Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:209
Zaaknummer
R. 4574/14.159
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij.
Inhoudsindicatie
Uit de brief van de advocaat van klager blijkt dat verweerders cliënte kennelijk had verzuimd om aan verweerder door te geven dat klager op voorhand € 200,-- per maand had voldaan ter zake de kinderbijdrage en over de maanden mei en juni een bedrag van € 415,--. Deze gang van zaken valt aan verweerders cliënte te wijten en niet aan verweerder. De advocaat is immers afhankelijk van hetgeen zijn cliënt hem mededeelt.
Inhoudsindicatie
Verweerder kan niet met succes worden verweten dat hij ten behoeve van zijn cliënte de nodige stappen heeft ondernomen om de betaling van de achterstand in kinderalimentatie af te dwingen. Verweerder heeft dat pas gedaan nadat de nodige tijd was gepasseerd en klager in de gelegenheid was gesteld om de achterstand in de betaling te voldoen.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 10 juli 2014 met kenmerk R 2014/65 ml, door de raad ontvangen op 11 juli 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft de belangen behartigd van de ex-partner van klager bij de beëindiging van de samenwoning.
1.2 Uit de relatie van klager en zijn ex-partner is een, thans nog, minderjarige dochter geboren. Partijen hebben bij de rechtbank Rotterdam geprocedeerd over, onder meer, de vast te stellen kinderbijdrage. Klager werd in die procedure bijgestaan door mr. N.
1.3 Bij beschikking van 14 maart 2013 heeft de rechtbank Rotterdam bepaald dat klager met ingang van 29 augustus 2012 een maandelijkse onderhoudsbijdrage van € 415,-- moet betalen voor zijn dochter.
1.4 Per 1 januari 2013 werd deze bijdrage geïndexeerd met 1,7%.
1.5 Op 27 maart 2013 heeft verweerder klager via zijn advocaat verzocht om de achterstallige kinderalimentatie te betalen.
1.6 Op 29 mei 2013 heeft verweerder de advocaat van klager laten weten over te gaan tot betekening van voornoemde beschikking aan klager, omdat de betaling van achterstallige alimentatie was uitgebleven.
1.7 Bij faxbrief van 11 juni 2013 heeft verweerder aan de advocaat van klager aangekondigd de deurwaarder opdracht te zullen geven tot het leggen van loonbeslag.
1.8 De advocaat van klager heeft hierop gereageerd bij faxbrief van 13 juni 2013 en heeft aangegeven dat de achterstand met ingang van 30 juni 2013 niet € 4.182,46 bedroeg, maar € 1.832,11.
1.9 Verweerder heeft de advocaat van klager bij faxbrief van 26 juni 2013 namens zijn cliënte laten weten in te stemmen met de gestelde achterstand en aangegeven dat indien de betaling niet voor eind juni zou zijn geschied de deurwaarder alsnog beslagmaatregelen zou treffen.
1.10 Verweerder heeft op 5 juli 2013 de deurwaarder opdracht gegeven loonbeslag te leggen.
1.11 Op 22 augustus 2013 is het loonbeslag gelegd.
1.12 Bij brief van 1 maart 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder:
a) dat een te hoog bedrag was berekend als achterstand voor de door klager te betalen kinderalimentatie (het verschil bedroeg € 2.345,35);
b) dat hij niet heeft gereageerd op de brief van klagers advocaat van 13 juni 2013.Als hij dat wel had gedaan, was de tussenkomst van de deurwaarder niet nodig geweest;
c) dat hij een deurwaarder heeft ingeschakeld en dat daardoor onnodige bijkomende kosten aan klager in rekening zijn gebracht, en
d) dat hij niet heeft gereageerd op klagers brieven van 6 en 27 januari 2014, waarin klager verweerder aansprakelijk had gesteld voor de onnodig gemaakte kosten ad € 317,68.
3. BEOORDELING
3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
3.2 Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b
Uit de brief van de advocaat van klager van 13 juni 2013 blijkt dat verweerders cliënte kennelijk had verzuimd om aan verweerder door te geven dat klager op voorhand € 200,-- per maand had voldaan ter zake de kinderbijdrage en over de maanden mei en juni een bedrag van € 415,--. Deze gang van zaken valt aan verweerders cliënte te wijten en niet aan verweerder. De advocaat is immers afhankelijk van hetgeen zijn cliënt hem mededeelt. Uit de faxbrief van 26 juni 2013 volgt dat verweerder heeft gereageerd op de faxbrief van 13 juni 2013. Klagers verwijt dat verweerder niet op de faxbrief van zijn advocaat van 13 juni 2013 zou hebben gereageerd, mist derhalve feitelijke grondslag.
3.3 Ten aanzien van de klachtonderdelen c en d
Klager verwijt verweerder dat hij onnodig een deurwaarder heeft ingeschakeld en dat daardoor bijkomende kosten aan klager in rekening zijn gebracht. Op basis van de stukken in het dossier is komen vast te staan dat er een betalingsachterstand was ontstaan voor de kinderalimentatie. Deze bleek – na herberekening door klagers advocaat – niet zo hoog als aanvankelijk werd gedacht. Verweerder heeft klager vervolgens in de gelegenheid gesteld om het bedrag dat klagers advocaat had berekend voor het eind van de maand juni 2013 te betalen. Toen op 5 juli 2013 nog niet door klager was betaald, besloot verweerder de deurwaarder opdracht te geven tot het leggen van loonbeslag. Uiteindelijk blijkt de deurwaarder pas op 22 augustus 2013 het beslag te hebben gelegd. Kennelijk bestond de betalingsachterstand op dat moment nog.
Verweerder kan niet met succes worden verweten dat hij ten behoeve van zijn cliënte de nodige stappen heeft ondernomen om de betaling van de achterstand in kinderalimentatie af te dwingen. Verweerder heeft dat pas gedaan nadat de nodige tijd was gepasseerd en klager in de gelegenheid was gesteld om de achterstand in de betaling te voldoen.
Klagers verwijt, dat verweerder niet heeft gereageerd op zijn brief van 27 januari 2014, waarin klager verweerder aansprakelijk heeft gesteld voor de overbodige deurwaarderskosten (€ 317,68), treft geen doel. Verweerder heeft betwist deze brief te hebben ontvangen. Afgezien van het feit dat verweerder heeft gesteld de betreffende brief niet te hebben ontvangen, kan verweerder niet met succes worden verweten dat hij in de gegeven omstandigheden kosten heeft gemaakt om tot inning van de achterstallige kinderbijdrage te komen. Niet is gebleken dat verweerder als advocaat van klagers wederpartij, en gelet op de grote mate van vrijheid die hem bij het behartigen van de belangen van zijn cliënte toekomt, jegens klager op enigerlei wijze ontoelaatbaar en daarmee klachtwaardig heeft gehandeld.
3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4. BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 24 juli 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 25 juli 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.