Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:221

Zaaknummer

14-037A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van de wederpartij, die 14 jaar geleden als advocaat in loondienst (mede) voor klaagster heeft gewerkt, waardoor Gedragsregel 7 lid 4 zou worden geschonden. Klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 september 2014

in de zaak 14-037A

naar aanleiding van de klacht van:

B.V.

Gemachtigde: mr.

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 februari 2014 met kenmerk 4013-1008, door de raad ontvangen op 13 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 juli 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder en diens gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in §1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 11 en van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is vanaf december 1999 tot en met augustus 2000 als advocaat in dienstbetrekking werkzaam geweest bij X. Holding B.V., welke vennootschap onderdeel uitmaakt van een groep vennootschappen, waartoe ook klaagster behoort. In deze functie heeft verweerder onder meer werkzaamheden verricht ten behoeve van klaagster. 

2.3 Klaagster heeft thans een geschil met onder meer F. B.V., van welke partij zij teruggave van een aantal trailers vordert.

2.4 Bij kortgedingvonnis van 25 januari 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam de vorderingen van klaagster jegens onder meer F. B.V. afgewezen. Verweerder trad in die procedure op namens F. B.V.

2.5 Bij brief van 30 augustus 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in strijd met gedragsregel 7 lid 4 optreedt tegen klaagster, waarbij hij de tijdens zijn diensttijd bij X. Holding B.V. verworven kennis over het bedrijf in het voordeel van de wederpartij van klaagster kan aanwenden.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klacht tardief is omdat klaagster er in ieder geval sinds november 2012 mee bekend is dat hij betrokken is bij het geschil tussen klaagster en F. B.V.

4.2 Van strijd met Gedragsregel 7 lid 4 is geen sprake omdat hij slechts 9 maanden bij X. Holding B.V. en niet bij klaagster in dienst is geweest. Hij deed slechts werkzaamheden in het kader van de dagelijkse gang van zaken en was niet betrokken bij de beleidsbepaling. Met de directeuren van klaagster had verweerder niet of nauwelijks contact, zodat het  door klaagster veronderstelde gebruik van specifieke kennis over het bedrijf en de denkwijze van de leidinggevenden elke grondslag mist.

5 BEOORDELING

ontvankelijkheid

5.1 Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat de klacht tardief is en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, overweegt de raad als volgt.

5.2 In lijn met vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, neemt de raad tot uitgangspunt dat het beginsel van rechtszekerheid meebrengt dat een advocaat ervan moet kunnen uitgaan dat, wanneer een cliënt zodanige onvrede heeft met de wijze waarop zijn belangen zijn behartigd dat hij meent daaromtrent een klacht te moeten indienen, deze daarmee niet te lang wacht, op straffe van niet-ontvankelijkheid. Daarbij dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter wordt getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het voornoemde beginsel van rechtszekerheid. Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst van de hiervoor bedoelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden moeten worden bepaald.

5.3 Ervan uitgaande dat klaagster – zoals verweerder heeft aangegeven – vanaf november 2012 bekend had kunnen met zijn betrokkenheid bij het geschil met F. B.V. heeft zij daarover binnen een jaar geklaagd. Gesteld noch gebleken is dat verweerder door dit tijdsverloop in zijn verdediging is geschaad. Deze periode tussen bekendheid met de gedraging en de klacht acht de raad niet zo lang dat klaagster niet in haar klacht ontvangen kan worden.

inhoudelijk

5.4 De raad overweegt dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een (voormalige) cliënt. Een advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënten geraakt, terwijl voorts elke cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan en zal worden gebruikt. Gedragsregel 7 lid 4 bepaalt daarom dat het een advocaat niet is toegestaan tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem op te treden, behoudens het bepaalde in de leden 5 en 6 van gedragsregel 7.

5.5 Vast staat dat verweerder F. B.V. heeft bijgestaan in de door klaagster aangespannen procedure tegen F. B.V. Voorts staat vast dat verweerder als advocaat in loondienst van X. Holding B.V. ook werkzaamheden voor klaagster heeft verricht, zodat klaagster in zoverre is te beschouwen als een voormalige cliënt van verweerder. Klaagster heeft geen toestemming als bedoeld in Gedragsregel 7 lid 6 gegeven.

5.6 Sinds de werkzaamheden voor klaagster en diens optreden voor F. B.V. in het geschil met klaagster is in ieder geval 12 jaar verstreken. Vanwege dit ruime tijdsverloop is de raad van oordeel dat zich in beginsel geen belangenconflict als bedoeld in Gedragsregel 7 meer kan voordoen. Dit is slechts anders indien op grond van bijzondere omstandigheden blijkt van een belangenconflict. Het is dan aan klaagster om dat aan te tonen.

5.7 Klaagster is er niet in geslaagd bijzondere omstandigheden naar voren te brengen die er, ondanks het ruime tijdsverloop, blijk van geven dat een belangenconflict in de weg staat aan het optreden van verweerder voor F. B.V. De correspondentie uit het jaar 2000 die klaagster ter illustratie van de door verweerder voor haar verrichte werkzaamheden heeft overgelegd, is op geen enkele wijze in verband te brengen met het (huidige) geschil van klaagster met F. B.V. Voorts heeft klaagster haar stelling niet aannemelijk gemaakt dat verweerder, vanwege zijn toenmalige dienstbetrekking, thans nog over specifieke kennis over het bedrijf en haar directeuren beschikt, waarmee F. B.V. in het bijzonder is gebaat, dan wel dat verweerder anderszins gebruik maakt van vertrouwelijke informatie van klaagster. Ook overigens is verder niet gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van klaagster. Gelet hierop is de raad tevens van oordeel dat is voldaan aan de in Gedragsregel 7 lid 5 gestelde voorwaarden voor afwijking van Gedragsregel 7 lid 4. De klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs G. Kaaij, N.M.N. Klazinga,

B. Roodveldt en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 september 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl