Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:240
Zaaknummer
7069
Inhoudsindicatie
Niet gebleken van conflicterende belangen bij partijen waarvoor verweerster optrad. Geen sprake van onvoldoende deskundige bijstand. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 14 juli 2014
in de zaak 7069
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 27 januari 2014, onder nummer 13-231, aan partijen toegezonden op 27 januari 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN ECLI:NL:TADRARL:2014:89.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 21 februari 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief d.d. 2 mei 2014 van de gemachtigde van klager de antwoordmemorie van verweerster.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 mei 2014, waar klager, vergezeld van mr. X., en verweerster zijn verschenen. Mr. X. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) (mogelijk) tegenstrijdige belangen te behartigen;
b) klager geen adequate juridische bijstand te verlenen terwijl zij voor klager optrad.
3.2 Ter toelichting op de klacht stelt klager dat het verweerster reeds in november 2011 duidelijk moet zijn geworden dat de belangen van W. B.V. (hierna: W.) en de exploitanten, waaronder klager, niet langer parallel liepen.
3.3 Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster in december 2011 enkel W. geadviseerd heeft in het ontstane geschil met V. en niets heeft gedaan voor de exploitanten. Als gevolg hiervan zijn er voor klager en de overige exploitanten meer problemen ontstaan en is er extra nadeel ontstaan. Dit nadeel zou niet zijn ontstaan wanneer verweerster zich reeds in november 2011 zou hebben teruggetrokken.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Klager is met zijn echtgenote eigenaar van een windmolen die deel uitmaakt van een windmolenpark waarin meerdere exploitanten participeren. W. is als projectontwikkelaar betrokken geweest bij de realisatie van het park en heeft de dagelijkse leiding. Verweerster is de huisadvocaat van W. en van een van de andere exploitanten (A.). Bij de bouw zijn meerdere leveranciers betrokken geweest.
4.2 Bij een aantal molens zijn technische problemen ontstaan. Bij brief van 22 september 2011 heeft de leverancier van de windmolens, (V. B.V.) onder verwijzing naar een rapport van Z., gesteld niet aansprakelijk te zijn voor defecten, en daarnaast een offerte gedaan om een voorziening te treffen waardoor verdere schade zou kunnen worden voorkomen.
4.3 Bij e-mail van 17 oktober 2011 heeft een vertegenwoordiger van W. de exploitanten voorgesteld om gezamenlijk verweerster in te schakelen voor een reactie richting V.. De exploitanten, waaronder klager, hebben zich akkoord verklaard, waarop verweerster V. bij brief van 20 oktober 2011 aansprakelijk gesteld heeft voor de door de exploitanten geleden en nog te lijden schade. Reeds door V. gemaakte kosten voor reparatie en herstel zouden dan ook niet door hen worden betaald, aldus verweerster in haar brief.
4.4 Bij e-mail van 29 november 2011 heeft de vertegenwoordiger van W. aan de exploitanten bericht, naar aanleiding van een brief van V. van 22 november 2011 aan de exploitanten, het verstandig te achten dat uitsluitend verweerster namens de gezamenlijke exploitanten zou optreden en dat zij inhoudelijk op de brief van V. van 22 november 2011 zou reageren. Vragen of opmerkingen konden aan W. worden gedaan.
4.5 Bij e-mail van 23 december 2011 heeft verweerster aan de advocaat van V. bericht dat zij het standpunt van haar cliënten over de aansprakelijkheid voor de schade handhaafde maar hen had geadviseerd ter voorkoming van verdere schades het voorstel van V. van 22 september 2011, inhoudende het aanbrengen van een sperfilter, te accepteren. Dit is vervolgens gemeld aan de vertegenwoordiger van W., die op zijn beurt de exploitanten daarover heeft geïnformeerd bij e-mail van 30 december 2011. In januari 2012 zijn de exploitanten door de vertegenwoordiger van W. verder geïnformeerd.
4.6 In maart en april 2012 zijn besprekingen gevoerd met verschillende partijen en notities besproken, waarna verweerster namens alle exploitanten opdracht heeft verstrekt aan de TU Twente om een onderzoek te verrichten naar de oorzaak van de problemen met de windmolens.
4.7 In juni 2012 is de rechtsbijstand aan klager op zijn verzoek beëindigd en vanaf de zomer van 2012 treedt verweerster alleen nog op voor A.
5 BEOORDELING
5.1 In zijn beroepschrift voert klager een zestal grieven aan tegen de beslissing van de raad. Deze lenen zich voor een gezamenlijke behandeling nu de gestelde tegenstrijdige belangenbehartiging en de onvoldoende rechtsbijstand daarvan de kern vormen. Voor zover klager in zijn aanvullende stukken en in zijn pleitnotitie nieuwe verwijten over nalatigheden en / of tekortkomingen van verweerster aan de orde stelt, laat het hof deze buiten behandeling, nu in appel niet voor het eerst daarover kan worden geklaagd.
5.2 Kern van het eerste verwijt is de (mogelijk) tegenstrijdige belangenbehartiging. Het hof heeft dit niet kunnen vaststellen. Verweerster is in 2011 ingeschakeld om de gemeenschappelijke belangen van de exploitanten te dienen. Van enig belangenconflict om namens de exploitanten te kunnen optreden was geen sprake. Toen bleek dat alle betrokken leveranciers en de exploitanten van mening bleven verschillen over de oorzaken van de gebreken aan de windmolens heeft verweerster namens de exploitanten opdracht verstrekt aan de TU Twente. Klager heeft daartegen niet geprotesteerd. Ook in de periode daaraan voorafgaand is niet gebleken van conflicterende belangen bij de partijen waarvoor verweerster optrad, ten gevolge waarvan verweerster niet meer voor klager zou kunnen optreden. Dat klager geleidelijk het vertrouwen in (de aanpak van) verweerster kwijt raakte, maakt dit niet anders.
5.3 Ook het tweede verwijt (onvoldoende deskundige bijstand) is niet aannemelijk geworden. Verweerster heeft moeten constateren dat iedere belanghebbende zijn eigen opvatting had over de mogelijke oorzaken van het gebrekkige functioneren van de windmolens in het park. Het is niet aan haar om de oorzaken daarvan vast te stellen, doch om juridische bijstand te verlenen zoals bij de opdrachtverlening namens de exploitanten is besproken.
5.4 Het hof onderschrijft voor het overige de overwegingen van de raad en komt tot dezelfde conclusie. De grieven zijn ongegrond.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem- Leeuwarden van 27 januari 2012 onder nummer 13-231.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A.J.M.E. Arpeau, E. Schutte en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2014.