H.M. Poort, E.A.C. van de Wiel, leden en bijgestaan door mr.  D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2014.

 

griffier                                                                           voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl